Weg van weg – Jowi Schmitz

Er is een moment dat mijn personage Anna in het bos ligt. Het is nacht, ze is helemaal alleen en ze denkt: ik weet niet hoe dit moet. Die gedachte gaat over meer dan het bos, het gaat over weggelopen zijn. Ze kijkt voor het eerst vooruit, in plaats van achteruit.

Ik herinner me dat moment van Anna, al was de situatie totaal anders. Ik was vijftien, ook net weggelopen en woonde in een kraakpand. Iemand vroeg me. ‘Maak jij even koffie?’ En ik was zó stoer aan het zijn dat ik al bij het koffieapparaat stond voordat ik me realiseerde: ik heb nog nooit koffie gezet. Ik weet niet hoe dit moet. Ik kon nog geen eitje bakken.

Dat je niet voor jezelf kunt zorgen, op een heel fundamenteel niveau, is eerst beangstigend en daarna enorm bevrijdend. Als je er even over nadenkt tenminste en dat deed ik toen nogal veel. Net zolang nadenken tot het leven weer werkbaar werd. Lukte dat niet, dan verkleinde ik de tijd: ik weet niet hoe het volgende week moet, maar misschien wel hoe het vandaag moet. Nee? Dan deze ochtend. Ook niet? Dit uur. Deze tien minuten, deze minuten. Je eindigt altijd bij: ademhalen.

Dat was op zichzelf al een ontdekking, voor dat vijftienjarige meisje dat ik was.

Van het weglopen ben ik gegroeid, de seconden werden weer minuten, uren, ik kan soms al maanden aan, als ik lesgeef leg ik zelfs een heel jaar vast.

Maar nu Weg is verschenen ben ik opeens weer terug in dat bos.

Want mijn vakbroeders mogen het dan een mooi boek vinden – ik krijg heerlijke mailtjes met als titel: Weg van Weg – maar gaat dit boek een groter publiek vinden? Gaat het zelf op pad? Kan het wel voor zichzelf zorgen?

Ik probeer mijn boek te helpen; ik schrijf erover, vraag of iedereen een online recensie wil schrijven, op bol.com bijvoorbeeld. Ik probeer niet al te zenuwachtig te worden als die recensies daadwerkelijk verschijnen.

Redt Weg het een jaar? Een half jaar? Een maand? Hoe hard ik er ook naast ren: het verhaal moet uiteindelijk zichzelf verkopen.

Hup Weg! Ik ga hier wel even zitten. Adem in. Adem uit.

Wil je een gesigneerd exemplaar van Weg?

Mail dan: jowi@schrijversacademie.nl

cover-weg

Over de auteur:

Jowi Schmitz schrijft voor volwassenen en kinderen. Ze debuteerde in 2005 met Leopold, een roman over een man die kip wordt. Daarna verschenen er non-fictie boeken, nog een roman, diverse kinderboeken en allerlei andersoortige teksten.
In 2012 werd haar jeugddebuut Ik heet Olivia en daar kan ik ook niks aan doen bekroond met de Vlag en Wimpel, de Duitse vertaling kreeg het jaar erop de Duitse Luchs-prijs.
Voor het ontwikkelen van het scenario voor de gelijknamige film, in samenwerking met producent BosBros en regisseur Anne de Clerq, kreeg ze onlangs subsidie van het Filmfonds.
In 2015-2016 verschenen De schat op school; Stan en de negen rovers (Kluitman, 7+). Een boek over solidariteit in de metaalsector Samen. Over solidariteit in de metaal (in opdracht van MN Pensioenfonds en de FNV-metaal). Het Jubileumboek van de VandenEnde Foundation en het boek over kunstenaar Robert Duyf, Een vreemde vogel.
Haar beste boek tot nu toe, verscheen in november 2016. Weg gaat over een meisje dat wegloopt naar Barcelona om de vrijheid te veroveren.

Crime passionel – Stefan Popa

Ik heb mijn eerste groep bijna afgemaakt. Natuurlijk niet letterlijk en zo wel, dan was het een crime passionel. Nee hoor. Of nou ja: wel hoor, van dat laatste dan, maar dat eerste is simpelweg omslachtig geformuleerd. Eigenlijk houden we niet van omslachtige formuleringen. We moeten scherp zijn.

Meestentijds zijn we dat gelukkig ook. Mijn studenten leven nog en dat niet alleen, ze leven voor het schrijven. Stuk voor stuk zijn zij betere schrijvers geworden in het halfjaar dat we samenkomen in het Literatuurhuis in Utrecht. Ik vind dat fascinerend om mee te maken. Hun voortgang is in eerste instantie aan de studenten zelf te danken. Ik ben wat dat betreft onschuldig. Schrijven leer je namelijk door veel te schrijven. En dat deden ze, dat doen ze en dat zullen ze hopelijk nog lang blijven doen.

Je moet niet willen schrijven, je moet schrijven, elke dag weer.

Zo doe ik dat ook al jaren. Inmiddels is mijn derde roman een week of wat jong en kan ik terugkijken op mijn schrijfproces. De verovering van Vlaanderen is beter dan A27 en A27 was beter dan Verdwenen grenzen. Ik zie dat ik scherper, origineler ben geworden. Gelukkig maar. Maar om te zeggen dat ik tevreden ben? Dat nooit. Heel veel langer wil ik er echter niet over nadenken. Daar houd ik niet van. Ik ben iemand die altijd maar door wilt, soms (lees: vaak) ten koste van het geluk dat een moment stilstaan kan opleveren. Ik hoef niet per se gelukkig te zijn. Ik wil schrijven, scheppen, doen. Het punt dat ik probeer te maken: ik houd van komma’s. Blijven schrijven, doorgaan.

De studenten uit mijn eerste groep zijn ook nooit tevreden met hun verhalen. Dat hoort zo. Wie het perfecte verhaal heeft geschreven, hoeft nooit meer aan een nieuw verhaal te beginnen. En dat is zelfs het perfecte verhaal niet waard. Sorry, lezers, daar is schrijven veel te leuk voor.

Dus schrijf, kameraden, schrijf en streef naar bijna-perfectie.

Dan doe ik met jullie mee.

Over de auteur:

Stefan Popa is auteur van Verdwenen grenzen, A27 en De verovering van Vlaanderen. Daarnaast is hij freelance journalist / kopijschrijver en echt een super leuke schrijfdocent. Twitter: @SCPopa

 

stefan-popa-schrijversacademie

Verval – Manna Mulder

verval

De laatste tijd valt mij op dat allerlei mensen die ik vanuit mijn jeugd ken, maar niet tot mijn persoonlijke vriendenkring behoren, ineens sterk verouderen. Het betreft leeftijdgenoten of net iets ouder. Het is als een afgevallen herfstblad dat je mee naar huis neemt omdat het zo mooi gekleurd is; na een paar dagen is het verschrompeld en verdroogd. Als je het oppakt, breekt het. Eigenlijk verkort een weergave van een periode in het leven tussen pakweg vijfveertig en zeventig jaar.  Precies die periode waarin ik nu zit. Een periode van verval.

Alles gaat zakken,  kraken, hangen.

Bij de een meer dan bij een ander. Afhankelijk van genen, omgeving en gebeurtenissen in ieders persoonlijk leven. En toch, los daarvan, ontkomt niemand er aan. En dat zie ik. Zoals bij een kennis die ik onlangs ontmoette. Ooit een prachtige, goedverzorgde vrouw.  Ik had haar lang niet gezien en de aanblik van haar verschijning deed mijn ogen pijn en boezemde mij bijna angst in. Hoe krampachtig zij vasthield aan haar natuurlijke ooit jonge, frisse  uiterlijk. Goddank zonder Botox, maar wel met een immens (kunst?) gebit dat zo breed was dat bijna haar mond niet meer sloot. Het haar was volledig dood-geverfd. Het hing als rechte stugge draden langs haar hoofd, het brokkelde bijna af als je er naar keek. Een griezelige verschijning, waar doorheen ik nog maar net de bijzondere vrouw kon zien die zij ooit was.

Sinds kort eet ik wel eens in een soort buurtrestaurant dat gerund wordt door allerlei vrouwen uit de mij omliggende straten. Onder andere als vrijwilligster in de bediening. Het is aandoenlijk om te zien. Je ziet ze helemaal opgefleurd in hun rol als serveerster (met een keurig schortje voor), wat misschien heel oneerbiedig klinkt. Ze spelen een soort van ‘restaurantje’, nu hun taak als psychologe, lerares, advocate enz. er vanwege de pensioengerechtigde leeftijd op zit. En ze glimmen.

Ze zijn lief.

Het zijn oude-re meisjes. Ze koken heerlijk en voor een klein bedrag kun je daarvan meegenieten. De mee-eter, een raar woord dat in deze context een heel andere betekenis heeft dan in de tijd dat zij/wij de adolescente leeftijd deelden, geniet ook. Er ontstaat een sfeer van vroeger, herkenbaar. Het is de vooravond van het elkaar gaan ontvallen. Evenals bij de wel veel intiemere vriendschappen van veertig, soms wel vijftig jaar al. Alle decorum verandert. Kwalen worden besproken, en in vrouwengezelschap is ook het een en ander al gepasseerd; de belevenissen van kleine naar grote kinderen, van menstruatieklachten via overgangsklachten  met opvliegers en nachtelijk zweten, naar haarkleuring, haaruitval, snor-en baardgroei en versleten gewrichten van knieën, polsen, handen en heupen. Sommigen proberen nog volop deze fase te bestrijden met zang en dans, wandelen met vriendinnengroepen (waarbij de stemhoogte door de groepssamenstelling soms wel met een halve octaaf stijgt).  Soms ook leesclubjes of toneel passe partouts.

Ik onttrek me aan het meeste, ben teveel op mezelf. Geraakt of van nature. Ik hou niet van al die feestelijkheden, het geeft me meestal een ongemakkelijk gevoel. Tegelijk mis ik daardoor soms essentiële zaken in de omgang en neem ik het niet altijd even nauw, zoals bijvoorbeeld met uiterlijkheden. Het maakt me slordig.

En zo zit ik nu, wachtend in de garage op mijn auto die straks weer met zijn ‘winterjas’  naar mij toe komt. Zoals ik destijds wachtte op de kinderen totdat ze uit school kwamen. Jaar, na jaar, na jaar. En ineens bedenk ik me doordat té veel alleen zijn, dat ik mijn flosdraadjes en vieze papieren zakdoekje in de deursteun naast me heb laten liggen. Terwijl ik me had voorgenomen het weg te gooien om de reparateur er niet op te vergasten. Een bewijs dat een bepaalde teloorgang zich al van mij meester gemaakt heeft.

Over de auteur:

Manna heet ik, geboren midden jaren vijftig in deze hoofdstad uit een journalist als vader en een verpleegster als moeder. Inmiddels wees. Zelf moeder van een behoorlijk gezin, echtgenote. Ex-leerkracht. Reeds anderhalf jaar blije student aan deze opleiding bij de Schrijversacademie, met gelukkig nog een aantal modules in het verschiet! Schrijven geeft mij rust.

Geen kind meer – Esther Boek

Al van jongs af aan was ik met woorden bezig.

Alles wat ik in mijn hoofd had en niet kon ordenen schreef ik op. Veel meisjes van mijn leeftijd schreven dagboeken vol. Gaven dit gebonden papier zelfs namen en vertrouwden op die manier hun woorden toe aan ‘Lieve Eva’, ‘Lieve Anna’ of gewoon ‘Lief dagboek’ voor degene met minder fantasie of meer realistisch vermogen. Ook ik heb pogingen ondernomen maar had niet de lust, of de discipline, om dit langer dan een dag of drie vol te houden. Daarom werden mijn hersenspinsels gedichten.

Uitgeven, daar dacht ik niet aan. Ik typte ze op een blanco vel papier, met gaatjes in de zijkant, en deed ze vervolgens in een speciaal voor dit doel uitgekozen multomap. Als ik een foutje maakte moest het hele werk opnieuw. Want gewoon op een knopje drukken waardoor elke verkeerde letter verdwijnt in het eeuwige niets, dat had je niet met een typemachine. En als de inkt halverwege op was, waardoor de letters vager werden, was het niet nieuwe inkt en opnieuw printen. Nee, dan moest ik van voor af aan beginnen. Toch werkte dit ook en zo ontstond mijn eigen gedichtenbundel. Gewoon de voorloper van uitgeven in eigen beheer met maar één exemplaar als uitgave.

Wel heb ik eenmalig een poging gewaagd om een gedicht leesbaar voor het grote publiek te krijgen.

In de vijfde klas, de huidige groep zeven, moesten we als opstel een gedicht schrijven. Het leverde mij een tien op en veel lof van de meester. Dus trok ik de stoute schoenen aan en stuurde mijn woorden op rijm op naar de kinderpagina van het plaatselijke parochieblaadje. Vol trots las ik in de eerstvolgende uitgave mijn gedicht, maar allengs maakte deze trots plaats voor verontwaardiging toen ik het daaronder geschreven commentaar las: ‘Dat dit gedicht door de elfjarige Esther zelf geschreven is geloven we niet, maar we vonden het zo mooi dat we het toch hebben geplaatst’.

Ik besloot verder te schrijven aan de vulling van mijn multomap maar hield mijn werk weer helemaal voor mezelf.

Ik werd ouder en paarden en vriendinnen werden belangrijker in mijn leven. Schrijven verdween op de achtergrond maar de woorden bleven. Nu vooral geschreven door anderen en ik verslond menig boek. Wel was ik de schrik op elke sinterklaasavond, want als ik jouw lootje getrokken had kreeg je geen rijmpje bij je surprise maar een epistel.De jaren gingen in elkaar over en de woorden groeiden met mijn leeftijd mee. Het zelf schrijven verdween naar een plekje in mijn hoofd en werd iets waar ik ooit nog wat mee wilde doen. Zelf een boek uitgeven was nog steeds niet iets dat echt op mijn bucket list stond. Maar wat ik er dan wel mee wilde moest nog door mij uitgevonden worden.

En toen kwam het jaar 2013

Inmiddels was ik allang dat elfjarige meisje uit het parochieblaadje niet meer en waren twee van mijn drie kinderen die leeftijd inmiddels ook al ruimschoots ontstegen. De dagen van mijn leven regen zich aaneen als een redelijk volmaakt snoer. Sommige kralen waren prachtig terwijl andere best lelijk waren en die, als ik had mogen kiezen, ook geen onderdeel van mijn ketting zouden zijn geweest. Maar ik was niet ontevreden met het exemplaar. Tot het moment dat mijn levensketting brak. De kralen vielen op de grond. De eerste twee weken liet ik ze liggen. Was niet in staat ze op te rapen. Daarna vond ik weer wat kracht en besloot opnieuw te gaan rijgen. Ik moest zoeken, op de moeilijkste plekken, naar mijn verloren kralen. Er zat niets anders op dan te gaan rijgen met wat ik teruggevonden had. Sommige kralen vond ik echter nooit meer. Ook kwamen er in de loop der tijd exemplaren bij die ik voorheen niet gezien had, waar ik aan voorbij gelopen was. Mijn levensketting kreeg een nieuwe vorm, werd nooit meer dezelfde ketting. Daar kon ik om rouwen of daar kon ik mee dealen. Ik koos voor een vorm van die twee. Ik liet de zwarte kralen niet liggen maar ging doelbewust op zoek naar gekleurde exemplaren.

Om tijdens het rijgen van mijn nieuwe levensketting verankert te blijven, greep ik terug op wat ik als kind al deed. Ik schreef mijn gedachtes, gevoelens en gebeurtenissen op. Zo was ik in staat om elke kraal die ik vond op de juiste plek te rijgen. In de weken, maanden, jaren daarna, werd mijn rijgen zwaar op de proef gesteld. Soms moest ik andere kralen zoeken. Maar even zo vaak moest ik kralen van mijn ketting halen en opnieuw gaan rijgen. De aantekeningen werden toch eindelijk dat dagboek. Al was ik nog steeds zo’n realist om dat schriftje geen naam te geven. Het dagboek werd een boek. Een wraakboek, vol boze woorden en haatdragende zinnen. Ik las het boek en ik herkende mijn geschiedenis. Maar mezelf vond ik er niet in terug. Ik las over een vrouw die aan het overleven was, haar gezin koste was kost overeind wilde houden, gerechtigheid probeerde te krijgen. Maar die ook, in die strijd, zichzelf dreigde te verliezen. Dat wilde ik niet. Dat gunde ik ook de daders van de gebroken ketting niet. Ik besloot het wraakboek te gaan herschrijven. Om uiteindelijk een boek te schrijven over onrecht, schuld en schaamte. Maar bovenal een boek over de liefde van een moeder voor haar zoon.

Ik schreef me in bij de Schrijversacademie waar ik in september 2014 begon aan mijn basismodules. Daan Remmerts de Vries werd mijn leermeester. Nadat hij me de fijne kneepjes van het schrijversvak had bijgebracht ging ik me specialiseren bij Carla de Jong. Mijn wraakboek kreeg steeds meer vorm en werd langzaam maar zeker minder boze woorden en meer een psychologische thriller. Op advies van Carla ging ik met haar mee naar Amsterdam. Uiteindelijk werd mijn manuscript aangeboden bij een uitgeverij van Singel uitgeverijen. Het werk waar ik zo trots op was, en waarbij ik voor de volle honderd procent achter de vorm stond, werd niet geheel goedgekeurd door de betreffende redacteur. Hij vond het niet literair genoeg voor een roman en niet slachtoffer genoeg voor een non-fictieboek omdat ik niet alleen mijn verhaal had belicht, maar ook de kant van degene die mijn ketting gebroken hadden. De vorm die het manuscript nu had zou voor geen enkele redacteur aantrekkelijk zijn om uit te geven, was zelfs een opmerking in mijn leesrapport. Maar beide voorgestelde vormen wilde ik juist niet schrijven. Dus stond ik voor een groot dilemma. Besloot ik de vorm te veranderen om mijn werk uitgegeven te krijgen, iets wat inmiddels wel hoog op mijn bucket list stond, of bleef ik trouw aan mezelf en dat waarin ik geloofde?

Ik besloot het laatste en stuurde mijn manuscript op naar een paar andere uitgeverijen. Tot mijn grote verbazing kreeg ik van drie redacteuren terug dat zij interesse hadden in mijn manuscript. Uiteindelijk ging ik op gesprek bij de uitgeverij die bij het bezoek aan hun website voor mij al heel goed voelde, De Crime Compagnie. Hun ontvangst was als een warm bad en hun enthousiasme over dat wat uit mijn hersenpan ontsproten was, werkte aanstekelijk en voelde als een enorme eer. Al tijdens dat gesprek besloten we samen in zee te gaan en zal 1 maart 2017 mijn debuut Geen kind meer in de boekhandel liggen.

Maar waar gaat Geen kind meer nu eigenlijk over?

Wat is het verhaal achter mijn ketting?
Het is voorjaarsvakantie als de 19-jarige Max door een grote politiemacht van zijn bed wordt gelicht. Hij wordt verdacht van verkrachting van een tienermeisje, Charlotte. Anna, zijn moeder gelooft in de onschuld van haar zoon en strijdt als een tijger aan zijn zijde voor gerechtigheid. Dat dit een zware opgave is wordt nog duidelijker als ook een tweede meisje, Destiny, met een aangifte van verkrachting tegen Max komt.

Anna wordt geconfronteerd met leugens, geweld en corruptie en moet alle zeilen bijzetten om zichzelf, maar bovenal haar gezin, op de been te houden, terwijl zij ondertussen haar kind dreigt te verliezen.

In het boek volgen we de levens van Max, Anna’s andere twee kinderen en haar man. Maar ook volgen we de levens van Charlotte en Destiny, hun vrienden en vriendinnen en de gezinnen waartoe ze behoren. Wat bewoog deze meisjes om aangifte te doen? Dit verhaal beslaat het schemergebied van de adolescentie, waarin het verwarrend kan zijn wat mag en wat niet. Zijn tieners kinderen of zijn het volwassenen? En wanneer realiseren ze zich de gevolgen van wat ze doen?

Ik ben Anna, Max is mijn zoon. Hij werd veroordeeld tot anderhalf jaar cel om een jaar later, in hoger beroep, vrijgesproken te worden. De verkrachtingen hebben nooit plaatsgevonden. Ze bestonden slechts in meisjeshoofden, geroepen uit teleurstelling, om onder verantwoording uit te komen, om aandacht te genereren. Maar eenmaal uitgesproken tegen ouders, was er geen weg meer terug. Konden ze niet anders dan blijven volharden in hun leugens, die al snel een waarheid werden waar zijzelf in gingen geloven?

Leugens met misdadige gevolgen voor mijn gezin.

Hoewel dit een verhaal is over groot onrecht, gaat het hier niet louter over onmacht, verdriet en woede. Het gaat vooral over de kracht van onvoorwaardelijke liefde. Een boek over de strijd om gerechtigheid.

Bekijk op facebook, ook is mijn boek al te bestellen bij alle boekhandels. Onder andere bij de bruna en ako.

Ondanks dat Geen kind meer een boek is dat ik nooit had willen schrijven ben ik trots en dankbaar dat het toch een publicatie zal worden.

Over de auteur

Ik ben Esther Boek, geboren in 1967 in het Brabantse land en uiteindelijk de liefde achternagegaan in de Betuwe. Schrijven is voor mij communiceren, verbinden, troosten, ordenen. Het lezen van boeken geeft me een inkijkje in werelden waar ik nooit zal komen, laat me dingen beleven die ik nooit heb beleefd. Ik kan me dan ook geen leven zonder woorden voorstellen. Taal maakt ons als mens uniek en onderscheidt ons van alles wat leeft. Taal kan barrières opwerpen maar ook muren neerhalen. Taal is een kracht, kan een wapen zijn maar ook een heelmeester. Ik hoop dat dat mijn geschreven woorden mensen herkenning zal geven, troost, ontspanning en een korte vlucht uit het jachtige leven.

esther-boek

Voorbij – Manna Mulder

Voorbij was het, wat ik ook geprobeerd had.

Ik had op mijn hoofd gestaan, op handen en voeten gelopen, van een halve liter in de zenuwen van de observatie per ongeluk 5 liter gemaakt, alles was genoteerd, vastgelegd voor de eeuwigheid. En hoe ik mijn best gedaan had, hoog en laag gesprongen, gewend en gekeerd, gelaveerd, hand in eigen boezem gestoken, tevergeefs.

Ik bereidde me al vanaf zeven uur ’s ochtends voor, bracht het digibord in stelling, het had allemaal niet mogen baten. In eerste instantie werd ik beoordeeld door ene mevrouw van der Staay, de naam zegt eigenlijk al genoeg. Zij kwam uit de buurt van Bodegraven. Een stijf uitziende jonge vrouw, in de heer en de leer. Zij kon ‘op het eerste gezicht niets bijzonders opmerken…’, maar met een klein lampje kon ze na lang zoeken blijkbaar toch van alles vinden, zo las ik in haar verslag. Ze vulde dialogen in die niet de mijne geweest waren, ze legde mij dingen in de mond, interpreteerde vrij en toen was het gedaan. Alles had ze zwart op wit, inclusief weerkerende spelfouten, keurig vastgelegd in een rapportage. De zaak leek beklonken.

Maar ik kreeg toch nog een kans.

Men vond het toch ook wel erg karig, in 4 werkdagen een heel verbetertraject met een voldoende doorlopen te moeten hebben. Dus daarna kwam mevrouw Mooy, een echte Amsterdamse. Daar kon ik als autochtoon wel goed mee uit de voeten. Maar het kwaad was al geschied. Ach, eigenlijk al bij voorbaat. Alles stond immers vast, net als bij velen van mijn collega’s. En er was ook inmiddels teveel geschiedenis ontstaan: Amsterdammers, over het algemeen recht voor zijn raap, dat valt niet altijd even goed. Niet iedereen die in Amsterdam woont en werkt spreekt ook ‘Amsterdams’, laten we maar zeggen. Al doet men het vaak wel zo voorkomen.

Maar goed.

Een van de mooiste zinnen uit de rapportage vond ik wel: ’mevrouw zit met één bil op tafel.’ Welke leerkracht zit niet af en toe even met één bil op tafel, met twéé soms wel. En tegen een meerwaarde van dertig procent salaris functioneren zij nog steeds naar behoren. Trouwens, wat te denken van: ‘mevrouw corrigeert over de leerlingen heen’, wat duidde op een zacht vinger geknip om de (educatief) televisiekijkende kinderen niet te storen. Wie doet dat niet? Ik schat 99,9%. Je gaat toch niet door het beeld van dertig leerlingen heen lopen om tegen die ene ‘wipper’ te zeggen: ‘Ga eens goed zitten, anders val je om!’ Waardoor iedereen vervolgens raakt afgeleid. Maar had ik het wel zo gedaan, door de groep lopen, was dát een min geworden. Het maakte niet uit wát ik deed, hóe ik het deed. Kansloos bij de start. En niemand is perfect, ook ik niet. Maar er zijn redenen om mijn bedenkingen te hebben, gezien de inkrimping van het totale lerarenbestand uiteindelijk.

Herscholen

De zaak werd netjes afgehandeld en volgens de regels mocht ik mij herscholen, omscholen en ik ging op zoek alsof ik in een snoepwinkel kiezen mocht. Ik kreeg een vast bedrag dat paste bij mijn aantal gewerkte jaren. Via allerlei cursusaanbod en op zoek naar journalistieke mogelijkheden om mijn wens dan toch misschien nog op de valreep in vervulling te laten gaan, kwam ik bij toeval op de site van de Schrijversacademie. Mijn leven kreeg weer perspectief, helemaal toen ik de daad bij het woord mocht gaan voegen. Ik zette mijn gehele budget in. Startdatum zou 3 maart 2015 worden. Ik was ingedeeld bij de Basiscursus bij Daan Remmerts de Vries.

Op de dag van de Februaristaking overleed mijn moeder, niet in het harnas, wel dement, maar toch nog immer mijn moeder. De vrouw die me liefdevol had grootgebracht. De verstandige, belezen, wijze vrouw van wie ik de voorgaande jaren al beetje bij beetje afscheid genomen had. De moeder van wie ik zoveel hield en die langzaam aan mijn kind geworden was. Ze had me altijd met raad en daad bij gestaan. Was altijd modern van geest geweest, trots en sterk.

Er was naast verdriet ook opluchting

Het leven was voor haar eigenlijk mensonterend geworden.

Nu moesten we de dag gaan bespreken dat we afscheid van haar lichaam zouden gaan nemen. Ik dacht maar steeds aan die ene dag, 3 maart. De cursus zou om zes uur ’s avonds beginnen. Misschien kon het nog. Maar er waren te veel dooien die dag, blijkbaar. En gezien haar wens, Driehuis, waren we afhankelijk van de open gaatjes in de agenda en zo konden we om drie uur in de middag daar terecht, op drie-drie. Het leven is niet te plannen, de dood evenmin.

Gelukkig kon ik twee weken later starten bij Maaike Gerritsen. Het werd een bijzondere module. Met veel openhartigheid, tranen soms, het diepste van je ziel laten zien. We werden ondergedompeld in elkaars ziele roerselen. Het schiep een band.

En ondanks alle verlies, alle pijn, was deze opleiding een baken geworden in een rusteloos leven. Het werd een periode van herijking. Verrijking. Een periode die zoveel gaf en invulde wat ik heel lang gemist had, waar ik heel lang naar verlangd had, een leven van schrijven, overpeinzen, scheppen, schaven en herschrijven. Een nieuw begin, geboren uit een voorbije tijd.

Over de auteur:

Manna heet ik, geboren midden jaren vijftig in deze hoofdstad uit een journalist als vader en een verpleegster als moeder. Inmiddels wees. Zelf moeder van een behoorlijk gezin, echtgenote. Ex-leerkracht. Reeds anderhalf jaar blije student aan deze opleiding bij de Schrijversacademie, met gelukkig nog een aantal modules in het verschiet! Schrijven geeft mij rust.

blogfoto-schrijversacademie-oktober-2016