Joden vieren geen kerst - met dit verhaal won Bianca Nederlof de gedeelde 3e prijs!

Het thema van onze schrijfwedstrijd in samenwerking met Schrijven Online was dit jaar 'Het kerstdiner'. Juist daarom vielen de twee verhalen over Joden op, die samen op de derde plaats eindigden. In principe vieren Joden natuurlijk geen Kerst en bovendien gingen beide verhalen over de Tweede Wereldoorlog, dus ook van vrede op aarde was geen sprake. En toch, ondanks hun opmerkelijke overeenkomsten, staan deze verhalen diametraal tegenover elkaar. En de juryleden na lezing ook...

Vorige week publiceerden wij het verhaal van Petra Zegerius (lees hem hier). Deze week is het tijd voor het verhaal van Bianca Nederlof!

Dit zei de jury erover:

Joden vieren geen kerst van Bianca Nederlof is een verhaal over Kerst tijdens de Hongerwinter. Vanuit het perspectief van een negenjarige jongen beleven we mee hoe er door zijn ouders met minimale middelen toch nog iets van de maaltijd wordt gemaakt. Aanvankelijk lijkt het daarmee een kerstvertelling als zovele: een wat-waardeer-je-meer-als-je-weinig-hebt-verhaal. Maar door een antisemitische opmerking van de vader kantelt het beeld. Het contrast met de kinderlijke onschuld benadrukt de rauwe realiteit van de oorlog. En dan eindigt het voor het ene jurylid bijna misselijkmakend verontrustend, maar juist daardoor zo sterk. Terwijl het voor de ander zodanig ontspoort dat het verhaal zijn geloofwaardigheid verliest. Daarvoor hebben we echter wel een redactionele tip: zou meneer Gerritsen, die het gezin vlees levert, ook echt slager zijn, dan is het overtuigender.


Joden vieren geen kerst

25 december 1944 Marten kneep zijn ogen tot spleetjes. De vlammetjes van de twee kaarsjes veranderden zo in sterretjes. Ernaast stond de coniferentak, die moeder bij wijze van kerstboom had neergezet. De geur van de stoofpot vulde al de hele middag de keuken. Martens vader had in ruil voor een deken wat vlees gekregen van meneer Gerritsen. Het was maanden geleden dat ze vlees hadden gegeten. Eindelijk stond moeder op om de drie kommen te vullen. ‘Eet smakelijk, lieverds.’ Ze zette het geurige eten op de keukentafel. ‘Zo is het toch nog een fijne kerst.’ ‘Een fijne kerst?’ brieste vader. ‘Dat het maar eens klaar is met die verdomde oorlog! Vrede op aarde… Niet zolang Hitler niet heeft afgerekend met die rotjoden.’ ‘Pieter,’ zei zijn moeder zachtjes, op verwijtende toon. Vader sloeg met zijn vuist op tafel. ‘Die jongen heeft nooit anders gekend dan oorlog!’ Marten was pas vijf toen de Duitsers hier de straten in marcheerden. Het was zijn allereerste herinnering en die was hem altijd helder bijgebleven. De angst van moeder, het gekrijs van mensen die werden meegenomen. De schoten die werden afgevuurd. ‘Laten we nu maar eten,’ zei moeder snel. Het vlees was taai, maar de smaak was boven verwachting goed en het vulde zijn maag. Van binnenuit warmde hij op en dat bracht een tevreden loomheid over hem. Alleen de stilte aan tafel vond hij onprettig. ‘Joden vieren geen kerst,’ zei hij, het eerste wat in hem opkwam. ‘Die vieren in december een ander feest. Dat heet Chanoeka.’ Vaders vork bleef even boven de kom zweven, voor hij hem liet zakken. ‘Hoe weet jij dat?’ ‘O, Johan vertelde het me.’ Meteen besefte Marten dat hij een fout had gemaakt. Zijn ouders staarden hem aan en hij richtte zijn ogen op de kom. Johan Gerritsen was zijn allerbeste vriend. Een paar dagen geleden vertelde hij Marten een serieus geheim, dat zat ondergedoken in hun kelder. Het bleef stil aan tafel en Marten tilde zijn hoofd op. Vader en moeder wisselden een korte blik met elkaar. ‘Eet maar vlug verder,’ zei moeder zacht. ‘Voordat het koud wordt.’ Zwijgend schraapten ze alle drie hun kom leeg met een stuk brood. Boter had moeder helaas niet kunnen krijgen.

 

26 december 1944 Op de plekken waar Marten zijn schoenen zette, smolt het miezerige laagje sneeuw meteen weg. De wind sneed door de scheur van zijn jas. Hij trok zijn sjaal wat hoger, tot over zijn oren. Nog voordat hij het pad naar de Gerritsens op liep, stormde de buurvrouw naar buiten. ‘Gisteravond laat zijn ze meegenomen.’ Terwijl ze sprak vormde zich een wolkje voor haar mond. ‘Er zat een Jood in de kelder.’ Ze kwam dichter bij Marten staan en boog zich naar hem toe. ‘Blijkbaar was hij al dood. Het vlees was van zijn botten geschraapt.’ Marten bevroor. De buurvrouw draaide zich om en slofte terug. Voor ze naar binnen stapte keek ze over haar schouder naar Marten en snoof. ‘Zij hebben in elk geval een goed laatste kerstdiner gehad.’


Deel deze blog: