Verzin een ideale lezer – Een schrijftip van De Boekenfluisteraar

Is het niet een wonder dat een reeks woorden op een wit vel papier in je hoofd een verhaal wordt? Thomas Mann werd door zijn kinderen Der Zauberer genoemd, de tovenaar, en schrijven is inderdaad een soort toverkracht. Het is een directe route naar het brein van je lezers: jouw woorden veranderen in hun hoofden in beelden. Dat betekent ook dat schrijven niet vrijblijvend is. Wie schrijft wil bij lezers iets bereiken – in de eerste plaats dat die dóórlezen. Dan moet je je verhaal wel zo opschrijven dat jouw lezers het ook willen volgen. Om lezers te boeien moet je verhaal letterlijk betoverend zijn!

Dit spreekt, als je erover nadenkt, vanzelf.

Toch kom ik weleens schrijvers tegen die hier nog van opkijken. Die hebben iets geschreven dat ze zélf graag willen lezen en zijn verbaasd als ik dat niet goed genoeg vind. Maar de schrijver valt niet samen met de lezer. Het is een beginnersfout om te denken dat je verhaal goed genoeg is als je er zelf door geboeid bent. Je moet je lezers boeien.

Maar hoe weet je wanneer dat lukt?

Mag je jezelf niet beschouwen als de ideale lezer van je eigen tekst? Ik vind van niet, want met schrijven voor jezelf leg je de lat te laag. Moeilijker (maar uiteindelijk veel bevredigender) is het om je verplaatsen in een ander, en proberen te voorzien hoe die jouw woorden zal opvatten.

Dat roept de vraag op wie dat zijn, jouw lezers. Wie wil je betoveren met je verhaal? Hoe spreek je die lezers het beste aan? Wat zijn hun verwachtingen, welke andere verhalen spelen in hun hoofd mee, waarom zouden zij jouw verhaal ook graag willen lezen? Een uitgever of literair agent die jouw manuscript onder ogen krijgt vraagt zich deze dingen ook af en de antwoorden erop wegen mee in hun beoordeling.

Schrijvers weten intuïtief meestal wel tot wie zij zich richten, wie zij willen aanspreken met hun verhaal. Maar om die lezers ook werkelijk aan te spreken, dat is nou net de kunst. Een schrijver beschikt over talloze mogelijkheden, en welke daarvan kun je het beste inzetten om jóuw lezers betoveren? Op elke bladzijde die je schrijft sta je voor tientallen beslismomenten die hierover gaan, in woordkeus, interpunctie, lengte van zinnen en alinea’s, en nog veel meer.

Een goede methode om al die keuzes en beslissingen makkelijker te maken, is door jezelf één ideale lezer in te beelden. Dat kan een vriend of vriendin zijn, een kind, een collega, de buurvrouw, die ene strenge leraar van vroeger, je opa of oma. Als het maar iemand is in wie je je goed kunt inleven, en ook iemand die vatbaar is voor het soort verhaal dat je wilt vertellen. Een managementboek heeft een andere ideale lezer dan een kookboek, een kinderboek of een thriller. Schrijvend voor die interne ideale lezer ga je vanzelf aanvoelen wat voor die lezer ‘werkt’ – of juist niet. Hoe je die lezer aanspreekt, wat die lezer kan boeien, maar ook waar die lezer van gaat gapen. Jouw eigen ideale lezer gaat met je méédenken: ook dat is een vorm van schrijfmagie. Probeer het eens!

Over de auteur:

Na een lange loopbaan als redacteur en uitgever richtte Maarten Carbo in 2012 De Boekenfluisteraar op. In dat jaar verscheen ook zijn boek Succes met je boek! vol met tips en trucs voor schrijvers, waarvan onlangs de derde druk uitkwam. Sindsdien is het team uitgebreid met schrijfster Danielle Hermans en journalist Hans Bouman. Vanuit hun gecombineerde ervaring en deskundigheid bieden zij hulp bij alle soorten problemen die je kunt tegenkomen bij het opzetten, schrijven en publiceren van je boek.

Wil je een keer speeddaten met Maarten? Kom naar de studiedag op 17 november in Amsterdam!

 

En de winnaar is… Nicole Ramsaran

En de winnaar is…

Wat een feest! Open ik mijn Facebook app en sta ik, Nicole Ramsaran schrijfster in hart en nieren, als winnaar getagd op de pagina van de Schrijversacademie. Samen met Anne Ruhl – mijn voormalig studiegenoot op de basisopleiding en inmiddels mijn goede vriendin – mag ik naar de studiedag “Aan de slag als auteur”. Als reden waarom ik wilde winnen had ik aangegeven dat Anne in januari debuteert bij Buddy Books met haar kinderboek Stip en Roeltje, De Charmante oplichter. Wanneer je debuteert kun je wel wat extra tips gebruiken dacht ik zo.

Mijn eigen debuut zal nog even duren, want de thriller waar ik mee bezig ben ligt nog in de week. Af en toe uitspoelen en uitwringen en dan staat er straks een dodelijk, fris verhaal. Tot die tijd kun je me vinden op mijn schrijversblog onder de naam Soferet (Hebreeuws voor schrijfster). Ook heb ik de eer om sinds oktober voor het online magazine Books and Bubbles maandelijks een recensie te schrijven. Langzaam maar zeker krijgt mijn schrijfdroom steeds meer vorm. Met als stevige basis de opleiding van de Schrijversacademie.

Onmogelijke keuze

Naast de interviews met Sun Li, debutante met De Zoetzure smaak van dromen, en René Appel, een van de beste thrillerschrijvers die Nederland rijk is, is er een breed aanbod aan masterclasses.

  • Hoe pitch ik mijn verhaal? Door Ruth Bergmans
  • Wat kan een literair agent voor je doen? Door Willem Bisseling
  • Wat is de rol van een uitgever? Door Sander Kol
  • Wat wil een boekhandel? Door Grietje Braaksma
  • Hoe pitch ik mijn scenario? Door Hieke Jans
  • Wat verwacht een kinderboekenuitgever? Door Thille Dop
  • Redactie voor auteurs. Door Harminke Medendorp

Gezien er maar een beperkt aantal uren in een dag passen was er ruimte voor twee van de masterclasses. Een bijna onmogelijke keuze, want ze zijn allemaal interessant en van goede kwaliteit. Uiteindelijk zijn we aangeschoven bij Ruth Bergmans en Grietje Braaksma.

Sun Li De zoetzure smaak van dromen

Na een gezellig ontvangst, met thee en cakejes bij de Tolhuistuin te Amsterdam, schoven we direct aan bij het interview met debutante Sun Li. De zoetzure smaak van dromen vertelt haar persoonlijke verhaal. Een gezin dat uit Hong Kong emigreert naar een dorpje in Friesland en een Chinees restaurant begint. De wrijving tussen de Nederlandse cultuur en het leven op school en haar Chinese opvoeding thuis.

Ik heb met elke vezel in mijn lichaam genoten. Wat een fantastisch lieve dame is Sun Li. Na het grappige en soms heel persoonlijke interview mochten wij haar vragen stellen, die zij vol humor en goede tips beantwoordde. Uiteraard heb ik direct het boek bij haar gekocht en die staat nu vol trots, gesigneerd, in mijn kast.

Hoe pitch ik mijn verhaal?

Na het interview en een snelle theepauze spoedden we ons naar onze eerste masterclass. Er kan veel gezegd worden over pitchen en Ruth sleepte ons er snel en vakkundig doorheen. In het kort: Wat is je drive om dit verhaal te schrijven? Vertel met passie, maar hou het compact. Gebruik voorbeelden uit je verhaal en maak het beeldend. Heel verrassend is dat je bij een pitch het einde van je verhaal gewoon mag verklappen, omdat de uitgever niet je uiteindelijke lezer is. Na deze eyeopener mocht degene die durfde zijn of haar boek pitchen en gaf Ruth nog tips mee.

Wat wil een boekhandel?

En toen was de beurt aan Grietje, boekhandelaarster in hart en nieren. Bij Grietje vind je geen boeken top 10, maar een levendige winkel met boeken van zowel de gevestigde auteurs alsook de wat onbekendere. Na een verwachtingen-rondje stak ze van wal. Boeken, e-books, marges, reisboeken, zelf/uitgeven versus uitgever en de indeling van een winkel vlogen ons om de oren. Het is dat we een pauze-seintje kregen van Caroline, anders hadden we er tot diep in de nacht nog gezeten. Grietje is bevlogen en gepassioneerd en een unieke boekhandelaarster.

René Appel – gevestigd thrillerauteur

René Appel nam ons mee in de geschiedenis van de Nederlandse thrillers. In literaire kringen werd de thriller van beschouwd als het achterlijke neefje. Inmiddels kunnen we wel stellen dat, onder andere door zijn verhalen, dit niet meer het geval is en thrillers een volwaardige plek in de literatuur innemen. René schrijft graag over gewone mensen in ongewone omstandigheden volgens het concept van kwaad tot erger. Mocht je denken dat thrillerschrijvers een steekje los of psychopathische trekjes hebben, laat ik je dan meteen van deze illusie verlossen. René Appel is als je favoriete oom die, vol verve, op een feestje een van zijn anekdotes vertelt.

Paneldiscussie

Onder leiding van Manon Duintjer volgde de paneldiscussie met Grietje Braaksma,

Sander Knol en Janine Langenberg (in de plaats van Willem Bisseling). Met deze drie personen waren de boekhandelaren, de uitgevers en de agentschappen vertegenwoordigd. Discussies volgden over covers, boeken die er niet zijn maar waar wel behoefte aan is, waarom een schrijver zo weinig aan een boek verdient en of je wel of niet eerst moet gaan bloggen voor je een boek uitgeeft. Een gezonde strijd tussen de drie disciplines, die elkaar goed aanvulden, was de uitsmijter van de dag.

Vol hoofd, vol hart.

En zo vol als de dag ook zat, zo snel was hij weer voorbij. Ti een hapje en een drankje hebben we onze indrukken met elkaar gedeeld en de dag afgesloten. Met een hoofd vol ideeën en een hart vol inspiratie keerden we weer huiswaarts.

Heb je het gemist? Niet getreurd. Op 17 maart 2018 is de volgende studiedag, dit keer te Utrecht. Zie ik jullie daar?

Groetjes,

Nicole Ramsaran (Soferet)

 

 

In bijna alles zit een verhaal – Sandra Kreeberg

Crime scene

In bijna alles zit een verhaal. Zo overkomt het me dagelijks dat ik een situatie zie (of er zelf middenin zit ) die erom vraagt om opgetekend te worden.

Het helpt natuurlijk wel mee als je in het gelukkige bezit bent van grappige gezinsleden…

Zo zaten mijn dochter en ik op een regenachtige maandagavond in het plaatselijke stadskantoor. Mijn dochter zit op een school die de leerlingen frequent verplicht om allerlei buitenlandse reizen te maken. Komend jaar staat Amerika op het programma en zodoende had zij een paspoort nodig. De dame van de receptie gaf ons een volgnummer en nog voor wij het briefje in ontvangst konden nemen ging de zoemer om aan te geven dat de volgende wachtende aan de beurt is.

We namen plaats tegenover een zuinig kijkende baliedame en mijn dochter verkondigde dat ze een paspoort kwam aanvragen.

Daarop werd ze aan een soort kruisverhoor onderworpen. Hoe heet je? Wanneer ben je geboren? Wie is je vader? Wie is je moeder? Dochter gaf antwoord en met gevaarlijk lange nagels werden al haar antwoorden in het systeem genoteerd. Daarna moest het toestemmingsformulier van de vader worden overhandigd met zijn reisdocument, een pasfoto van dochter zelf. En ook ik moest bewijzen dat ik echt de moeder van mijn dochter ben. Tot slot wilde het systeem haar vingerafdrukken hebben. Daar trok dochter de grens. Dat is schending van privacy dacht ze en ze overwoog om haar vingerafdruk te weigeren. Maar de baliejuffrouw keek zo streng dat ze dat protest toch maar achterwege liet. Voorzichtig aarzelend plaatste ze haar vingers op het rode apparaat tot de juffrouw zei dat ze haar vingers weg mocht halen.

Na betaling van 51 euro en 45 cent konden we vertrekken.

Buiten schoot dochter uit haar slof. ..,,Nou! Nu zitten mijn vingerafdrukken voorgoed in het systeem. Nu kan ik mijn vieze zaakjes wel op mijn buik schrijven!” gierde ze. Ik, gespeeld geschrokken, ,,Hoezo? Wat voor vieze zaakjes??? Ja, dat is geheim verkondigde ze.

(Mijn dochter is een zeer verstandige, blonde griet van bijna zeventien jaar oud. Ze studeert hard voor haar gymnasium diploma, werkt regelmatig nieuwe kassameisjes in bij Albert Heijn, heeft toneelambities  en is zeer kritisch over ons opvoedbeleid ten aanzien van haar broertje.)

,,Ja”, ging ze door, jij denkt waarschijnlijk dat ik ’s nachts in mijn bed lig te slapen? Dat is een misvatting. Ik ben bezig met mijn vieze zaakjes, maar dat kan nu niet meer. Of ze kunnen bij justitie nu eindelijk de informatie die ze hebben over allerlei onopgeloste duistere praktijken eindelijk linken aan mijn vingerafdrukken. Misschien word ik vannacht wel gearresteerd door een peloton ME-ers”, knipoogde ze naar me. Ik viel intussen bijna van mijn fiets van het lachen. ,,Jij kijkt te veel Crime Scene Investigations!”, proestte ik. ,,We zullen zien. Eerst maar eens kijken wat er vannacht gebeurt”, antwoordde ze droog, terwijl ze haar fiets in de schuur parkeerde.

,,Je kunt natuurlijk ook van nu af aan handschoenen dragen bij het uitvoeren van je vieze zaakjes”, opperde ik en ik kroop meteen achter mijn computer om bovenstaand verhaal op te schrijven.

Zojuist hoorde ik op de radio dat is gevraagd aan premier Rutte om die vingerafdrukken weer uit het paspoort te halen. Dit omdat controles niet haalbaar zijn in verband met de dure apparatuur die daarvoor nodig is. Voor mijn dochter is het helaas te laat. Haar vingerafdrukken zitten vanaf nu in het justitieel apparaat. Maar die van mij nog niet. Ik kan mijn snode plannen gelukkig nog gewoon ten uitvoer brengen…..

Over de auteur:

Hoi, ik heet Sandra en ik ben in het bezit van een zeer levendige fantasie (dat werkt vaak in mijn voordeel, maar soms ook in mijn nadeel). Ik schrijf al verhalen sinds ik een pen kan vasthouden. Schrijven is voor mij een manier om vanuit een ander perspectief naar een gebeurtenis te kijken. Van mezelf ben ik nogal zwaar op de hand. Het schrijven helpt me de humor van een situatie in te zien in plaats van te gaan piekeren en rumineren. Nieuwsgierigheid, proberen en leren moet je mijns inziens altijd blijven prikkelen. Daarom ben ik vol enthousiasme begonnen aan een opleiding aan de schrijversacademie. Sinds begin 2015 ben ik werkzaam als freelance tekstschrijver en verslaggever voor de krant. Ik ben getrouwd en moeder van een zoon (11) en een dochter (16). Daarnaast voed ik een geleidehond op voor het KNGF.

Een rieten pet als dak – René Appel

Veel werkwoorden moeten een ‘levend’ (of ‘menselijk’) onderwerp bij zich hebben. Je kunt niet zeggen: ‘De kruk twijfelde’ of ‘De kraan vergiste zich’. Schrijvers hoeven zich van dat soort regels niets aan te trekken. De eerste, ‘ongrammaticale’ zin wordt bijvoorbeeld al veel acceptabeler als je hem in een verhaal zou uitbreiden tot: De kruk twijfelde en wist eigenlijk niet goed of hij een kruk of een stoel wilde zijn (denk aan de stoelen/krukken met een opstaand randje bij hoge receptie- of statafels).

Zo kom je in het domein van het metaforisch taalgebruik. Een auteur die op een prachtige manier deze stijlfiguur kon hanteren, was de Duitser Siegfried Lenz (1926-2014). Hij is in Nederland misschien minder bekend dan zijn generatiegenoten Günter Grass en Heinrich Böll, maar zeker zo goed en wat mij betreft zelfs beter, vooral zijn Duitse les, een absolute aanrader.

De volgende voorbeelden komen uit De overloper, zijn tweede roman, die pas na zijn dood werd ontdekt en in 2016 voor het eerst werd uitgegeven:

  • Schijnheilig schoof de rivier zijn water naar de zee (…) (Omdat de rivier zich niets aantrekt van het feit dat soldaten elkaar afmaken rond en in die rivier, RA).
  • Voorzichtig liepen ze naar een met riet gedekt gebouw toe – een gebouw dat zijn rieten pet ver over zijn voorhoofd had getrokken, alsof het niets met de wereld te maken wilde hebben (…).

De laatste roman van Tommy Wieringa, De heilige Rita, bevat ook een aantal mooie metaforen waarin aan niet-menselijke eenheden menselijke eigenschappen of handelingen worden toegeschreven, zoals in de volgende voorbeelden:

  • In de achtertuinen van de douaniershuizen kwijnen de maïsstengels en wacht de boerenkool de eerste nachtvorst af.
  • Het gebouw helt een beetje voorover, moe van alle gedane arbeid.
  • Het pennetje vloog over het papier, het vond alles even interessant.

Zowel Lenz als Wieringa is spaarzaam met dit soort metaforisch taalgebruik, want voor je het weet wordt het een maniertje dat leidt tot te uitbundige metaforen. Dan zet je je fiets niet meer in een rek, maar aanvaard je de uitnodiging van het rek om je fiets tussen zijn stalen tanden te plaatsen.

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen 

Met de tram – Trudy Admiraal

Het lag al een tijdje op de plank, het prentenboekverhaal dat ik schreef als eindopdracht van de specialisatie Kinderboeken. Over een bijdehand jongetje in de Amsterdamse tram; een roadmovie (want daar hou ik zelf zo van) voor kleintjes. Mijn docent uit die tijd, Jowi Schmitz, vond het verhaal zó leuk dat ze het stiekem naar een uitgever stuurde. Ik ben er zelfs op gesprek geweest maar het lukte de uitgever niet een illustrator te vinden die tijd / inspiratie had.

Ondertussen was ik druk met boeken schrijven in opdracht (non fictie) en andere schrijfopdrachten, ik ben zzp’er. Vorig jaar heb ik een eigen boek uitgegeven: Heen & Weer, interviews met mensen die een historisch veerpontje hebben gekocht, samen met fotograaf Martijn Gijsbertsen gemaakt. Daar heb ik een eigen uitgeverij voor opgericht: Editie does. (Lang verhaal, bestaande uitgeverijen vonden het een prachtig project maar wilden het alleen uitgeven als wij het gingen betalen…)

Afgelopen voorjaar had ik zin in een nieuw project. En toen dacht ik aan dat kinderboekverhaal. Ik kende Brian Gunther nog van vroeger, hij is professioneel cartoonist en striptekenaar. Zijn stijl spreekt kinderen enorm aan. Hij vond het een leuk verhaal, we maakten samen een storyboard en Brian bracht de zomer door achter zijn tekentafel.

Het is hartstikke leuk om zelf een boek te produceren, je moet aan duizend dingen tegelijk denken, ik ben er zoet mee!

Want als het boek er dan is, begint het eigenlijk pas goed. Als uitgever moet ik er ook voor zorgen dat het wordt gekocht. Voor dit boek heb ik me aangesloten bij de Vrije Uitgevers, een cluster van kleine uitgeverijen, zodat ik nu een goedkopere aansluiting heb bij het Centraal Boekhuis. Het boek is op tijd gedrukt, het is leverbaar via de boekhandel en mijn webshop zodat elk kind het nog van Sinterklaas kan krijgen.

Ik heb samen met Esther (vriendin die ik leerde kennen op de Schrijversacademie!) vrijwel elke boekhandel in de wijde omtrek benaderd, de conducteurs van Lijn 13 gaan flyertjes uitdelen, ik zit sinds kort op facebook en heb een leuke boekpresentatie kunnen organiseren bij Hotel Buiten, de nieuwste hotspot aan de Sloterplas in Amsterdam, uiterst kindvriendelijk. Kom gezellig langs zaterdag 25 november van 12 tot 13 uur!

Natuurlijk heb ik ook persberichten gestuurd naar verschillende bladen en dat is aardig opgepikt. Deze week staan er interviews met mij in Stadsblad De Echo en de Westerpost (lokale bladen in Amsterdam) en zaterdag vind je me in de bijlage Vrij van de Telegraaf! Ook voor het decembernummer van MUG Magazine ben ik geïnterviewd, erg leuk en spannend om eens aan de andere kant van de tafel te zitten!

Trudy Admiraal

Over het boek: ‘Met de tram!’

Met de tram! wordt uitgegeven door Uitgeverij Editie does die is aangesloten bij De Vrije Uitgevers.  Het boek is binnenkort verkrijgbaar via de boekhandel en de webshop van de uitgeverij.

De vaste boekenprijs bedraagt 12 euro.

Harde kaft, 28 pagina’s FC, liggend formaat 28×21 cm. ISBN: ISBN  978-90-825744-1-8.

 

schrijven wordt Schrijven – Lily Rijpkema

zolang ik me kan heugen schrijf ik. Natuurlijk aanvankelijk het verplichte schrijven op school. Maar al snel ontdekte ik hoe leuk het was om kleine verhaaltjes voor mijn zusjes te schrijven, werd ik blij van de kettingbrievenrage uit mijn jeugd en was ik trots als mijn opstel als enige werd voorgelezen in de klas. Sinterklaasgedichten schudde ik moeiteloos uit mijn mouw en in steenkolenengels correspondeerde ik met een verre ‘penvriendin’.

‘mama schrijft een brief’ was de gevleugelde uitdrukking in mijn gezin als een afspraak niet volgens plan was verlopen en het leidde vaak tot een bevredigende oplossing. In mijn bedrijf ging alle correspondentie via mij, ik eiste grammaticaal correcte brieven naar mijn klanten, zonder taal- of stijlfouten. Ik keek de scripties van mijn dochter na en bleef met trucs en tips hardnekkig volhouden om haar wegwijs te maken in de, voor haar geheime, wereld van de d, t of dt.

Opeens bleek een gedicht van mij in een bundel opgenomen te gaan worden en kreeg ik bericht dat een column van mijn hand in een blad zou verschijnen. Hierdoor aangemoedigd heb ik geklikt op een banner van de Schrijversacademie die in mijn beeldscherm verscheen. Ja, ik wilde wel wat meer informatie ontvangen. En na een prettig telefoongesprek met Caroline besloot ik om in het diepe te springen!

Een doos met boeken werd thuisbezorgd, opdrachten volgden al snel. Bijeenkomsten werden gepland, studiedagen aangekondigd. Deadlines, huiswerk, lezen, schrijven en nog meer schrappen. Opbeurend commentaar van je docent, een welkom compliment. Kritische feedback van medecursisten. Kladblokken met aantekeningen liggen verspreid door mijn huis en ik heb in de kantoorvakhandel gezocht naar pennen die lekker schrijven. De stapel nog te lezen boeken groeit gestaag.

Wat latent aanwezig bleek is tot leven gekomen. Mijn worstelingen worden herkend door mede cursisten. Wat ik eerder al deed krijgt plotseling een naam. ‘Kill your darlings’, zó heet dat dus als je met pijn in je hart een geweldige passage uit je tekst moet schrappen.

Over de auteur

Als wijkverpleegkundige zit ik de hele dag op de fiets, op weg van patiënt naar patiënt. Achter elke voordeur een verhaal, voorlopig heb ik daardoor voor jaren voldoende input om verhalen te schrijven. En als ik oud en stram ben wordt het misschien wel een boek!

Studeren aan de Schrijversacademie is voor mij hard werken, uitdagend maar voorál een feest van herkenning!

 

Inspiratie overal – Nicolyn Dijkstra

“Wat vind je van mijn preiplanten? Die heb ik als kleine griffeltjes in de grond gezet en moet je nou eens kijken!” Ik kijk mijn vader enthousiast aan en vergeet helemaal om zijn zelfgekweekte groente te bewonderen. ‘Als kleine griffeltjes’, wat een prachtige beeldspraak! Houten schoolbanken, Ot en Sien, leren schrijven op een lei. Ik ben even in een andere eeuw.

Vlak na een vakantie sta ik altijd het best in contact met mijn gevoel. Als ik midden in mijn werk zit dan draai ik maar door, als een hamster in een tredmolen. Maar in de loop van een vakantie zie ik altijd heel helder wat ik belangrijk vind. Dat is het moment dat ik vooruitkijk, nadenk over waar ik sta en hoe ik verder wil.

Ik werk al bijna twintig jaar in het communicatievak, in allerlei disciplines. De laatste tijd bekroop me steeds vaker het gevoel dat ik veel van mijn tijd besteed aan de dingen die ik nou eenmaal door de jarenlange ervaring goed kan. Maar dat zijn niet per sé de dingen waar ik de meeste energie van krijg. Daarom ben ik twee maanden geleden begonnen aan de Schrijversacademie. Schrijven doe ik al langer en vind ik geweldig om te doen. Maar ik miste een lijn, kaders. Ik wil er meer mee, maar waar begin je dan? Min of meer toevallig kwam ik deze opleiding tegen en ik wist het meteen: heerlijk, ik ga nieuwe dingen leren!

De kip met kuikentjes die zich zo lekker veilig voelt in de stal van de lievelingspony van mijn dochter inspireert tot een column over mijn eigen kinderen. De vakantie van mijn vrienden naar Nevada resulteert in een blog over hun deelname aan het Burning Man Festival. Met stof op vreemde plaatsen, een beker aan hun riem en een open mind dansten ze een week lang door Black Rock City, de tijdelijke woongemeenschap die jaarlijks ontstaat in de woestijn. Een bezoek aan de schoenmaker die zijn winkel gaat sluiten, leidt tot een artikel over duurzaamheid. “Mensen laten hun schoenen niet meer maken”, verzuchtte hij, “voor een paar tientjes kopen ze liever nieuwe.” Onze wereld gaat zo ten onder aan overconsumptie, met uitputting van grondstoffen en luchtvervuiling aan de ene en een afvalprobleem aan de andere kant. Mijn paardrij-instructrice die vertelt dat ze vroeger rijles had van ene meneer Helden, die met een grote megafoon vanuit de kantine instructies naar zijn leerlingen brulde. Als je het niet goed deed, dan balkte hij: “Je hebt toch geen blubber in je laarzen?” Doodsbang was ze voor hem.

Al deze thema’s bieden haakjes voor een mooi verhaal en dagelijks raak ik meerdere keren geïnspireerd. De kaders die ik zoek, ga ik zeker vinden in deze opleiding. En voor een gebrek aan inspiratie hoef ik niet bang te zijn, die is duidelijk overal. Wat rest is een vraag aan mezelf: Over groente is natuurlijk veel te zeggen, maar wat wil ik nou eigenlijk het liefst vertellen?

Over de auteur

Nicolyn Dijkstra woont met man Robin, zoon Ruben (12) en dochter Jules (10) in Den Haag. Ze is eigenaar van HAAG communicatie & talen van waaruit ze communicatieopdrachten uitvoert voor diverse bedrijven. Ze spreekt vloeiend Spaans, Duits en Engels en brengt het liefst zo veel mogelijk tijd in Spanje door. Ze kookt graag voor vrienden en houdt van paardrijden, skiën, boeken lezen én schrijven. Ze begon in 2017 aan een opleiding aan de Schrijversacademie.

 

Schrijven voor de krant een vloek en een zegen

Het is iedere keer weer idioot om te constateren. Ik heb een interessant nieuwsfeit te pakken of een idee voor de krant. Ik leg dat idee vol elan voor aan de redactie. De redactie zegt ,,Oké, doe maar!”. Ik maak een afspraak voor een interview en dan gebeurt het. Zodra die afspraak concreet is. Zodra ik ergens heen moet om de informatie bijeen te krijgen die ik nodig heb voor mijn artikel, slaat de angst me om het hart. Een gevoel van paniek dat me bijna verlamd overvalt me. “Ik kan het niet! Ik wil het niet! Ik doe het niet!” schreeuwt elke cel in mijn lijf. Maar dat kan niet, want de afspraak staat genoteerd in mijn agenda. De krant rekent op mijn verhaal. Ik moet!

Vrijwel altijd is het zo dat ik eenmaal ter plaatse leuke gesprekken voer en prachtige anekdotes te horen krijg. Vol inspiratie en energie ga ik dan naar huis om enthousiast aan mijn artikel te gaan werken. Mijzelf afvragend waar ik me nou toch zo druk om heb gemaakt.

Een enkele keer loopt het echter anders.

Mijn opdracht deze keer is de nieuwe directrice van een biologische-dynamische zorgboerderij interviewen. Het lijkt mij leuk om af te spreken op het landgoed waar zij recentelijk directeur van is geworden. Dan voeren we het interview al wandelend over het prachtige perceel. Dat klinkt heel romantisch en dat is het natuurlijk ook. Alleen de romantiek was snel verdwenen toen de kakelverse directrice zich met een stevige handdruk aan mij voorstelde.

Ze stonk verschrikkelijk. Een grauwe walm van zure tabak en verschraalde nicotinedampen dartelden om haar heen. Het voorkomen van de vrouw stond in schril contrast met haar frisse, ecologische functie. Ik zette mij over mijn walging heen en stak van wal met mijn eerste vraag. Maar het gesprek ging niet van harte. De vrouw leek alleen te kunnen denken en praten in abstracte termen. En los van het feit dat ik geen flauw idee had wat ze allemaal bedoelde, groeide ook de paniek in mij. Hoe speel ik het klaar om van deze onbegrijpelijke woordenbrij een aantrekkelijk verhaal te maken? Een zenuwslopend uur later fietste ik naar huis met een hoofd vol faciliterende beleidsprocessen, ecologische voorwaarden en integrale benadering.

Thuis zette ik eerst een ferme pot thee. Met de hond aan mijn voeten en een zacht achtergrondmuziekje kwam ik langzaam bij. Ik pakte mijn aantekenboekje en kroop met kloeke tegenzin achter mijn laptop. Gelukkig had de natuur me niet in de steek gelaten. In mijn lead beschreef ik de eerste nachtvorst en de rijp die langzaam glinsterend wegsmolt in de vroege zonnestralen.

Daar was mijn begin.

Vervolgens verhaalde ik over samenwerking tussen alle verschillende  betrokken partijen en het evenwicht tussen mens en natuur. Uiteindelijk ben ik vijf keer opnieuw begonnen, heb ik heel veel onbegrijpelijke woorden moeten googelen voor hun betekenis en heb ik 657 kopjes rustgevende thee gedronken. Ruim vijf uur na mijn thuiskomst stond er eindelijk een tekst op mijn computerscherm waar ik enigszins tevreden over was.

Vrij worstelen met woorden om ze te verleiden tot het vormen van een aantrekkelijk verhaal is tot daaraan toe. Worstelen met een gesprekspartner is pas echt een nachtmerrie. ,,Ik doe het nooit meer!” riep ik tijdens het schrijven tegen de hond. Maar dat meen ik natuurlijk niet. Het volgende interview gaat over gebreide borsten. Kijk, dat kan gewoon niet misgaan!

Over de auteur:

Onze auteur is begonnen in september als student aan de schrijversacademie omdat ze wilt proberen, leren en ontwikkelen. Vooral dat proberen komt goed uit de verf. Ze werkt als freelance verslaggeefster, tekstschrijver  en professioneel woordenworstelaar.

Ik schrijf al heel erg lang, maar ben er niet voor opgeleid. Sinds een jaar of drie schrijf ik voor de krant. Vooral die opstartfase was af en toe tenenkrommend. Daarnaast schrijf ik voor een bureau dat trainingen mentale veerkracht verzorgd voor (in eerste instantie) geüniformeerde diensten (brandweer, ambulance, politie etc) dat vergt veel inlevingsvermogen. Ik wilde verdiepen in het schrijven. Technieken leren en uitgedaagd worden. Daarom heb ik eerst schrijfcoaching gevolgd. Dat beviel uitstekend. Daarna werd ik door een vriendin geattendeerd op het bestaan van de Schrijversacademie. Zij startte een half jaar voor mij haar opleiding bij jullie en was/is erg enthousiast. Door haar ervaringen ben ik me gaan verdiepen en heb daarna besloten de sprong te wagen (Eng. Nieuwe mensen leren kennen. Helemaal naar de grote stad…) Vooral de eerste lesdag heeft me heel wat slapeloze nachten en buikpijn van de zenuwen bezorgd. maar ik ben blij dat ik heb doorgezet. Ik vind het heel leuk om uitgedaagd te worden. Om van mijn gebaande paden af te wijken en op ontdekkingstocht te gaan met allerlei personages en schrijfstijlen en technieken.  Schrijven gaat in mijn beleving vooral over inspiratie die je soms bewust opzoekt en die je soms overvalt als een krijsend kind in de supermarkt. Het is daarom zaak om nooit zonder opschrijfboekje het huis te verlaten. Maar ook over jezelf over drempels heen durven duwen. Dat gaat nogal eens gepaard met de nodige slapstick. En daar kan je dan weer leuk over schrijven!

Titels – René Appel

De Titel

Soms heb je hem meteen, de titel voor een boek of voor een verhaal, maar een andere keer is het zoeken, brainstormen met anderen, de tekst nog een lezen, verschillende ‘kandidaat-titels’ opschrijven en dan is het eindresultaat soms nog onbevredigend. Vroeger was het makkelijk. Toen heetten romans over het algemeen naar hun hoofdpersoon. Denk bijvoorbeeld aan Ferdinand Huyck van Jacob van Lennep of Julia van Rhijnvis Feith. Een enkele keer maken tegenwoordig auteurs nog wel eens gebruik van die mogelijkheid, zoals Annie van Kees van Kooten en Joe Speedboat (een bijnaam natuurlijk) van Tommy Wieringa.

Hoofdpersoon

Een andere mogelijkheid is het ‘omschrijven’ van een van de hoofdpersoon: De asielzoeker van Arnon Grunberg, De bastaard van Manon Uphoff of zelfs met twee hoofdpersonen De dokter en het lichte meisje van Simon Vestdijk. Een belangrijke emotie, die als het ware het hele boek kleurt, kan ook als titel worden gebruikt, zoals Troost van Ronald Giphart, Brandende liefde van Jan Wolkers of Oud en eenzaam van Gerard Reve. De situatie waarin een (deel van het) verhaal zich afspeelt komt soms terug in de titel, bijvoorbeeld in W.F. Hermans’ Onder professoren, Kees van Beijnums Het verboden pad of Adriaan van Dis’ Indische duinen.

Het is natuurlijk volstrekt subjectief, maar sommige titels zijn ronduit mooi (vind ik tenminste), zoals Onder het plaveisel het moeras of Asbestemmingen, beide van A.F.Th. van der Heijden. Die laatste is natuurlijk zo fraai omdat een lezer de neiging heeft om hem in eerste instantie te lezen als: Asbest-emmingen, en niet als As-bestemmingen.

Samenstelling

Betrekkelijk recent zijn de nieuwe samenstellingen, in feite neologismen, die als titel dienen, bijvoorbeeld Schaduwkind (P

.F. Thomése), Sneeuwbeeld (Thomas van Aalten) en Lekhoofd (Haro Kraak). Vaak zijn dat termen die in het verhaal al een keer worden gebruikt, en dan bij wijze van spreken promoveren tot titel. Ook hedendaags zijn zogenaamde teksttitels, soms hele zinnen, zoals Renate Dorresteins Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor of Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend van Arjen Lubach. Maar hoezo hedendaags? kan iemand tegenwerpen. Van Louis Couperus verscheen immers in 1906 al Van oude menschen, de dingen die voorbij gaan. En om dit stukje rond te maken: hij schreef ook een beroemd boek met de naam van de hoofdpersoon als titel, Eline Vere.

Heb jij een brandende vraag voor René Appel? 25 november kan je hem stellen op de studiedag van de Schrijversacademie. Klik hier voor meer info over de studiedag. Bel 0881630088

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd

gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen 

 

Boekentips van Kathy Mathys

‘Is the time coming when I can endure to read my own writing in print without blushing – shivering and wishing to take cover?’ schreef Virginia Woolf in ‘A Writer’s Diary‘ dat ik afgelopen zomer las. Woolf is niet de enige die ervan gruwde om haar eigen woorden te herlezen. Schaamte, angst, ergernis: het zijn slechts enkele van de emoties die schrijvers overvallen wanneer ze hun werk in gedrukte vorm zien staan. Het boek van Woolf vergezelde mij op vakantie naar Frankrijk, ik heb het nog steeds niet uit, af en toe lees ik een stukje. Wat ik eruit haal? Steun. Troost. Zelfs de grote Woolf heeft dagen waarop ze maar niet stil kan blijven zitten op haar stoel. Zelfs zij is jaloers op collega’s die meer aandacht krijgen. Inspiratie, ook  die vind ik bij Woolf. Ze adviseert de aankomende schrijver om altijd te schrijven, zelfs wanneer hij niet met een concreet product bezig is. Het is een goede oefening om een dagboek bij te houden, vindt ze.

Woolf heeft het ook over wat wandelen voor haar schrijfproces betekent. De plot van haar verhalen ontstaat tijdens haar voettochten. Haar geest is vrijer, soepeler wanneer ook haar lichaam in beweging is.

Ik kan maar niet genoeg krijgen van boeken over het schrijfproces van anderen. Daarom las ik onlangs ook de biografie van John Williams. Misschien heb je zijn boek ‘Stoner‘ wel gelezen. Het werd een bestseller in Nederland en Vlaanderen. Tijdens zijn leven had Williams weinig succes. Hij deed vreselijk veel moeite om belangstelling te wekken bij uitgevers. Die vonden zijn werk niet commercieel genoeg. In ‘John Williams: De man die de perfecte roman schreef‘ van Charles J. Shields komen we niet heel dicht bij Williams. Net als de literatuurprofessor uit ‘Stoner’ blijft hij enigszins een vreemde. Toch schetst de biograaf een levendig beeld van de wereld waarin Williams leefde. De auteur van ‘Stoner’ combineerde zijn schrijverschap met lesgeven, hij doceerde aan de universiteit van Denver.

We komen te weten  dat Williams een echte planner was. Hij dacht zijn boeken volledig uit voor hij ze begon te schrijven. Hij was ook een fervent voorstander van research. Voor zijn roman ‘Augustus’ trok hij maandenlang naar het Middellandse Zeegebied. Hij wou er de geur van de aarde opsnuiven, dat zou hem helpen bij zijn roman over de beroemde Romeinse keizer.

Experimenten waren niet aan John Williams besteed. In een interview uit 1964 zei hij wat hem wel interesseerde: ‘Ik schrijf over menselijke ervaringen om ze te kunnen begrijpen en mezelf daarmee tot enige eerlijkheid te dwingen.’

Williams schreef niet autobiografisch, al gebruikte hij uiteraard elementen uit zijn leven, vooral in ‘Stoner’. Hij wilde een mens neerzetten, ingewikkelde verhaallijnen lagen hem niet. Dit zei hij daarover: ‘Neem een willekeurige man, (…) bestudeer hem zorgvuldig… Neem hem als uitgangspunt, breng hem met enige verbeelding en genegenheid op smaak – en je hebt een roman.’

Zo simpel kan het zijn. Of niet. Ontdek het tijdens je wandelingen of al schrijvend in je dagboek.

Over de auteur

Kathy Mathys is schrijfster en literair journalist voor De Standaard, en docent aan de Schrijversacademie. In 2015 verscheen haar boek ‘Smaak. Een bitterzoete verkenning‘. In februari verschijnt haar eerste roman ‘Verdwaaltijd’.

Heprep in de Klok – Marjolein Kranenburg

Vier studenten maken nog kans om de winnaar te worden van onze schrijfwedstrijd. Deze week publiceren we elke dag een van de verhalen, en vrijdag maken we de winnaar bekend.

De opdracht was: schrijf een verhaal dat je ooit als kind bedacht maar nooit opschreef. Trek het naar de volwassen wereld, zonder kinderhandschrift en typefouten, maar zoek hetzelfde gevoel. Voeg er zoveel inzichten, spanning en fantasy aan toe als je wilt. Vandaag het verhaal van Marjolein Kranenburg.

Heprep in de Klok

De streep licht op Ella’s dekbed wordt breder. Ze ziet het silhouet van een klein meisje aftekenen tegen het licht op de overloop.

‘Hallo zusje,’ zegt Ella, en ze slaat haar dekbed uitnodigend terug. Patty kruipt samen met Pluizenbeer tegen haar aan. Beneden woedt een gedempte ruzie, die dankzij de houten vloer veel te goed te horen is.

‘Mama zal zo wel naar boven komen,’ zegt Patty, ‘en dan wil ze toch in mijn bed slapen, dus…’

‘Het is goed, zusje, ik vind het fijn dat je bij me bent.’ Ella slaat haar arm om haar zusje heen, en zwijgend proberen ze de ruzie niet te horen.

Ella hoort een pets van huid op huid van beneden komen. Niets zeggen, mama, smeekt Ella in haar gedachten. Maar mama zegt een lelijk woord en meer petsen klinken, gevolgd door een doffe bons op de vloer. Ella perst haar lippen strak op elkaar. Hopelijk kan haar kinderfeestje morgenmiddag wel doorgaan. Haar verjaardag is inmiddels al twee maanden geleden, en haar feestje is al een keer verzet omdat mama ziek was dankzij papa.

Patty pakt Ella’s hand vast.
‘Vertel nog eens over Heprep die in papa’s klok woont,’ zegt ze fluisterend. ‘Wat doet hij als zíjn papa en mama ruzie maken?’

Ella haalt diep adem en denkt na. Toen Patty haar vroeg waarom de Friese staartklok raampjes had, verzon Ella het verhaal over het mannetje in de klok. Patty had met grote ogen geluisterd en toen Ella had gezegd dat niemand wist hoe hij heette, had Patty haar glunderend aangekeken. ‘Ik weet het wel,’ had ze op samenzweerderige toon gezegd, ‘hij heet Heprep.’
‘De ouders van Heprep maken nooit ruzie. Dat hebben ze een keer geprobeerd, maar toen werd Heprep zo boos, dat ze het nooit meer deden.’

‘Oh? Wat deed Heprep dan?’

‘Hij bond zijn vader vast met de ketting waar de gewichten aan hangen.’

 

 

‘Deed hij dat? En werd zijn vader toen niet boos?’

‘Jawel, woedend werd hij. Begon te schelden en te schreeuwen. Nog erger dan onze papa. Maar dat moet je niet doen bij Heprep. Oh nee. Dat is echt niet slim. Want Heprep haat schelden en schreeuwen.’

‘En toen?’ Patty’s handje knijpt hard in die van Ella.

‘En toen pakte hij één van de koperen gewichten en sloeg zijn vader daarmee zo, boem, op zijn hoofd.’

‘Echt?’

‘Echt. En toen zijn vader nog harder begon te schelden, sloeg Heprep hem steeds weer op zijn hoofd, harder en harder, tot zijn vader ophield.’

‘Was hij dood?’

‘Nee joh, dat zou Heprep nooit doen. Nee, Heprep sloeg de vieze woorden uit zijn papa’s hoofd, en daarna zei zijn vader alleen nog maar aardige dingen.’

Dan wordt het donkerder in de kamer, en de meisjes draaien gelijktijdig hun hoofden naar de slaapkamerdeur.

‘Mam,’ zegt Patty, ‘ik lig al bij Ella hoor. Dan kun jij in mijn bedje slapen. Wil je Pluizenbeer vasthouden? Hij kan heel goed troosten.’

‘Dat is lief van je, Patty. Maar dat hoeft niet. Hij wil vast liever bij jou slapen vannacht. Doen jullie je oogjes nou maar dicht en ga slapen. Het is al erg laat.’

‘Mam,’ zegt Ella, ‘gaat mijn feestje morgen wel door?’

Als haar moeder blijft zwijgen laat Ella zich in haar kussen zinken, en trekt haar dekbed verder omhoog.

‘Ga maar slapen,’ zegt haar moeder.

Ella zegt niets.

Ella wordt wakker van het gegil van Patty. Het komt van beneden. Haar kamer is in een groen licht gehuld door de zon die op haar gordijnen schijnt. Ze springt uit bed en rent de trap af. In de huiskamer ziet ze Patty naast haar vader staan, die onderuitgezakt in zijn stoel zit. Zijn hoofd is achterover gebogen, en zijn ogen lijken naar de Friese staartklok te staren die stil boven hem aan de wand hangt.

Patty gilt opnieuw, klapt in haar handen en springt op en neer. ‘Hij heeft het gedaan. Hij heeft het gedaan! Heprep heeft de vieze woorden uit papa’s hoofd geslagen. Nu is er nooit meer ruzie!’

Op de grond naast papa’s stoel ligt een koperen gewicht.

De oversteek – Liet Waller

Vier studenten maken nog kans om de winnaar te worden van onze schrijfwedstrijd. Deze week publiceren we elke dag een van de verhalen, en vrijdag maken we de winnaar bekend.

De opdracht was: schrijf een verhaal dat je ooit als kind bedacht maar nooit opschreef. Trek het naar de volwassen wereld, zonder kinderhandschrift en typefouten, maar zoek hetzelfde gevoel. Voeg er zoveel inzichten, spanning en fantasy aan toe als je wilt. Vandaag het verhaal van Liet Waller!

De Oversteek

De dreiging die muis Akkerman voelde bij het opkomen van de zon sloop langzaam dichtbij als een naderende schaduw. Hij wist dat het de laatste nacht was geweest dat hij aan de akkerrand had geslapen. Hij nam zijn vertrouwde wereld nog eens goed in zich op. Hij dacht aan zijn muizenfamilie en de vrienden: de vriendelijke Danko de haas, de ijdele Staartekip de fazant, de bunzings, wezels en Tar de boerderijkat. Alhoewel die laatste drie geen muizenvrienden waren. De dieren op de akker konden elkaar allemaal verstaan. Vriend en vijand, ze wisten wat ze aan elkaar hadden. Dat er soms een muis of haas verdween hoorde nu eenmaal bij het leven.

Maar wat mensen, machines en lawaai nu op de akker deden kon geen dier begrijpen en ze waren allemaal bang.

Bosjes en planten vormden een scheiding met een weg. Akkerman wist van zijn vader, die alles wist, dat het een snelweg was, die harde, kale grond met stinkende lawaaidingen. Zijn vader had er altijd streng voor gewaarschuwd en de dieren bleven er ver vandaan. Akkerman ging daar toch stiekem weleens bramen zoeken en vertelde zijn familie niet waar hij het lekkers vandaan had. Maar wel had hij gezien wat er aan de andere kant van die snelweg was. Daar trokken op deze ochtend zijn gedachten naartoe.

Akkerman klom in de stevige tak van een bosje. Vanuit zijn uitkijkpost zag hij dat verschillende dieren schuilplaatsen zochten of zelfs vluchtten. Hij zag Tar de kat op de loer liggen om te pakken wat hij pakken kon. Er prikten rood-witte stokken in de aarde, eentje vlakbij het hol van Akkerman.

De akkerranden waren gevaarlijk, daar waren de mensen met die stokken en machines bezig en in het hoge gras konden zich ook vijanden verstoppen. ‘s Avonds laat de akker oversteken dan? Nee. Gepakt worden door de vliegende muizenmoordenaars? Akkerman viel bijna radeloos naar beneden. Hij herpakte zich al snel en riep de muizenfamilie bij elkaar.

‘Wij moeten vertrekken, vanavond nog!’

Iedereen was opgewonden, niemand had een goed idee en iedereen wist het beter.

Als leider van de familie vertelde hij eindelijk zijn plan. De muizen keken elkaar verdwaasd aan. Een snelweg? Grasland aan de overkant? Waar? Hoe? Akkerman legde het begin van de reis uit. Dat was naar de bramenstruiken, vlakbij de snelweg. Het woord ‘bramen’ veroorzaakte nieuwe opwinding. O heerlijke zoetigheid! Akkerman nam weer streng het woord. Tot de bramen zou het niet zo moeilijk zijn, tenzij er vijanden in de buurt waren. Daar, onder de bramen zouden ze zich schuilhouden. In de nacht, als er maar weinig stinkdingen voorbij raasden, zouden ze zo snel ze konden oversteken naar het grasland, waar ze veilig zouden zijn. Dat zou de gevaarlijkste onderneming zijn.

Hoe dom was een stout neefje van Akkerman! Tijdens de oversteek rende hij plotseling terug om de braam te pakken die hij had laten vallen. Zowel de braam als hij waren nu plat. De rest van de familie stond dicht tegen elkaar aan, hijgend en geschrokken, op het grasland. Akkerman intussen viel van de ene schrik in de andere. Hij kon zijn kraalogen niet geloven. Het nieuwe grasland was maar een smalle strook! Met aan de andere kant nog zo’n snelweg. Ook daar raasden auto’s voorbij, nu allemaal de andere kant op. Ze zaten gevangen tussen twee hekken op een smalle strook gras en planten.

Alweer kreeg Akkerman een schok, want de muizen hoorden nu iets groots hun kant op ritselen. Een enorme bruine rat doemde op.

‘Goedenavond muizengezelschap,’ zei hij, ‘wie is hier de baas?’ Akkerman stapte voorzichtig naar voren.

‘Ik ben Joerick,’ zei hij. ‘Ik woonde hier prima. Maar nu ga ik vertrekken, op zoek naar een vrouw. Die kan ik hier niet niet vinden, deze nacht al, het is niet anders. Jullie zijn welkom, gebruik gerust mijn hol!’

Doodmoe tuimelden de muizen het grote hol in. Ze vielen als een blok in slaap. Akkerman niet. Deze sprak ’s morgens vermoeid de groep toe.

‘We zijn Joerick veel dank verschuldigd, alles heeft hij uitgelegd vannacht. Er is eten genoeg. Blijf altijd ver van de weg. Wij kunnen prima overleven hier’.

Wie denkt dat er tussen de vangrails geen dieren kunnen wonen, weet nu wel beter.

 

 

 

 

 

 

 

 

Verdwijnen – Charlotte straat

Vier studenten maken nog kans om de winnaar te worden van onze schrijfwedstrijd. Deze week publiceren we elke dag een van de verhalen, en vrijdag maken we de winnaar bekend.

De opdracht was: schrijf een verhaal dat je ooit als kind bedacht maar nooit opschreef. Trek het naar de volwassen wereld, zonder kinderhandschrift en typefouten, maar zoek hetzelfde gevoel. Voeg er zoveel inzichten, spanning en fantasy aan toe als je wilt.

De shortlist:

  • Het Meisje en de Oude Jan – A. Molenaar
  • Verdwijnen – C. Straat
  • De Oversteek – L. Waller
  • Heprep in de klok – M. Kranenburg

Verdwijnen – Charlotte Straat

‘Hier is ‘t.’ Roel’ s vader schoot zijn sigaret weg. Wat voor mij lag overweldigde me dusdanig dat ik even mijn adem inhield. ‘We hebben maar anderhalf uur.’ vervolgde hij. Roel zat naast me op de achterbank en keek mij doordringend aan.

‘ Timo, weet je zeker dat je dit doen wilt?’

Ik slikte een brok in mijn keel weg en knikte. Roel had mijn hulp ingeroepen en we beseften allebei dat ik mijn zorgvuldig bewaarde geheim straks aan zijn vader prijs moest geven.

‘Als jij maar klaar staat met een deken en kleding.’

Roel klopte op de sporttas op zijn schoot. Ik ontmoette de priemende blik van zijn vader in de achteruitkijkspiegel en knikte nogmaals.

‘Ik ben er klaar voor.’

‘Het oortje zit niet te los?’ vroeg hij. Ik schudde mijn hoofd. Het was nog maar de vraag of het zou lukken. Het oortje was lichaamsvreemd, meestal verloor ik alles wat geen onderdeel was van mijn lijf.

Het was begonnen toen ik een maand of zeven was, mijn moeder had mij boven in de wieg gelegd om mij een paar uur later naakt en krijsend op de keldervloer terug te vinden. Op de een of andere manier kon ik door materie heen zakken of er zelfs in oplossen.
De enige logische verklaring die voor mijn toestand te vinden was dat mijn moeder, net als mijn vader een wetenschapper,  toen  ze hoogzwanger was, waarschijnlijk in aanraking was gekomen met straling tijdens een van hun experimenten. Om hun onderzoek niet het gevaar te brengen hadden ze besloten niets over mijn gave naar buiten te brengen. En ik hield mijn mond, bang om voor weirdo uitgemaakt te worden.

Het werd pas echt lastig toen ik zelf ontdekte waartoe ik in staat was. Ik greep elke gelegenheid aan om te experimenteren. Maar al gauw hield het gluren bij de buren op omdat de verveling toe sloeg, zo in je eentje was er geen lol aan.

Totdat ik in de brugklas bevriend raakte met Roel. Ik moest het gewoon aan hem vertellen en na mijn eerste demonstratie ging Roel helemaal uit zijn dak. Hij zag duizend en een mogelijkheden die voor mij inmiddels al gewoon waren.
Daarom kwam zijn vraag niet uit de lucht vallen. De kranten stonden er bol van en Roel zijn vader, rechercheur, zat boven op de zaak. Vier jonge meisjes, uit dezelfde klas waren van de een op andere dag verdwenen. Het onderzoek verliep traag, de druk was groot en er waren te weinig aanknopingspunten. Tot een paar dagen geleden, er waren aanwijzingen en tips binnengekomen die nagetrokken moesten worden.

Een informant van Roel’ s vader had een briefje gegeven waarop stond:
Reefer containers, City Terminal Eemhaven Rotterdam, dinsdag 12 september
16:00 uur.

En daar stonden we dan de bewuste dinsdagmiddag om half drie oog in oog met wel twee duizend Reefer containers die op het punt stonden verplaatst te worden naar de Terminals. Zonder een containernummer kon de vader van Roel niets, hier begon mijn rol.
We haastten ons naar de dichtstbijzijnde rij. Zonder iets aan zijn vader uit te leggen duwde Roel mij tegen de wand van een stalen kolos en vrijwel direct verdween ik.

Zoals ik al dacht verloor ik  het oortje en dus ook mijn contact, als een bezetene verplaatste ik mij door stalen wanden van container naar container. Rij na rij en al wat ik tegen kwam was, vis, fruit bloemen en bevroren hompen vlees. Buiten adem kwam ik terug bij Roel.

‘Een half uur.’ schreeuwde hij me toe. ‘Nog een rij te gaan!’

Ik werd boos van wanhoop, waar waren ze? Plots kwam ik in een lege ruimte achter een koeling met bevroren kippen. Daar lagen ze verdoofd of dood op smerige matrassen die naar urine roken. In mijn blootje holde ik naar buiten op zoek naar Roel, mijn hart in mijn keel en in mijn hoofd het containernummer herhalend.

Van alle kanten kwam er blauw licht terwijl ik mij haastig aankleedde. Roel’s vader duwde mij abrupt in een politie auto.

‘Naar huis met jullie!’ en terwijl hij mij aankeek, ‘Vraag je ouders iets van kleding voor je uit te vinden.’

De shortlist is bekend! Het Meisje en de Oude Jan – A. Molenaar

Vier studenten maken nog kans om de winnaar te worden van onze schrijfwedstrijd. Deze week publiceren we elke dag een van de verhalen, en vrijdag maken we de winnaar bekend.

De opdracht was: schrijf een verhaal dat je ooit als kind bedacht maar nooit opschreef. Trek het naar de volwassen wereld, zonder kinderhandschrift en typefouten, maar zoek hetzelfde gevoel. Voeg er zoveel inzichten, spanning en fantasy aan toe als je wilt.

De shortlist:

  • Het Meisje en de Oude Jan – A. Molenaar
  • Verdwijnen – C. Straat
  • De Oversteek – L. Waller
  • Heprep in de klok – M. Kranenburg

Het meisje en de Oude Jan

Het is tijd om naar muziekles te gaan. Ik heb geen zin. Buiten is het grijs en koud, het wordt al donker. De Oude Jan, scheve kerk aan het eind van de gracht, slaat vier maal. Het diep brommende geluid trilt door het huis.

Ja, ik weet het, ik moet naar muziekles. Ik heb geen zin. Geen zin in de juf met haar strenge lange vlechten en gezicht als een uil. Ze kijkt boos en haar ogen priemen. Maar het moet, zeggen papa en mama.

Oké, daar ga ik. Dag warm kussen en lievelingsboek. Dag zusje spelend met lego in de hoek. Ik moet naar muziekles. Is het niet stom? Over de donkere grachten, langs de Oude Jan. Ik ben een beetje bang.

Hallo fiets, rijd mij snel en schijnt je lamp wel fel? Tas met blokfluit en notenboek hang ik aan je stuur. De gang is warm en licht, ik rijd het donker in. Gracht met straatstenen, mijn wielen rollen over jou heen. Licht valt uit hoge ramen. Achter ramen thee, warmte en lachende mensen. Doorfietsen, straks ben ik te laat.

Oude Jan, scheve toren, je komt steeds dichterbij. Nu rijd ik jouw schaduw in. Mijn voeten trappen op de pedalen, stenen flitsen onder me door. De blokfluit tikt steeds tegen mijn knie. Koplamp hangt scheef en flikkert licht over stoeprand.

Oude Jan, laat me erdoor, straks val jij om en lig ik onder jou. Je bent zo groot en zwaar en zwart. Ik wil niet dood.

Rechtop sta ik op mijn fiets en trap zo hard ik kan. Het is doodstil op de gracht. Waarom zijn de lantaarns niet aan? Het water glimt donkerblauw. Indigo. Monsters rusten op de bodem. Ik hoor ze zuchten.

Laat me gaan, hijg ik.

Rimpel in wateroppervlak. De Oude Jan doemt op. Ik kijk niet op. De toren leunt over me heen, de stenen knarsen. De wind loeit door de poorten en duwt mij terug. Ik zit gevangen tussen toren en straat.

Tiktiktik, blokfluit tegen mijn knie. Als ik bij de volgende brug ben zal ik veilig zijn voor jouw vallende stenen. Weg van monsters. Donkere vogelheksen zoeven uit de kerk en ze krassen hard en schel. Ze zullen me vangen en vermorzelen. Ze scheren langs mijn hoofd.

Flikker, flikker, licht, de koplamp.

Daar iets verder licht uit een huis! Een vrouw doet net haar deur open.

Kom op kom op, vlucht voor stenen, vogelheksen en watermonsters.

Ik ben er bijna, bijna veilig.

Mijn hart bonkt en gepiep komt uit mijn borstkas. Een auto achter me, een golf van licht. Daar is de brug, met

Lantaarns springen aan. Door een tunnel van licht fiets ik naar de muziekschool. In de verte klinkt de stem van een huilend meisje.

Ik heb het gehaald, het is gelukt.

Fiets tegen een lantaarnpaal. Het gebouw straalt als een gouden kerstbal.

Ik huppel naar het geluid van piano en binnen galmen mijn voetstappen door de grote hal. Daar is het lokaal en juf. Haar vlechten zijn goudgeel met rode linten en haar gezicht een lachende volle maan.

Achter mijn tafeltje, blokfluit klaar voor een noot. Niet dood.

Van Aspirant naar Debutant (2) door Alice Fokkelman

In april ligt mijn thriller-debuut in de winkel. Hoe leuk is dat?
‘En hoe doe IK dat’, denk je wellicht. In een serie blogs neem ik je graag mee op mijn reis van aspirant naar debutant! Dit is het vervolg op mijn eerste blog.

‘Alice, goed bericht! We hebben je proposal uitgestuurd en meerdere uitgeverijen hebben je manuscript opgevraagd.’ Het stond er echt… Ik had al een paar keer mijn mail gecontroleerd voor nieuws van mijn literair agent en dit was het resultaat. Geweldig!
Het proposal bevatte de synopsis van het verhaal, korte beschrijvingen van de personages en van alle hoofdstukken. En een kleine bio over mijzelf, ‘de auteur’.
Het manuscript was een eerste versie, dat vermeldden we erbij.

Het grote wachten begon. Eerst kwamen de afwijzingen. Een uitgever vond het verhaal te heftig. Een ander vond het wel potentie hebben, maar niet in deze versie. Een latere versie mocht ik alsnog sturen, indien ik wilde. Gelukkig ontving ik ook uitnodigingen van uitgevers om kennis te maken.
Met de redactrice van Xander uitgevers had ik de beste klik, vond ik. Zij had mijn verhaal weergegeven in een verslag en ik zag dat ze het helemaal ‘begreep’. We praatten tijdens de kennismaking over de inhoud van het verhaal en wat het nog beter zou maken. Met haar wilde ik het boek afmaken, dat voelde ik. Maar was dat wederzijds? Opnieuw moest ik wachten, nu of haar uitgeverij een aanbod zou doen.

Dat deden ze. Nadat mijn agent en de uitgever klaar waren met onderhandelen over een paar details, tekenden we een contract, met bubbels erbij! Alle partijen blij met elkaar.

Ik liep weg van de ondertekening en stapte direct, nog gemotiveerder dan ik al was, weer achter mijn bureau om van mijn verhaal de beste versie te maken. Ik blijf mijn best doen om ieder hoofdstuk, iedere zin, ieder woord op zijn allerbest weer te geven. Het verhaal is ‘af’ maar ‘There is always room for improvement’! Ik lees alles keer op keer kritisch door en kijk wat beter kan, of het volledig is of misschien te volledig. Ik heb zelfs een nieuw, spannender eind bedacht, nu pas!

Bij de uitgever zitten ze ook niet stil. De cover van het boek is al af en de aanbiedingstekst voor de folder van de uitgever is ook geschreven. In die folder komen alle boeken te staan die volgend seizoen uitkomen. Met de redactrice van de uitgeverij heb ik een planning gemaakt; wanneer ik mijn laatste versie van het manuscript inlever, wanneer zij leest, wanneer zij feedback zal geven, wanneer mijn laatste versie wordt verwacht. Die wordt dan nog gecheckt op feiten en grammatica en dergelijke, voor de proefdruk volgt.

De cover is geweldig! Die heeft het team van de uitgever gemaakt en als mogelijke cover aan mij gepresenteerd. Ik hoefde niet eens de alternatieven te zien, want hij is beter dan ik ooit zelf had kunnen bedenken. Als ik het boek zelf zo zou zien liggen in de boekhandel, zou ik het zeker oppakken!
Ook hebben we een nieuwe titel aan het boek gegeven. De titel die ik zelf had bedacht; ‘Ongewenst gedrag’ vond de uitgeverij meer iets voor een HR-handleiding dan voor een thriller, en ik geef ze groot gelijk. De nieuwe (nog geheime) titel prikkelt, is persoonlijker en maakt nieuwsgierig…

Zijn jullie ook al nieuwsgierig?

Ik houd jullie op de hoogte!

Over de auteur:

Alice Fokkelman studeerde Engels en Nederlands aan de lerarenopleiding. In 2003 begon ze met het schrijven van korte verhalen, die lovende recensies ontvingen. Rond april 2018 komt haar thriller debuut uit bij Xander uitgevers.
Alice combineert het schrijven met een baan als Corporate Communicatie Manager.

De kleine cliffhanger – René Appel

Er hangt een man… nee, deze keer is het een vrouw aan de rand van een klif. Krampachtig houdt ze vast aan de scherpe rand van de rots, niet bij machte zich naar boven te werken. Valt ze in de diepte van het ravijn of zal ze nog worden gered? Volgende scène op een andere plaats, met andere mensen. De lezer wordt in het ongewisse gelaten over het lot van de vrouw. Een typische cliffhanger, een spanningverhogend element dat lezers ertoe aanzet om door te lezen. Ze willen immers weten wat het lot van de vrouw is.

Dit is een voorbeeld van wat ik een grote cliffhanger noem, omdat de scène van het grootste belang is voor de verdere ontwikkeling van het verhaal. Er zijn echter ook kleine cliffhangers te onderscheiden, die niet direct het effect hebben van hun grote broer, maar wel spanningsverhogend werken. Ik zal twee voorbeelden geven uit de eerste roman van Elizabeth Strout, Amy and Isabelle, over de problematische relatie tussen Isabelle en haar zestienjarige dochter Amy (Lees van Elizabeth Strout overigens vooral het geweldige Olive Kitteridge, waar ook een tv-serie van is gemaakt met in de hoofdrol Frances McDormand, vooral bekend als de politievrouw uit Fargo).

Amy krijgt een telefoontje van haar vriendin Stacy, dat half en half wordt afgeluisterd door haar moeder. Op een gegeven moment zegt Amy: ‘Nee, ik heb het haar nog niet verteld.’ En dat is het. De lezer vermoedt dat ‘haar’ slaat op Isabelle, maar wat ‘het’ is, blijft vooralsnog een raadsel, dat enkele pagina’s later trouwens wordt opgelost (Stacy, ook 16 jaar) is zwanger.

Iets verderop in het boek staat de volgende passage als Amy een vlek ziet op een raam. ‘Maar voor Amy was de vlek een herinnering, een soort pijnlijke vriend, want in Amy’s herinnering was hij afgelopen winter verschenen, in januari, de avond voor ze mr. Robertson ontmoette.’ Hierna volgt een regel wit, en de volgende alinea begint met ‘Ze had het niet leuk gevonden om naar school te gaan…’ De lezer vermoedt dat er met die mr. Robertson iets aan de hand is, maar de schrijver wacht enkele pagina’s voor ze aan die nieuwsgierigheid tegemoet komt.

Zomaar twee voorbeelden van kleine cliffhangers, een stukje ‘gereedschap’ waar elke schrijver baat bij kan hebben.

Heb jij een brandende vraag voor René Appel? 25 november kan je hem stellen op de studiedag van de Schrijversacademie. Klik hier voor meer info over de studiedag.

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd

gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen 

 

 

Vakantiepret in het Oostblok – Manna Mulder

Vlak voor de zomervakantie beëindigde Manna Mulder de module Romans en korte verhalen bij Emile Hollman (Boek: Zilver en Antraciet). Op een terras bij Bäckerei Emill Reimann in Dresden wordt zij aan hem herinnerd.

Vakantiepret in het Oostblok

Na een hoop gehakketak waren we er uit:  Paardrijden in Tsjechië .

Op naar de Oostblok, waar ‘mama vroeger graag naar toe ging.’  Odé, de oudste dochter, en de tweeling Enzo, en Jodé, respectievelijk zoon en dochter, en Rudi het hondje. Vader hield het voor gezien na dertig jaar vakantie, auto in-en uitpakken. Vader ging lekker thuis vakantie vieren, en werken.

Na het passeren van de Tsjechische grens trokken alle denkbare wolken samen en stortte zich leeg boven het land. Wij reden stug door, op weg naar de eerste halteplek, het buitenverblijf van mijn vriendin sinds éénenveertig jaar. Wij hadden elkaar lang niet gezien. Onderweg ontvingen wij een sms dat haar wc het begeven had, we konden onze boodschap achterlaten in een Tsjechische Dixie, op het centrale dorpsplein, maar wel vóór 19 uur.

Te laat.

Bij haar aangekomen werd ons verblijf opgevrolijkt door naast een niet werkende wc ook een niet werkende kraan en verlichting via stekkerblok naar stekkerblok. De tand des tijds had niet alleen aan ons geknaagd maar ook aan het huisje. Desalniettemin was het verblijf fijn. Het uitzicht op het stuwmeer prachtig, en de lucht trok in de volgende dagen open.

De volgende stop was de paardenboerderij, een tóp plek van een Nederlands echtpaar dat negen jaar geleden hun eigen ‘Ik vertrek’ in de praktijk bracht. Een prachtige hoeve in Bohemen waar de kinderen hun hart ophaalden door de ene dag op Winny en de volgende dag op Sjonnie te rijden.

Zij stond in de bak ofwel in een zomers topje, of in een Unce upon a time in the west-kostuum. Niet als verkleedpartij, puur praktisch. Hij verzorgde vol liefde de ontbijtjes. De kinderen reden dat het aard had. Altijd met zijn drieën en soms met nog een onbekende erbij. Als kleine kinderen genoten ze van hun eigen ponykamp. Ze mochten zelfs de bossen in en zo zag ik ze in de verte verdwijnen, als cowboys, in een trage tred tussen de bomen door. Voor de laatste week had ik een mooi sanatorium ontdekt in Zuid Polen. En in tegenstelling tot mijn verwachting dat het oud zou zijn, was het spiksplinter nieuw.

Niet eens af zelfs.

We meldden ons bij de receptie en werden opgevangen door een alleen Pools sprekende receptioniste van een jaar of vijftig in hotpants, zwaar opgemaakt en met een te strak bloesje aan. Met handen en voeten verkregen wij de benodigde informatie.

Omdat wij met zijn vieren waren, hadden we twee kamers en moesten een verdeling aanbrengen wie met moeder op de kamer moest slapen. Na tossen werd het Enzo. Met een lang gezicht nam hij zijn intrek. Daarna daalden wij af naar de kelder om tot etenstijd van het zwemparadijs in het hotel gebruik te maken. Een langgerekt zwembad met zachte opgekrulde plastic tafelkleedbekleding en een zwarte vetrand langs de waterspiegel. Een bubbelbad dat de hele badruimte verlichtte samen met het licht dat door de glazen parterrevloer van het hotel scheen.

We badderden wat.

Om halfzes betraden wij het eetwalhalla. Tientallen mensen, overwegend boven de zeventig en Russisch, Pools of Duits, liepen af en aan langs het buffet en schepten hun borden torenhoog op.  Het was hilarisch. Wij aten niet alleen met onze mond, maar ook met onze ogen. Ik waande me in een Fellini-film.

Een gevoel van ‘oude tijden herleven’ overviel mij. En rust gaf het. Mijn kinderen dachten daar heel anders over. En na ons vertrek en een bezoek aan nog een Pools, vervallen, hotel hadden zij het wel gezien. We kortten de vakantie in en met ‘gierende banden’, zoals Odé het noemde, scheurden wij westwaarts, het Westblok in, op naar Dresden.

En daar zit ik dan, An der Frauenplatz, wachtend op mijn shoppende kinderen aan een kopje koffie.  Gadegeslagen door een strenge mus, naast de opdruk opmijn kopje, Emile Hollman. Lees ik het goed?Ik kijk nogmaals…Emill Reimann.

Over de auteur:

Manna heet ik, geboren midden jaren vijftig in deze hoofdstad uit een journalist als vader en een verpleegster als moeder. Inmiddels wees. Zelf moeder van een behoorlijk gezin, echtgenote. Ex-leerkracht. Reeds anderhalf jaar blije student aan deze opleiding bij de Schrijversacademie, met gelukkig nog een aantal modules in het verschiet! Schrijven geeft mij rust.

blogfoto-schrijversacademie-oktober-2016

Hoe doe je dat eigenlijk, schrijven? – Anne Ruhl

Hoe doe je dat eigenlijk, schrijven?

Ik heb ondervonden hoe het niet werkt.

SOG (schrijf ontwijkend gedrag)

Blinkend en streeploos schoon. Iedere keer wanneer ik tijd vrij maakte om te schrijven, werd mijn huis ineens heel schoon. De stofzuiger ging aan, alle keukenkastjes moesten beter ingedeeld worden en de badkamer kalkvrij maken leek van levensbelang. Na een tijdje zwoegen stond er nog geen letter op papier. De huishouddiva die zich had ontpopt, was mijn grootste schrijfvijand. Dit kon zo niet langer. In mei 2017 wilde ik mijn kinderboek met 30.000 woorden af hebben. Het leven van mevrouw Stip speelde zich af in mijn hoofd, maar kwam op deze manier nooit op papier. Van een schoon huis werd ik niet blij. De belevenissen van Stip en Roeltje stapelden zich op en iedere dag dat ik die niet opschreef werd ik gefrustreerder. Er waren drastischere maatregelen nodig.

Daar kwamen een strak schema, een I.L. (ideale lezer) met zweep en een woordentellend-programma op internet bij kijken.

Hoe ik wel los ging met de verhalen:

Strak schema

Mijn nieuwe indeling hield in dat ik op maandag- en dinsdagavond moest schrijven. Na mijn werk, tussen het koken en de hond uitlaten door. Op vrijdag een hele dag schrijven en op zaterdag en zondag een dagdeel. De stofzuiger mocht alleen maar komen kijken als je de vloer echt niet meer kon zien en de hond -het arme beest- moest zijn plasje ophouden.

I.L.

Tijdens de kinderboekenspecialisatie die ik volgde bij Jowi Schmitz mochten we allemaal werken aan ons eigen verhaal. Stephen King geeft als tip om je ideale lezer voor je te zien als je schrijft. Als ik een verhaaltje af had, stuurde ik een geprinte versie op aan Nicole, mijn fantastische I.L. Zij was heel erg enthousiast en overtuigd dat het goede verhalen waren en ze kwam met leuke aanpassingen en met verbeteringen.

Vorderingen bijhouden

Met mijn nieuw bedachte schema had ik het plan om elke week zeker twee hoofdstukken te schrijven en op Pacemaker had ik mijn doel om 30.000 woorden af te hebben in mei ingevoerd. Ik ging hard aan het werk met mevrouw Stip en Roeltje. Iedere keer als ik een gebeurtenis bedacht, schreef ik dat op een klein gekleurd papiertje en plakte ik het boven m’n bureau. Het uitwerken ervan deed ik tijdens mijn ma-di-vr-za-zo-regime.

Gek genoeg kwamen er steeds meer mensen in mijn verhalen bij. Of ik wilde of niet, ze drongen zich op. Ik was gestart met keurige mevrouw Stip en haar chaotische zus Roeltje. Maar al snel kwam Frederik erbij, de zoon van mevrouw Stip. Niet als baby, gewoon meteen een jongetje van zeven. Dat kan als je schrijft. Een moeilijke oma en een veel te charmante man erbij, klaar.

Het begin van het eind

Een van de opdrachten was dat je tien verschillende eindes aan je verhaal moest bedenken en ik heb daar vier versies van uitgewerkt. Het beste eind had ik dus al geschreven voordat de rest van het boek klaar was. Ik had wel losse verhalen, maar nog geen grote lijn. Doordat het einde klaar was, kon ik met meer focus aan de ontbrekende stukken werken. Er moest wel spanning komen, mensen moeten je boek wel uit willen lezen. Ik bedacht dat er aan het eind een grote schoonmaakwedstrijd plaatsvindt. En er moest een man in komen met foute bedoelingen. Het hele boek werkt mevrouw Stip aan haar uitvindingen voor de wedstrijd en als ze zeker weet dat ze gaat winnen, loopt alles in de soep. Zonder nog te veel te verklappen.

mijn vorderingen in februari

 

 

 

 

Over de auteur:

Anne Ruhl woont in Haarlem met haar man en Italiaans windhondje. Als ontspanning leert ze Scandinavische talen. Op vakantie neemt ze uit ieder land een bijzondere theedoek mee die ze vervolgens nooit gebruikt, maar wel ophangt om mooi te zijn. In het najaar van 2015 startte ze met de Schrijversacademie om naast haar werk als leerkracht haar talenten verder te ontwikkelen. Op dit moment is ze druk bezig met het schrijven van haar eerste boek. Mevrouw Stip en Roeltje zal in januari 2018 uitkomen bij Buddy Books.

 

Aan de slag als auteur – Willie Lek

Als zélfs de weergoden goed gezind zijn, moet het vandaag een geweldige dag worden, mijmer ik in de trein, terwijl in de lome ochtendmist koeien en kalveren voorbij razen en grazen.

In Utrecht loop ik richting de Dom, makkelijk zat, die torent overal boven uit. Mariaplaats 14, daar moet ik zijn. Ik had het adres thuis gegoogeld, maar in het echt geloof ik mijn ogen niet. Komt het door de stadse stilte in dit vroege uur of gewoon door de kleur van de herfst, dat ik een beetje beduusd ben? Is het in dít het pand waar ik vandaag luister, leer en vragen kan stellen? Wauh.

Natuurlijk, een pand met cachet garandeert niet dat ik ook werkelijk iets opsteek. Dat de koffie van goede kwaliteit is, de spritsen naar roomboter smaken, de stapel vegetarische broodjes zijn weerga niet kent, de kroonluchters sprankelen, de fauteuils uit Engelse bibliotheken zijn gehaald, de boekenkasten tot een immens hoog plafond rijken: dat wil, nogmaals, allemaal niets zeggen over de inhoud van deze dag.
Totdat ik luisterde naar de aanstekelijke zinnen van Roos Schlikker, met een ondertoon die er niet om loog.

Er was een interview met Jaap Robben. Ooit kocht ik een van zijn eerste bundels, Zullen we een bos beginnen’, toen hij in 2008, tussen gordijnen in een Amsterdamse huiskamer, optrad. Een recensent van de Volkskrant schreef destijds: ‘Nieuwkomer Jaap Robben stelt van die prikkelende vragen die kinderlijk concreet en filosofisch tegelijk zijn. (…) Deze jonge dichter belooft wel wat, maar is er nog niet.’ Nu is hij een gevierd schrijver, zijn innemendheid is gebleven.
Ik volgde twee masterclasses. Hieke Jans, scenarioschrijfster, boeide een uur lang. GTST, zomaar een soap? Het woord ‘research’ werd met hoofdletters uitgesproken.
Remco Volkers vertelde in zachte, bedekte termen hoe we ons product kunnen ‘pitchen’.
‘Kun je een pitch bedenken voor het verhaal van Roodkapje?’

‘Hoe een ruikertje bloemen leidde tot een moordzaak’, misschien?
Ten slotte een paneldiscussie: een uitgever, een boekinkoper, de literair agent. Niet zoveel nieuws onder de kroonluchters: ga naar een boekenwinkel, koop weinig van de boekentoptien, schrijf secuur, lees breed, luister naar je uitgever en maak netwerken. Wel leuk om Grote Namen in het echt te zien. Terug in de trein zag ik weer de koetjes en kalfjes. Gelukkig maar, want er kon niets meer bij in mijn verzadigde hoofd.

Over de Auteur:

Willie Lek is student aan de Schrijversacademie en start in oktober met de eerste module. Het schrijven zit in ’t bloed, haar moeder heeft haar de liefde voor taal meegegeven. Ze groeide op, was de jongste van acht kinderen, in een druk gezin. Natuurlijk kwam ze daar niet makkelijk aan het woord, dan was schrijven dé manier om te zeggen wat ze duidelijk wilde maken. Zo is het gekomen, door moeder en de ‘Benjamin’ zijn.

Nu, járen, járen later is schrijven, naast hobby, ook een manier om haar gedachten vorm te geven. Het is niet de eerste cursus die zij volgt, zij reisde een jaar naar Amsterdam en een schrijfweek op Terschelling leverde haar eerste (autobiografische) boek op, “Druppelsgewijs”, hoe het leven in een klein dorp, in de jaren ’50 druppelsgewijs veranderde.

Waarom nu naar de Schrijversacademie?

‘Omdat schrijven een voortdurend proces is, en ik behoefte heb aan collega’s, nieuwe inzichten, nieuwe ideeën. Gezocht in het woud van aanbieders, de Schrijversacademie leek (lijkt!) het best bij mij te passen.’


Om professioneel aan de slag te kunnen met schrijven organiseren we vier keer per jaar een studiedag met masterclasses van mensen uit de schrijverswereld. Wil je ook een keer naar de studiedag komen? Klik dan hier.

Benieuwd naar de foto’s?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Van Aspirant naar Debutant – Alice Fokkelman

In april ligt mijn thriller-debuut in de winkel. Hoe leuk is dat? ‘En hoe doe IK dat’, denk je wellicht. Ik neem je graag mee op mijn reis van aspirant naar debutant!

Schrijfdag

‘Maak kennis met een literair agent’. Het was een van de workshops tijdens de schrijfdag van de schrijversacademie. Leuk om te weten wat zo iemand doet, toch? Na de workshop sprak ik de agent en ze vroeg me of ik schrijf.
‘Ik schreef’ was mijn eerlijke antwoord. Jaren daarvoor was ik, naar aanleiding van een serie prijswinnende korte verhalen, benaderd door een uitgever voor het schrijven van een roman maar het ‘echte’ leven met mijn baan en gezin slokte me op. Het enige dat ik nog schreef waren artikelen voor mijn werk en boodschappenlijstjes thuis.

‘Heb je wel een idee voor een roman?’ vroeg de agent. Ik vertelde haar dat ik eigenlijk al mijn halve leven met een idee rondloop, gebaseerd op mijn eigen leven. Want; schrijven doe ik het liefst over iets dat dicht bij me staat, dat wordt vaak ‘de innerlijke noodzaak’ genoemd: het verhaal moet verteld.

De Literair Agent

De agent was benieuwd. Ik stuurde haar die week nog een synopsis en eerste hoofdstuk. Beide schreef ik de avond na de schrijfdag. Mijn man vroeg me wat ik aan het doen was. ‘Oh, ik schrijf een boek’ was mijn antwoord, waarop hij verbaasd uitriep dat hij niet wist dat ik weer aan het schrijven was. ‘Ja eh… ik geloof het wel’ , zei ik dus maar, en typte verder. Ik stuurde het op en wachtte af. Heel kort, want ik kreeg meteen een reactie. Of ik langs wilde komen. Dat was het begin van het schrijfproces dat geleid heeft tot een manuscript en binnenkort een boek zal zijn, dat rond april 2018 in de winkel ligt.

Iedere zes weken stuurde ik wat ik geschreven had naar mijn agent en vervolgens ging ik langs en bespraken we de ontwikkelingen. Die deadlines waren op mijn eigen verzoek. Ik vind het prettig om enigszins onder druk te werken, anders is het ’s avonds al snel; ‘Hallo Netflix…’

Mijn agent had een heel goed beeld bij mijn verhaal en haar op- en aanmerkingen hebben het verhaal zeker verbeterd. Daarnaast vond ik het ook gewoon leuk om met iemand over de personages, die verder alleen in mijn hoofd leefden, te kunnen praten.

Ging het dus allemaal alleen maar als een zonnetje? Nee…
Ik was gewend korte verhalen te schrijven, zo rond de 1500 woorden. Eén verhaallijn. Daarbij is de kunst zoveel mogelijk te zeggen in weinig woorden. Schrappen dus. Bij deze roman moest ik me richten op zo’n 50.000 woorden, verschillende verhaallijnen, flashbacks… Ik vond het lastig. Hoe houd ik overzicht? Hoe krijg ik alles bij elkaar?
Ik werkte met uitgewerkte karakterschetsen voor al mijn personages. Ik interviewde ze zelfs om ze beter te leren kennen. Dat staat niet allemaal in het verhaal, maar het sijpelt er wel in door.
Zo kreeg ieder personage een eigen stem. Hoe ik ze een dak boven hun hoofd gaf bij een uitgever lees je in mijn volgende blog!

Over de auteur

Alice Fokkelman studeerde Engels en Nederlands aan de lerarenopleiding. In 2003 begon ze met het schrijven van korte verhalen, die lovende recensies ontvingen. Rond april 2018 komt haar thriller debuut uit bij Xander uitgevers. Alice combineert het schrijven met een baan als Corporate Communicatie Manager.

 

 

 

 

 

 

Ultiem geluk : schrijfdocent Peter van Beek

Ik ben verslaafd aan autorijden in mijn klassieke Volvo P121, ook wel Amazon genoemd. De Volvo uit 1968 is inmiddels een dame van bijna vijftig jaar oud. Ze oogt echter nog altijd strak.  Dat vraagt technisch en cosmetisch onderhoud. Gelukkig helpt de reiAfbeeldingsresultaat voor Volvo P 121 donkerblauwskostenvergoeding van de Schrijversacademie om de auto in goede staat op de weg te houden. Ik rijd voor de Schrijversacademie immers het hele land door.

De Amazon staat regelmatig te pronken in de Kerkstraat in Den Haag, in een parkeergarage op Zeeburg in Amsterdam of op de parkeerplaats van het Dominikanerklooster in Zwolle. Ook Groningen, Rotterdam en Utrecht  bezoek ik regelmatig om les te geven. Soms heb ik een ochtendsessie in Utrecht en rijd ik daarna door naar Groningen. Dat zijn de mooiste dagen van mijn leven. Op zo’n dag toer ik een gelukzalige 500 km.

Alles bij elkaar tuf ik meer dan 10.000 km per jaar voor de Schrijversacademie. Ik doe dat graag, want ik vind niets aantrekkelijker dan in mijn Volvo rijden, behalve uiteraard het lesgeven aan de studenten van de Schrijversacademie. Dat is nog boeiender.  Ik ben een gezegend mens:  de Schrijversacademie zorgt ervoor dat mijn verslaving aan autorijden op peil blijft én vraagt mij overal in het land les te geven. Die combinatie is voor mij het ultieme geluk.

Over de Auteur

Schrijfdocent Peter van Beek (1958) heeft een ruime onderwijservaring in het voortgezet en hoger beroepsonderwijs. Daarnaast schreef hij vele interviews met auteurs en human-interest-artikelen voor de dag- en weekbladen. Voor de interviews maakte hij zelf de fotoportretten.

Peter van Beek heeft drie thrillers geschreven: Drift, Moordeiland en Zondvloed. In mei 2018 verschijnt zijn nieuwste boek: Slagzee.

Gewoon doen – Kamal Bergman

Gewoon doen.

Ik heb net op de knop publiceren gedrukt. Zwetende handen. Nog een laatste keer kijken. Is alles nu goed? Mijn boek, “Koppijn”, verhuist digitaal van het dashboard van Brave New Books naar www.bol.com. In feite hangt mijn boek in de digitale supermarkt van Albert Heijn. Als men op mijn boek zou klikken dan verschijnt deze in het winkelwagentje en als u dan ook nog betaalt fabriceert de drukker de omslag en inhoud van mijn boek. Zij sturen deze op en u ontvangt mijn kindje. Een mooi proces. Maar daar kom je niet zomaar.

Op zesentwintigjarige leeftijd verhuisde ik van uit het mooie Twente naar Amsterdam. Ik had een kamer overgenomen via een vriendin. Een kleine kamer. Mijn buurman, een beeldschone jonge Franse man. Aan de overkant een Surinaamse jongen en daarnaast de zus van diegene waar ik de kamer van overnam.

Aan het werk in de Watergraafsmeer, in een nieuwe kamer met een fles wijn naast me, een sigaret opgestoken en Rory Gallagher die zijn fijnste gitaarwerk van zijn leven door mijn boxen knalde.  Een heerlijk begin. Wist ik veel! Ik werkte aan een boek dat later Dramatica Destructivica ging heten. Een belachelijke naam natuurlijk. Ik gaf het boek uit via www.boekscout.nl. Dramatica zat vol met fouten, clichés en andere eigenaardigheden. (lees alleen de titel al) Toch heb ik er veel van geleerd.

Een maand of twee later werkte ik alweer aan mijn tweede boek “Koppijn”. Op een gegeven moment stopte ik. Ik was redelijk ver, maar mijn aandacht ging meer naar mijn toenmalige werk dan naar het boek. Ook mijn muzikale leven veranderde na de dood van mijn drummer. Ik werkte dus niet aan het boek.

Ergens in 2014 na de dood van een collega en vriend begon het weer te kriebelen. Ik schreef een kort verhaal over hem. Het moest eruit. Deze man had mij veel geleerd over taal, grammatica en spelling. Daarna ging ik verder. Nog een column en een blog. Ik pakte “Koppijn” weer op. Ik schreef er in een tuinhuisje een einde aan. Daarna liet ik het lezen door mijn moeder. Ze corrigeerde het de eerste keer. En nu doorpakken, dacht ik toen. En dat heb ik gedaan.

Op mijn 36e mocht ik beginnen aan de Schrijversacademie. De academie heeft veel voor mij betekend. De academie betekent nog steeds veel voor me. Via modules en opdrachten en de feedback van medestudenten leerde ik naar mijn eigen werk kijken. De literatuur die ik las van schrijvers over schrijvers bracht zowel verwarring en verbazing als hoop. Iedereen doet het anders en er zijn vele wegen die naar een boek leiden. Ik schreef en herschreef. Uiteindelijk heb ik via Carla de Jong redacteur Janine van der Kooij leren kennen. En toen ging het sneller.

Ik werd gefileerd. Leren 3.0, zou ik later tegen Janine zeggen. Met wat mails en manuscripten over en weer leerde ik dat ik nog meer moest herstellen, verplaatsen en corrigeren. Maar wat een leerproces. Niet normaal. Na de hulp en diensten van Janine heb ik het boek nog een keer na laten kijken door een vriend. Of ik bang ben voor recensies en feedback? Nee! Schrijven is leren tot aan je dood.

En nu, wacht ik totdat hij op www.bol.com verschijnt en ik kan klikken op de naam “Koppijn” en dat het boek dan in het winkelwagentje verschijnt.

Over de auteur:

Kamal Bergman is een Nederlandse schrijver van columns, blogs en korte verhalen, en hij is student aan de Schrijversacademie. Hij woont en werkt in Amsterdam. Naast schrijven is hij muzikant bij de band Soundpress en werkt hij in het sociaal domein. Op dit moment werkt hij aan een nieuw boek over twee totaal verschillende homoseksuele jongens, die gevangen zitten in oude tradities, geloofsovertuigingen en familiaire omstandigheden.

Storytelling – Een fantastisch middel

‘Ik hoefde mijn kinderen niet te straffen. Ik had een fantastisch middel: het verhaal,’ zei Jan Terlouw onlangs in een interview in het NRC. Terlouw vertelde zijn kinderen verhalen om hen te leren nadenken over morele kwesties en om hen te laten zien hoe belangrijk het is om de drijfveren van iemand te kennen.

Ook bij de opleiding Storytelling gebruiken we verhalen om mensen iets duidelijk te maken, maar dan op een zakelijk vlak, bijvoorbeeld om jezelf als ZZPer op de kaart te zetten, of om het belang van een verandering binnen je bedrijf kracht bij te zetten of om je werknemers met hun neuzen dezelfde kant op te laten wijzen. Eerlijkheid staat daarbij hoog in het vaandel. Voordat je daadwerkelijk gaat schrijven, zal je eerst inzicht moeten krijgen in je eigen drijfveren. Dat betekent met de billen bloot en dat is niet altijd makkelijk. Weerstand, uitstelgedrag, blokkades: het hoort er allemaal bij.

Als je de hobbel eenmaal genomen hebt, is ‘the sky the limit’.

Zo schreef een van mijn studenten in een motiveringsspeech voor haar medewerkers hoe zij zelf het enthousiasme in haar werk was kwijtgeraakt en hoe ze dat vervolgens had teruggevonden, een andere student schreef een thriller over het wateronderzoek dat haar bedrijf deed. En weer een ander combineerde haar eigen familiegeschiedenis met die van de buitenplaats waarvoor zij werkte en maakte daar een boekje van.

Terlouw heeft gelijk: verhalen zijn een fantastisch middel niet alleen om de drijfveren van anderen te leren kennen, maar ook die van jezelf. Want als je die kent, kan je een waarachtig verhaal creëren waarmee je mensen raakt en overtuigt.

Wil jij ook ontdekken hoe een je overtuigend verhaal dat blijft hangen kunt structureren voor elke behoefte van je bedrijf, en meteen beginnen met het toepassen van de theorie in de praktijk? klik hier De volgende startdatum van deze opleiding is in Utrecht: zaterdag 30 september 2017 met Manon Duintjer

Over de auteur:

Manon Duintjer (1969) was uitgever van de Rainbow Pockets, stelde als freelance redacteur verschillende verhalenbundels samen, waaronder Zij denkt dus zij bestaat en schreef voor het tijdschrift BOEK. In 2011 debuteerde zij met de roman De S-machine, en in 2016 bracht zij samen met Marlies Visser het filosofiespel Nomizo uit. Momenteel geeft zij les aan de Schrijversacademie en werkt zij aan haar tweede roman.

 

 

Kvinneteikbesleuk – René Appel

Kvinneteikbesleuk – Nee, dit is geen woord uit het Lets of uit het Quecha. Zo’n woord moet je ook niet alleen lezen, maar luidop laten klinken. Dan hoor je meteen dat het een directe, min of meer fonetische weergave is  van de volgende Nederlandse zin: Ik vind het eigenlijk best leuk. ‘Kvinneteikbesleuk’ is pure spreektaal zoals schrijvers die over het algemeen nooit in hun dialogen zullen gebruiken.*)

Hoe ver kunnen schrijvers gaan met het weergeven van spreektaalkenmerken (waarbij ik meteen benadruk dat die tegelijk vaak karakteristiek zijn voor non-standaard Nederlands)? In het tv-programma ‘De pennen zijn geslepen’ (waarin enkele bekende Nederlanders een thriller moesten schrijven) zei cursusleider Paul Sebes dat de taal in dialogen geen kenmerken van spreektaal mochten bevatten. Dat is natuurlijk onzin. De taal in dialogen mag niet gelijk zijn aan spreektaal, maar moet wel op spreektaal lijken. Anders krijgt de lezer keurige boekenzinnen voorgeschoteld in keurige schrijftaal. ‘Maar zo praten mensen helemaal niet’ denken lezers dan.

Hoe doet een schrijver dat en om welke spreektaalkenmerken gaat het? In het artikel ‘Algemeen Plat Nederlands’ (Schrijven Magazine, oktober 2011) ben ik hier al eens op ingegaan. Het betreft kenmerken op verschillende linguïstische niveaus: klanken (‘nou’ in plaats van ‘nu’), vervoegingen (‘hij heb’ voor ‘hij heeft’), woordkeuze (‘bek’ en niet ‘mond’).

Als het gaat om spreektaal dan zijn er ook heel andere zaken in het geding. Ik werd daar vooral met mijn neus op gedrukt door de analyses die ik heb gemaakt van het taalgebruik van zgn. Bekende Nederlanders voor het radioprogramma De Taalstaat in de rubriek TNA (elke zaterdag van 11.00 tot 13.00 uur op Radio 1). Enkele zaken die me zijn opgevallen:

  • Relatief nieuwe combinaties als ‘helemaal goed’, ‘een soort van’, ‘zeg maar’ (maar ook het bekende ‘ik bedoel’) worden vaak gebruikt, door sommige mensen heel vaak.
  • Hetzelfde geldt voor losse woorden als ‘eigenlijk’, ‘gewoon’ en ‘natuurlijk’, die qua betekenis in feite niets bijdragen aan de inhoud van de zin; het zijn zogenaamde stopwoorden, loze opvullers. Er zijn mensen die in vrijwel elke zin minstens één keer ‘gewoon’ gebruiken.
  • Heel veel mensen beginnen hun zinnen met ‘Nou,…’, ‘Nou ja,…’ ‘Kijk…’, ‘Ja, kijk…’, ‘Kijk ’s…’, ‘Ja, nee…’ of zelfs ‘Ja, nee, ja…’.

Het is niet aan te raden om als schrijver je dialogen te doorspekken met deze spreektaalkenmerken. Het is van belang om er spaarzaam gebruik van te maken. Wanneer wel en wanneer niet is niet eenvoudig te zeggen. Zelfs als geroutineerd schrijver en taalanalyst moet ik zeggen: kvinneteikbeswelmoelek.

*) Zie ook het boek van Jan Kuitenbrouwer Eik bes leuk (Thomas Rap, 2014), dat natuurlijk Eikbesleuk had moeten heten.

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen

Gezien worden – Ginny Krijgsman

Mijn eerste skype gesprek ooit. Ik houd niet van skypen, ik houd ook niet van mobiele gesprekken met beeld. Lange tijd naar een klein schermpje kijken, maakt me onrustig. Liever spreek ik iemand face to face, samen persoonlijk in dezelfde ruimte; zodat ik de nuance kan zien, de kleine bewegingen in houding, opslag van de ogen, de beweging van de handen of de mond kan registreren en interpreteren.

Maar skypen met Tania is anders. Niet alleen heb ik alle vertrouwen in haar expertise, belangrijk misschien nog is dat ik mij op mijn gemak voel bij haar. Zij begeleidt mij de komende tijd bij mijn project: de geschiedenis van mijn vader op schrift stellen. Dit is iets wat ik niet meer kan laten liggen. Doordat ik mij niet bewust ben van mijn eigen geschiedenis, heb ik mijn hele leven bij wijze van spreken de ene na de andere ‘film gemaakt’, Hierin bedeelde ik mij een bescheiden rol. Een bijrol of zelfs een figurantenrol was al goed. Ik was zelfs blij wanneer ik achter de coulissen een plaats had.

Bijna waar ik zijn moet

Mijn dromen bleven dromen. Af en toe ondernam ik een gewaagde poging, die al gauw door mijn innerlijke saboteur werd afgesneden. Zo ging ik ooit Nederlands studeren. Ik wilde namelijk schrijver worden. Op de opleiding kreeg ik last van paniekaanvallen. Misschien niet de meest logische keuze, maar na twee jaar watertrappelen daar, gaf ik me op voor de selectie bij de Maastrichtse Toneelacademie. Iets nieuws ondernemen, geeft nieuwe kansen en energie. Ik werd tot mijn grote verbazing, gezien de moeilijkheidsgraad, aangenomen. In plaats van blij verrast te zijn, schoot ik in de stress. Nu moest ik van Nijmegen naar Maastricht verhuizen.

Het lot speelde in die tijd een grote rol in mijn leven. Mijn leven was magisch, dus lette ik goed op tekens. Door de selectie heenkomen was een teken zo bedacht ik mij. Ik probeerde steeds iets nieuws in de hoop daar te komen waar ik zijn wilde. Geen duidelijk plan. Waarschijnlijk uit zelfbescherming om een hernieuwde teleurstelling te vermijden. Maar ach ik had het wel geprobeerd, ik was er bijna. Jaren later fietste ik door de straten van Den Haag met ‘ik ben bijna waar ik zijn moet, en mocht ik het niet halen, dan was ik toch dichtbij’, dat door de oortjes galmde.

Gezien of niet gezien

Nu zie ik Tania op mijn scherm verschijnen. Dat van mij rechtsonder blijft zwart. ‘je kunt je camera aanzetten door op het icoontje linksonder te klikken’, zegt ze. Het icoontje zie ik niet. ‘Is de camera misschien afgeplakt’, oppert Tania. Haar stem klinkt vriendelijk. Ik verwijder de vele post-its rondom mijn scherm, maar helaas nog steeds geen beeld. Dan blijkt dat ik helemaal geen camera heb. Ik heb een oud geval. Jammer, juist nu ik mijn angst voor het praten via een beeldscherm wilde doorbreken blijk ik geen camera te hebben. Poeh, ook wel fijn eigenlijk. Ik vind het ook erg spannend. Mijn wangen voelen warm aan. Gezien worden of niet gezien worden daar gaat het om. ‘zet jij jouw camera dan ook maar uit’, zeg ik. Maar Tania heeft er geen probleem mee om gezien te worden door mij en laat de camera aan.

Ik wil gezien worden en tegelijkertijd als ik gezien word of kan worden bevries ik. Als een haas die gespot wordt tijdens zijn tocht over het veld. Hij staat bewegingsloos als een tableau vivant, zijn oren plat langs zijn rug, zijn poten bevroren. Wordt het niet eens de hoogste tijd om te zijn waar ik wil zijn? Ik heb het gehad met dat ‘ik ben bijna waar ik zijn wil’. Om ergens te komen moet ik net als haas, die naar de andere kant wil met het gevaar gezien te worden, besluiten om over het open veld te lopen. Is het zo erg om gezien te worden?. Ik geniet van het kijken naar haas en vind het jammer dat hij zo bang voor me is. Zou hij blijer door het veld huppelen als hij zou weten dat ik hem te goeder trouw bekijk. Blij dat hij is waar hij is en niet in zijn bevroren moment denkt ‘ik ben bijna waar ik zijn moet’.

Ik ben bijna waar ik zijn moet, en met schrijf coaching van Tania Heimans ga ik er ook komen ook denk ik nu vastberaden. Bij het volgende skypegesprek ben ik in bezit van een webcam.

Over de auteur

Oud student Ginny Krijgsman (coach, trainer & pedagoog) besluit na het afronden van haar opleiding ‘Familieverhalen en biografieën schrijvenbij de schrijversacademie, op zoek te gaan naar haar wortels en schrijft zich in voor individuele schrijfbegeleiding. Tania Heimans begeleidt Ginny bij het onderzoek naar haar vaders KNIL geschiedenis. “Iedereen heeft een verhaal wat eruit moet en dit is de mijne”.

Ze schrijft onder andere columns over wat ze tegenkomt op haar zoektocht in haar onderzoeksproces, of over pedagogische zaken, zoals de interactie docent-leerling, een waarde(n)volle communicatie met leerlingen, hun ouders en docenten. Belangrijk voor haar in het onderwijs is de aandacht voor jongeren vanuit de verbinding van het hart.

 

Het hoe van een schrijfgroep (3) De schrijfopdracht

over het reilen en zeilen van een schrijfgroep[1]

Hoe gaat het er nou aan toe in zo’n schrijfgroep met een schrijfopdracht die je op commando moet schrijven? Deze vraag krijg ik als schrijfdocent vaak. Het gaat meestal net als in elke andere situatie waarin je het eerste wat in je opkomt moet doen/roepen/antwoorden/schilderen. Maar wat de vraagstellers eigenlijk willen weten is of het ter plekke schrijven moeilijker of makkelijker is dan het thuis schrijven van een verhaal.

Er zijn veel mensen die in hun welverdiende zomervakantie – ver weg of dichtbij – nadenken wat ze nog eens zullen doen in hun leven als ze weer thuis zijn. Ben jij zo’n mens? Denk je dat je zeker iets wilt gaan doen met je schrijven, maar zie je op tegen het zomaar uit het niets moeten schrijven tijdens de bijeenkomsten met de groep? Nergens voor nodig! Natuurlijk is het gangbare beeld dat we hebben bij schrijvers dat ze in hun eentje op/in een zolderkamer/studio/tuinhuisje/Chateau St. Gerlach (A.F.Th. van der Heijden) hun meesterwerken zitten te schrijven.

Toegegeven: het is wat relaxter ‘scheppen’ als je er tijd, ruimte en stilte voor hebt.

Als je een schrijfopleiding volgt, heb je die tijd, ruimte en stilte dan ook in de 6-8 weken waarin je thuis aan je schrijfopdrachten werkt.
Als je volgende reis er eentje met de Schrijversacademie is, zul je de voordelen van het voor de vuist weg schrijven ontdekken.

In de bijeenkomsten vinden er verschillende vormen van live schrijven plaats. Het is niet zo dat je de ruimte binnenkomt en moet aanvallen op een leeg vel papier zonder enige bewegwijzering. In je vakantie ga je ook niet in het wilde weg ergens heen, want wie weet moet je dan eerst uren een verlaten industriegebied doorkruisen voordat je bij dat mooie panoramapunt komt. Al die actiemomenten worden ingeleid en begeleid. De docent is het kompas naar jouw true north.

Een paar praktische voorbeelden van hoe het er aan toegaat in de lessen:

  • free writing (vrij schrijven) is net als vrij zwemmen: het zwembad (pen en papier) en het water (je gedachten) zijn er, daarin ga je zwemmen (schrijven). Om in de stemming te komen is er meestal een warming up (je rek- en strekoefeningen voor het sporten). Dat kan een (door de docent geleide) fantasie-oefening zijn, gevolgd door kleine associatie-oefeningen. In de groep denk je een tijdje in stilte aan bijvoorbeeld vakantie, maakt vervolgens een lijstje met woorden die voor jou met vakantie te maken hebben en kiest er daar 1, 2 of 3 uit om mee verder te schrijven. Free writing duurt meestal 10 minuten en je schrijft aan één stuk door zonder je pen op te tillen. Behalve voor het volgende woord dan.
    Deze teksten zijn voor jezelf, je hoeft ze niet voor te lezen aan de groep, dus je koudwatervrees kun je hierbij thuis laten.
    Ga je nog op vakantie, dan kun je dit associëren alvast uitproberen zonder pen in een zwembad, zee of oceaan: op je rug drijven en je fantasie de vrije loop laten. Zo simpel is het.
  • vervolg op free writing: uit je tekst kies je één of meer zinnen die je aanspreken als je je tekst nog eens overleest. Daar schrijf je mee

    verder. Je vertelt verder over die bijzondere Portugese vakantieliefde of over de overheersende smaak van verse koriander in die knaloranje tajine in Marrakech. Deze tekst lees je voor aan de groep.

  • gericht schrijven: met behulp van docent, onderwerp, stijl en/of materiaal (zie foto geurpotjes) kom je eerst in de juiste schrijfstemming, je denkt dóór op dat bepaalde onderwerp en vervolgens schrijf je een tekst.

Dit spontaan schrijven in de les wordt ook wel ‘minimaxen’ genoemd. Je schrijft in een minimale tijd een tekst die het maximale voor die tijd is.Veel studenten waren na een paar keer minimaxen laaiend enthousiast: ‘Het is wat het is en meer kun je niet doen!’ Zij vonden het een openbaring zo ontspannen erop los te kunnen en mogen schrijven.

Wil jij ontdekken of jij ook een fan bent van minimaxen, kom dan bij mij een proefles volgen op zaterdag 26 augustus in de Centrale Bibliotheek van Den Haaghttp://bit.ly/2dQXEUI

Wordt vervolgd met Het hoe van een schrijfgroep (4) Het voorlezen

[1] Vrij naar Jan Brokken: Het hoe

over het schrijven van romans, verhalen en non-fictie

Over de auteur:

Dé Hogeweg is docent creatief schrijven en redacteur in Den Haag en omstreken. Bij Uitgeverij U2Pi/JouwBoek is zij hoofdredacteur. Zij geeft les bij de Schrijversacademie. Naast het geven van cursussen en workshops schrijft ze columns, korte verhalen en artikelen voor internetsites en bladen. Zij schrijft over alles wat op haar pad komt. In de zomer gaat het vaak over de Tour de France, in de winter over schaatsen. Regelmatig levert zij bijdragen aan de sites Het is Koers (wielrennen) en Bluesmagazine (concertverslagen).

 

‘Het mooiste van schrijven is van níets íets maken’

In het jaar 2000 verscheen haar verhalenbundel Strandstoelendans.De succesvolste oefeningen uit haar cursussen en workshops gaf zij in 2011 uit in het boek Oefeningen in creatief schrijven – voor beginners, gevorderden en schrijfdocenten.

 

 

Werken met sexy mannen – Jowi Schmitz

Wil je schrijver worden? Bereid je dan voor, want lezen wordt er werken van. Lezen wordt grazen naar mooie zinnen, wordt met een vergrootlas de opbouw bestuderen. Dat gaat vanzelf. Als ik lees ben ik net zo’n boemeltrein; maak ik net een beetje vaart sta ik alweer op de rem. Pak ik mijn schrift erbij, ga ik zinnen overschrijven.

Het is ook bunkeren: en eigenlijk is dat bijna ongepast, als je erover nadenkt: ik lees alles van één auteur. Achter elkaar. Op dit moment is dat Marian Keyes en die heeft nogal wat boeken op haar naam staan. Waar zij de afgelopen vijfentwintig jaar aan zwoegde, daar raas ik in luttele weken doorheen. Of nou ja, ik boemel er doorheen dus, maar toch. Gecondenseerde tijd.

Werk-lezen.

Marian Keyes wordt wel de grondlegger van de chicklit genoemd, maar wat ze vooral heel erg goed kan is verhaalstructuur. Ik lees het verhaal, noteer na afloop ‘de beats’. Ik noteer in krabbels wat er gebeurt per hoofdstuk (bijvoorbeeld ‘Misty, het mooie meisje’ of ‘Die leren broek die door vijf sexy mannen werd gedeeld’) en hou daarna mijn velletje tegen het licht. Om te kijken hoe ze het precies gedaan heeft. Ik haat het opschrijven van die beats, het voelt als huiswerk. Maar ik ben altijd blij met wat ik leer. Want als structuur een vlechtwerkje is, dan is Keyes topstyliste.

Bijkomend voordeel; chicklit is gemaakt om spannend te zijn, dus af en toe glij ik heerlijk mee in haar wereld vol vrouwen die met moeilijke zaken bezig zijn, maar dikwijls worden afgeleid door heerlijke sexy mannen. ‘Ben je nou alweer aan het lezen,’ zegt mijn vriend, als hij bij thuiskomst twee hongerige kindjes naast mijn bed ontdekt en mij erin, hoofd in een boek.

‘Ik wèrk,’ zeg ik dan beledigd.

Over de auteur:

Jowi Schmitz, docent aan de Schrijversacademie, schrijft voor volwassenen en kinderen. Ze debuteerde in 2005 met Leopold, een roman over een man die kip wordt. Daarna verschenen er non-fictie boeken, nog een roman, diverse kinderboeken en allerlei andersoortige teksten. Ze schreef ook voor de kinderpagina van NRC Handelsblad, en ze heeft al jaren een weblog jowischmitz.nl

In november 2016 verscheen Weg bij uitgeverij Hoogland en Van Klaveren. Weg gaat over een meisje dat wegloopt naar Barcelona om de vrijheid te veroveren.Het werd door de Volkskrant verkozen tot één van de beste YA romans van 2016, en is genomineerd voor de Dioraphte literatour prijs.

Een kijkje in de keuken van de Schrijversacademie – Femmie van Rooijen

We krijgen vaak de vraag van nieuwsgierige studenten hoe het er aan toe gaat in de keuken van de Schrijversacademie.  Daarom wordt het tijd voor een blog vanuit onze ‘Schrijversacademie-keuken’.

Bij de Schrijversacademie werken is enorm divers. Het ene moment ben je bezig met het informeren van nieuwe studenten en het andere moment zijn we bezig met het inplannen van nieuwe klassen of het schrijven van een nieuwsbrief. We zitten op kantoor met drie mensen, Caroline (de manager), Tijmen en ik, beide studiecoach en multifunctioneel inzetbaar. Met z’n drieën zorgen we voor het reilen en zeilen van de Schrijversacademie.

Het voorgerecht

Als we ’s morgens beginnen hebben we altijd volle mailboxen. Uiteraard komen er dagelijks tientallen mailtjes binnen van toekomstige studenten die informatie aanvragen over onze opleidingen. Wat kunnen ze verwachten van de opleiding? Wie zijn de docenten? En is er nog plek in de locatie van hun voorkeur. Daarnaast krijgen we natuurlijk veel mailtjes van studenten die wij, als studiecoach, begeleiden. Om 9:00 uur zorgen we er voor dat we telefonisch bereikbaar zijn en de eerste mails al weer verstuurd hebben.

Gedurende de hele dag beantwoorden we mailtjes en telefoontjes van alle studenten en toekomstige-studenten. En stiekem is misschien het telefonische contact wat we hebben het allerleukste. We proberen altijd even de tijd te nemen voor mensen die ons bellen. Je merkt dat als je de tijd neemt voor een gesprek de (toekomstige) studenten prachtige verhalen met ons delen. Van grootouders die graag een kinderboek willen schrijven voor hun kleinkinderen tot full-time werkende studenten die naast hun baan heel graag hun familieverhaal willen opschrijven of eindelijk een begin willen maken aan hun eigen roman. Prachtige verhalen. Zo merk je dat elke (toekomstige) student eigenlijk een eigen boek is waar we heel soms een achterflap of zelfs een hoofdstuk van mogen lezen.

Het hoofdgerecht

Naast het contact dat we hebben met de studenten gebeurt er natuurlijk ook heel veel achter de schermen. Je kunt hierbij denken aan het ontwikkelen van lesmateriaal en het verzorgen van de boekenpakketten. Gelukkig werken we samen met ruim 20 enorm gemotiveerde docenten. Al onze docenten hebben zelf boeken uitgegeven of hebben expertise op het gebied van redactie of scenario’s schrijven. Onze docenten ontwikkelen in opdracht van ons het studiemateriaal en bedenken de huiswerkopdrachten die gemaakt moeten worden. Wij zorgen er dan weer op onze beurt voor dat de modulewijzers op tijd gedrukt zijn en de juiste boeken naar de studenten gestuurd worden.

Daarnaast zijn wij natuurlijk ook verantwoordelijk voor alles wat rondom de studie geregeld moet worden. Hierbij kun je denken aan het inplannen van nieuwe klassen, het reserveren van leslocaties en het bedenken van schrijfwedstrijden. Wij zorgen er natuurlijk ook voor dat zoveel mogelijk mensen de Schrijversacademie leren kennen door onze marketing campagnes. Zo staan we bijvoorbeeld regelmatig in Schrijven Magazine en heeft onze docent Jowi in elke editie een vaste column.

Zelf houd ik me veel bezig met de marketing- en salesactiviteiten. Ik zorg er samen met Caroline voor dat al onze Facebook- en Instagramvolgers op de hoogte zijn van onze activiteiten en dat er door het hele land heen proeflessen aangeboden worden.

Het toetje

De slagroom op de taart of de dame blanche met warme chocolade. Kortom, het leukste onderdeel van het werken bij de Schrijversacademie. Persoonlijk vind ik het contact dat wij hebben met (toekomstige) studenten en docenten het allerleukste. Zo zijn de docentenuitjes ontzettend gezellig (meer lezen over deze uitjes? Lees dan de blog van onze docent Jowi) en beleef ik enorm veel plezier aan het begeleiden van de proeflessen. Tijdens de proeflessen zie ik de toekomstige studenten ‘in het wild’ en kan ik eindelijk zien welke gezichten er horen bij de verhalen die ik heb gelezen.

De allerleukste dag is voor mij toch wel de studiedag. Onze studiedag wordt vier keer per jaar georganiseerd en is altijd weer een feestje. Tijdens deze studiedag komen er zo’n 80-100 studenten naar Amsterdam of Utrecht om gezamenlijk workshops en interviews bij te wonen. Het is ontzettend leuk om bekende gezichten van de proeflessen na een aantal maanden weer terug te zien  en te horen hoe ze de opleiding ervaren. De studiedag is altijd heel erg druk, maar wel heel leuk. We eindigen de dag altijd feestelijk met een gezamenlijke borrel en  kunnen nog dagenlang nagenieten van alle positieve energie die we hebben gekregen van alle studenten.

Kortom, werken bij de Schrijversacademie is voor mij een echt feestmaal! Wil je ons team versterken? http://bit.ly/2uoY4Yv

 

Femmie van Rooijen (1991) heeft tijdens haar studie Communicatie gewerkt als studieadviseur bij een onderwijsinstelling. Nu geeft ze toekomstige studenten advies over het volgen van een opleiding bij de Schrijversacademie. Daarnaast houdt ze zich bezig met de vormgeving, het begeleiden van studenten en de (online-) marketing van de Schrijversacademie

Vergelijkingen – René Appel

Wie zijn tekst beter of mooier wil maken door vergelijkingen te gebruiken, begeeft zich op glad ijs. Dat is op zichzelf uiteraard ook weer een vergelijking, die als vaste uitdrukking tot het Nederlandse idioom behoort. Om de beeldspraak verder door te trekken: wie zich op glad ijs begeeft, loopt het risico uit te glijden en lelijk ten val te komen.

Hieronder volgen enkele voorbeelden van wat mij betreft mislukte vergelijkingen, die er vooral op lijken te wijzen dat de auteur krampachtig heeft geprobeerd ‘mooi’ of ‘literair’ te schrijven:

  • De interessante conversatie ging daarbij door tussen Noor en de aangewaaide oom uit Nieuw-Zeeland die gespreksstof over had, zijn mond was zo vol als een worst die je uit kon knijpen.
  • De genetische oerkracht van het vaderschap vonkte in hem als een reusachtige bougie.
  • Mijn pick-up (auto, RA) kwam met horten en stoten tot leven, als een natte hond die zijn vacht uitschudt.
  • Daarboven een neus die ooit door een enorme kracht zo onherstelbaar scheef en plat was geslagen dat hij nu nog het meest leek op een gebruikt en weggegooid condoom.
  • Hij neemt een felle trek van zijn sigaret, een geluid als van een gierende windvlaag.
  • Een donkere broek sloot nauw om haar heupen en een witte blouse vloeide als room van haar af.

Een enkele vergelijking vinden sommige schrijvers niet genoeg.

Zij blijven doorassociëren en aan de beeldspraak lijkt geen eind te komen, zoals in  de volgende passage uit een Nederlandse roman: ‘Het was moeilijk om de richting te bepalen waaruit haar stem kwam, alsof het geluid aarzelde om mijn oren te betreden, liever pootje baadde of zelfs maar voelde: even een voet naar binnen stak, dan weer verdween om het ergens anders te proberen. Haar stem zwierf om me heen als een kouwelijk kind om een zwembad.’

De eventuele waardering voor vergelijkingen is natuurlijk volstrekt subjectief. Er zullen zeker mensen zijn die – in tegenstelling tot ik – het bovenstaande fragment prachtig vinden. Wat zie ik nu als een mooie vergelijking? Bijvoorbeeld de volgende uit Kind van de verzorgingsstaat van Rob van Essen: ‘Zoals een vis geen idee heeft van wat water is, had ik geen idee van de verzorgingsstaat.’ Waarom mooi? De ‘ik’ leeft in de verzorgingsstaat zonder het zich werkelijk te realiseren, net als een vis niet beseft dat hij in water zwemt. Tegelijk voelt de ‘ik’ zich in de verzorgingsstaat als een vis in het water.

Natuurlijk moet ik dit blog in stijl afsluiten: Beeldspraak gebruiken is als het aaien van een kat: hij kan tevreden gaan spinnen, maar net zo goed kan hij blazend uithalen met zijn nagels. Een treffende vergelijking? Ik twijfel.

 Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen 

 

Boekenliefde – Bibi de Kraa

Boekenliefde

Tijdens mijn dertigerscrisis wist ik niet goed wat ik wilde. Kinderyogajuf,  juf basisonderwijs of voedingsconsulent, verschillende opleidingen passeerden de revue.
Eén ding wist ik wél zeker, ooit zou ik mijn eigen kinderboek schrijven.

Op een dag zag ik een advertentie van de Schrijversacademie. Mijn stoffige schrijfgeest moest nodig uit de fles komen. Vol enthousiasme voegde ik de daad bij het woord en startte begin dit jaar met de opleiding.

Dagelijks lees ik een boek op mijn e-reader. De liefde van het lezen heb ik van mijn moeder meegekregen. Ik lees verschillende boeken van romans tot thrillers, ook een kinderboek op zijn tijd blijft leuk.

Toen ik klein was ging ik al met mijn moeder mee naar de bibliotheek. Later mocht ik ook zelf. Ik verslond boeken en had de meeste boeken uit de collectie al gelezen. Hierdoor kon ik best al goed lezen, dus moest ik op school op de gang zitten tijdens de leesles. Ik mocht mijn eigen boeken van mijn eigen niveau lezen zodat ik mij niet verveelde tijdens de les.

Ik las onder andere boeken van Annie M.G. Schmidt, Anke de Vries, Paul van Loon, Cok Grashoff (Floortje Bellefleur), Ann M. Martin (de Babysittersclub) en alle boeken waarvan de achterkant mij beviel.

Op mijn verjaardag kreeg ik van iedereen boeken. Vooral mijn oma was daar erg fanatiek in. Meestal waren dit spannende boeken van R.L. Stine (Kippenvel), Enid Blyton (De Vijf) en Carolyn Keene (Nancy Drew). Genoeg om te lezen.

In mijn pubertijd kreeg ik de behoefte om boeken te kópen. De bibliotheek vond ik ineens maar vies. Vaak kwam ik thuis met boeken met daarin vreemde vlekken, scheuren, ezelsoren en soms zelfs haren. Voortaan wilde ik mijn eigen boeken. Die roken lekker wanneer ik er doorheen bladerde. Mijn moeder deed nog wel eens een poging en nam boeken voor mij mee uit de bibliotheek, maar ik raakte ze niet meer aan tenzij er niets anders meer te lezen was.

Op een dag wilde mijn moeder, het stereotype digibeet en vaste bibliotheek bezoeker, een e-reader. Ik zette mijn weerzin opzij en gaf haar op Moederdag een e-reader cadeau.

Er zat zelfs een lampje op. Ze was zo blij als een kind.

Op vakantie nam zij de e-reader mee terwijl ik met twaalf boeken in mijn handbagage sjouwde. Ze werd zelfs lid van Facebook en meldde zich aan voor onder andere de pagina Thrillerlovers.

Ook al probeerde ze mij te overtuigen, ik kocht nog steeds mijn boeken en wilde in geen geval een e-reader. Totdat mijn moeder mij een e-reader cadeau gaf.

Eerst was ik beledigd en vond het zonde van haar geld. Het eerste half jaar deed ik er niets mee en kocht nog steeds mijn boeken in de winkel.

Langzaam raakte ik overtuigd van de gemakken van een e-reader. Minder sjouwen en er konden meer boeken mee op vakantie.

Nu, tijdens mijn dagelijkse treinreizen, zijn mijn e-reader en ik onafscheidelijk.

Samen met het Schrijven magazine en mijn gloednieuwe boeken van de Schrijversacademie is mijn e-reader ook nog eens een ideale dekmantel. Medereizigers denken dat ik lees, terwijl ik ondertussen inspiratie opdoe voor mijn huiswerk van de Schrijversacademie. Want personages en verhalen zijn er genoeg in de trein.

Ondanks de hechte band met mijn e-reader blijft mijn liefde voor een nieuw boek groter en puilt mijn boekenkast uit. Mijn bibliotheekboekenfobie heeft mij er niet van kunnen weerhouden te starten met de opleiding. Want door mijn enthousiaste en gemotiveerde docent , maakt het mij niet uit dat de plenaire bijeenkomsten plaatsvinden in de bibliotheek.

Boekentip:

B.A. Paris – Achter gesloten deuren (Literaire Thriller)
Het verhaal is van het begin tot het einde spannend en houdt de lezer geboeid. Dit is de eerste thriller van deze auteur, verschenen in oktober 2016.

Op 20 juni 2017 verscheen de tweede thriller van B.A. Paris – Gebroken.

 

 

 

 

 

 

De kunst van het schrijven- Anne Ruhl

Basismodule

Eindelijk zou ik de kunst van het schrijven perfectioneren. Daar ging ik dan, in mijn flamingo tas de boeken, de reader en een glimmend schrift. Bij een nieuw avontuur hoort natuurlijk ook een nieuwe tas. De eerste dag van school was ontzettend spannend. In Den Haag zouden we les krijgen in het torenkamertje van de boekwinkel. Het idee alleen al klonk zo romantisch. Ik gunde mezelf deze opleiding. Een hele zaterdagmiddag alleen maar leuke dingen doen. Met een chai tea latte en een vriendin uit Den Haag die me de weg wees, kwam ik terecht in mijn schrijfgroep.

Voorstellen

Ik wilde gaan werken op de redactie van een uitgever in schoolboeken, vertelde ik tijdens het voorstelrondje. Zo kon ik mooi mijn ervaring in het onderwijs combineren met het schrijven van lessen. Na tien jaar voor de klas leek me dat een leuke uitdaging en goed te combineren met het werken als juf.

Andere ambities?

Alle creatieve schrijfoefeningen die volgden vond ik erg leuk, maar dat was uiteindelijk niet wat ik wilde gaan doen. Ik zou van de lessen in de basismodules gaan genieten, maar mijn echte focus lag toch op de specialisatie. Andere mensen kwamen met plannen voor een roman of ze hadden zelfs al een kant en klaar manuscript klaarliggen. Zit ik hier wel echt om die reden? Of wil ik, behalve schoolmethodes schrijven, toch ook niet stiekem de volgende Annie M.G. Schmidt worden? Dat heb ik mezelf meer dan eens afgevraagd, maar de gedachte om zelf een boek te schrijven en daarmee langs uitgevers te gaan klonk me zo griezelig in de oren dat ik het maar snel wegdrukte.

De omslag

Tijdens de lessen gebeurde het. We moesten wekelijks een verhaal schrijven en elkaar feedback geven. Sommige mensen konden ook van hun feedback een prachtig en samenhangend geheel maken. Ik niet. Om de week martelde ik mezelf door een paar uur achter de computer te gaan zitten en als een strenge juf mocht ik van mezelf niet eerder weg voordat het klaar was. Ik ben geen geboren redacteur. Ik vond het helemaal niet leuk om de teksten van anderen te beoordelen, ik kon niet bedenken wat er anders kon en hoe het beter kon. Starend naar mijn beeldscherm perste ik er wat feedback uit. Een marteling dus. Waar ik wel blij van werd, was zelf verhalen schrijven. Mijn creativiteit werd aangeboord en ik ging naast de verplichte opdrachten ook aan de slag met andere verhalen.

Mevrouw Stip

Mevrouw Stip werd geboren. Ik schreef puur voor mijn eigen plezier over de overdreven keurige mevrouw Stip en haar chaotische zus Roeltje. Ik kon niet meer stoppen. Het gaf me energie en niet geheel onbelangrijk, ik vond het echt leuk om zelf te schrijven.

Laat het los

Ik heb er maanden over gedaan om de gedachte van de redactiespecialisatie los te laten en me te bezinnen op wat ik dan wel wilde gaan doen. Net voor de laatste les was ik eruit. Ik wilde de kant van kinderboeken op. De schrijfdocent was erg verbaasd omdat ik tijdens de lessen nooit kinderverhalen inleverde. Maar dat heb ik tijdens de specialisatie ruimschoots ingehaald.

Over de auteur:

Anne Ruhl woont in Haarlem met haar man en Italiaans windhondje. Als ontspanning leert ze Scandinavische talen. Op vakantie neemt ze uit ieder land een bijzondere theedoek mee die ze vervolgens nooit gebruikt, maar wel ophangt om mooi te zijn. In het najaar van 2015 startte ze met de Schrijversacademie om naast haar werk als leerkracht haar talenten verder te ontwikkelen. Op dit moment is ze druk bezig met het schrijven van haar eerste boek. Mevrouw Stip en Roeltje zal in januari 2018 uitkomen bij Buddy Books.

 

 

De eerste zin – René Appel

‘De portier is een invalide.’ Zo luidt de eerste zin van Nooit meer slapen van W.F. Hermans. Deze zin wordt nogal eens geciteerd als mensen het hebben over ‘mooie eerste zinnen van een roman’. Dan gaat het meestal tegelijk over het belang van een mooie, treffende eerste zin van een roman (of verhaal). Ja, met die eerste zin moet een schrijver als het ware de lezer meteen bij zijn kraag grijpen. De zin moet mooi en suggestief zijn, een sfeer van dreiging oproepen, enz. En de beginnende schrijver maar denken en ploeteren. Wanneer fluistert de Muze hem of haar nu eindelijk die prachtige eerste zin in, want zonder die eerste zin kan hij/zij immers niet verder?

Jarenlang heb ik op de universiteit studenten begeleid bij het schrijven van scripties en werkstukken. Die worstelden ook vaak met de fameuze Eerste Zin. Dan zei ik wel eens tegen hen (ik weet het, het is flauw, maar daarom niet minder waar): ‘Als je de eerste zin niet weet, begin je gewoon met de tweede.’ Je kunt immers altijd een nieuwe eerste zin bedenken of toevoegen, de voorlopige eerste zin kun je veranderen enz. De angst voor de Eerste Zin (weer met twee hoofdletters) is volgens mij vooral de angst om te beginnen met een roman of verhaal.

Hieronder staan enkele eerste zinnen van succesvolle Nederlandse romans:

  • ‘De boerenmeid (of –vrouw) had tenslotte niet geprotesteerd toen hij zijn kin op haar schouder liet rusten.’ (W.F. Hermans, De tranen der acacia’s).
  • ‘Iedere wereldstad heeft zo z’n eigen soort peepshows.’ (Joost Zwagerman, Gimmick).
  • ‘Jörgen Hofmeester staat in de keuken en snijdt tonijn voor het feest.’ (Arnon Grunberg, Tirza).
  • ‘We gingen eten in het restaurant.’ (Herman Koch, Het diner).
  • ‘De foto heeft jarenlang in een envelop gezeten, onder in een witte verhuisdoos.’ (Bert Wagendorp, Ventoux).

Over deze eerste zinnen is veel te zeggen (doe ik misschien een andere keer), maar nu wil ik wijzen op het belang van de eerste zin als introductie op een eerste scène. Het gaat vooral om die eerste scène. Die moet lezers het verhaal binnen trekken, zodat ze door willen lezen. Als er na ‘De portier is een invalide’ een flauwe beschrijving van een kantoorinterieur was gevolgd, was het nooit een beroemde Eerste Zin geworden.

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen 

 

Deadline gehaald! Een roman in zes weken – Godfried van der Heijden

Sinds mijn afstuderen in 1993 aan de Academie voor journalistiek in Tilburg werk ik als freelance tekstschrijver/journalist. Eén van de belangrijkste dingen die ik geleerd heb tijdens mijn studie en in mijn werk is dat deadlines heilig zijn. Dus toen ik de opleiding Romans en korte verhalen schrijven aan de Schrijversacademie volgde, had ik altijd alle opdrachten op tijd klaar. Bravo!

Aan de slag

Alleen, ik had één opdracht niet goed gelezen. In mijn hoofd had zich daarom het idee vastgezet dat studenten vóór het eind van de opleiding ook een roman of een aantal korte verhalen af moesten hebben. Aan de slag dus.

Ik zag het als een gelukje dat de laatste module van mijn opleiding een pauze kende van twee maanden vanwege de zomervakantie. In die periode is het voor freelancers meestal rustig en omdat onze dochter tijdens haar zes weken schoolvakantie regelmatig naar de buitenschoolse opvang zou gaan, had ik tijd om te schrijven.

Duizend woorden

Zo geschiedde. Zes weken lang elke dag minimaal duizend woorden schrijven en je zit al op ruim 40.000 woorden. Dat is een flinke novelle of een korte roman. Duizend woorden is overigens geen willekeurig getal. In zijn onvolprezen boek Over leven en schrijven, adviseert Stephen King het beginnende schrijvers. Zelf schrijft hij iedere dag tweeduizend woorden.

Beginzin

Oké. Je wilt een roman schrijven in zes weken tijd. Wat is dan de beginzin? Makkelijk. Eind juni 2015 luidde opdracht 5 van Specialisatiemodule 1 van de Schrijversacademie: beantwoordt vijf vragen. Al wandelend en douchend voor de beste inspiratie verzon ik in een paar uur tijd de antwoorden:

  1. Werktitel? En zie niet om. 2. Hoe lang? 50.000 woorden. 3. Wat onderzoek je? De teloorgang van een man die het allemaal goed bedoelt. 4. De eerste zin? Even leek het of Maarten een hartaanval zou krijgen, maar in plaats daarvan kotste hij de laatste restjes van een frikadel speciaal XXL in de wc van het aftandse studentenhuis dat hij met vier vrienden huurde. 5. Climax? Spoiler, dus helaas.

Plattegrond

Ik besloot van die willekeurige antwoorden een verhaal te maken. Hoefde ik daar niet meer over na te denken. Tijdens de opleiding gaf schrijfdocente Kathy Mathys haar studenten de opdracht een plattegrond te maken van de omgeving waar je als kind opgroeide. Na tien minuten had ik een summier overzicht met in steekwoorden wat anekdotes. Als ik dat overzicht zou combineren met de eerder genoemde antwoorden was ik al zo goed als klaar!

Prachtige reis

Op zaterdag, de eerste dag van de vakantie, schreef ik de eerste duizend woorden. Het begin van een prachtige reis in mijn hoofd. Elke dag begon met schrijven en als ik mijn quotum of meer had behaald, ging ik wandelen of in de tuin zitten om na te denken over het vervolg. Ik leefde wekenlang in een parallel universum dat bijna net zo werkelijk was als mijn echte leven. Na 42 dagen zei ik tegen mijn vrouw: ‘Ik geloof dat mijn boek af is’. Deadline gehaald! Tijdens de eerste bijeenkomst na de vakantie hoorde ik dat de opdracht feitelijk luidde: maak een ruwe opzet van je roman, of schrijf enkele hoofdstukken. Tja. Gelukkig had ik het niet goed gelezen. Anders was mijn debuutroman En zie niet om afgelopen juni niet als ebook verschenen bij onafhankelijke uitgeverij The Black Sheep Indie. Nieuwsgierig? Het is voor € 3,49 te downloaden via https://theblacksheepindie.com/ebook/en-zie-niet-om.

 

 

Docenten op een boot – Jowi Schmitz

Waar docenten van de Schrijversacademie het over hebben als je ze in een boot stopt

Zoals dat hoort op een boot werd mijn tas nat en hadden we inkijk in iemands kledij, maar daar ging het niet over. Steeds bogen we om beurten naar voren voor een wijn of een sapje, of een hapje, want daar had Caroline, oftewel mevrouw Schrijversacademie, toch maar mooi voor gezorgd.

Een dag uit het leven van een docent aan de Schrijversacademie.

We gingen vergaderen en toen varen. Het was vol in dat docentenbootje, al die ZZP-ers met allerlei wortels en achtergronden, we hadden bij elkaar een behoorlijke boekenkast vol geschreven. De gesprekken gingen over nieuwe workshops, humor leek ons wel wat, net als dialogen schrijven, en over hoe het zo gekomen was, dat schrijverschap.

Ik vertelde over het verleggen van verlangens, en dat ik dat iedereen aan kan raden, net zo lang, wellicht, tot het past. Omdat je altijd al sporter wilde zijn, maar allebei je knieën knapten. Omdat je zo heel graag wilde kunnen zingen, maar alle kraaien steeds in lachen uitbarstten. Omdat ik toen bij schrijven uitkwam en de grenzeloosheid ontmoette. Steeds verder leren, steeds nieuwe werelden die je met je eigen handen mag bouwen en vormgeven.

Waar was ik anders uitgekomen?

Bij botenbouwen misschien. Of werktuigbouwkunde. Of toch met een bochtje weer bij schrijven. Want voor schrijven heb je geen knieën nodig en je kunt doen alsof je het beste zong van allemaal, vroeger al, altijd al, alsof de kracht van je keel de kraaien wegblies en je samen met hoeheetdie operazanger ook alweer, vooraan op het podium van ‘Nederland heeft toptalent’ deed belanden.

Ik nam nog wat wijn, mijn tas dreef kalmpjes voorbij en de inkijk kwam en ging als de golven.

En zo extreem als het destijds voelde om alles te laten vallen en me op die pen te werpen, zo rustig leek die verandering nu, van hieruit gezien, het water overgezwommen.  ‘Misschien dat ik daar een workshop over kan geven,’ mompelde ik tegen Tijmen aka meneer Schrijversacademie. ‘Over het verleggen van verlangens.’ Dat moest ik uitleggen van hem en opeens was het geen uitleg meer maar een opdracht, schrijf er maar een verhaal over, zei ik juffig.

Zo dreven we met ons bootje door de grachten van Leiden, allemaal deel van een verhaal dat nog volop bezig is.

 Over de auteur:

Jowi Schmitz is schrijfster en docent aan de Schrijversacademie. Haar boek Weg is genomineerd voor de Dioraphte Literatour Prijs. http://literatour.nu/prijs

Verder heeft ze aangeboren discipline, twee kinderen (wat dus enorm handig is) en heel veel toekomstdromen, die allemaal iets met schrijven te maken hebben. Ze woont op een boot bovenop de Piet Heintunnel en de lente maakt dat ieder jaar weer de moeite waard.

Tara Ubachs – student aan de Schrijversacademie

De kunst van het ontkreukelen

Als een verfrommelde prop papier, zo voelde ik mij. Niet zo een vers beschreven knisperend exemplaar, maar zo eentje dat al meerdere malen gladgestreken is geweest. Zo een waarvan de vezels al zacht als suède beginnen aan te voelen en dat elk moment uit elkaar driegt te vallen. Zo kwam ik aan in kuuroord de Schouw. Een vijfdaagse vastenretraite in Zeeland. Ik dacht mezelf daar wel even te kunnen redden. Al wisten mijn grijze kronkels dat dat geen al te realistisch doel was. Aan de begeleidster vertelde ik dat ik er nog een paar weken op-een-laag-pitje achteraan zou plakken. Leek me wel genoeg voor een ondernemer met burn-out. Ze keek me indringend aan vanuit de wit lederen bank. Ik werd er een beetje bang van. ‘Je mannelijke energie overheerst je vrouwelijke en daardoor ben je uit balans’. Ja ja ja. ‘Als jij zo door blijft draven, verzeker ik je dat burn-out nummer vier zich onherroepelijk zal aandienen’ vervolgde ze streng. Die kwam binnen.

De tranen prikten door mijn hoornvlies en vormden dikke druppels die over de rand van mijn ooglid in mijn glas zoethoutthee vielen.

Toen ik 11 jaar geleden mijn bedrijf oprichtte was ik in flow. Alles ging vanzelf, moeiteloos. Ik kreeg energie van alles wat ik deed en ging alleen maar meer werken, ook al was ik moeder van
een kleuter. Dat geneuzel van die schoolpleinmoeders die part-time werkten; niks voor mij. Lekker vrij zijn. Zelf beslissen of je thuis werkt en tot hoe laat je door gaat. Gewoon een beetje peper in de kont en gaan. Best goed te combineren toch? Totdat je tegenslagen te verwerken krijgt, dan ineens komt die energie niet meer vanzelf. Ik was het een beetje kwijt allemaal.

Yoga bood uitkomst.

Vooral geen zweverige ik-zit-op-mijn-mat-en-voel-hoe-mijn-anus-als-een-bloem-de-grond-raakt-yoga. Een beetje powervrouw zoekt een testosteron variant uit; en dan kom je bij Bikram Yoga uit. 90 minuten zweten in een ruimte van 40 graden. Een mentale en fysieke beproeving in één. Het werkte verslavend. Ik deed zelfs mee met extra trainingen voor de Nederlandse Yoga Championships. Ik kreeg er alleen maar meer energie van en schreef me daarnaast in aan de Schrijversacademie om mijn andere talent ook tot wasdom te laten komen. Daar volgde ik de basismodules bij Peter van Beek.

In de Schouw besefte ik dat ik mijn vrouwelijke energie wel degelijk de ruimte mocht geven. Tijdens een tantra-ademsessie in een warm waterbad (ja ik hou van warmte) leerde ik weer ècht naar mijn intuïtie te luisteren. Als herboren kwam ik terug, klaar om flinke knopen door te hakken. Ik wist dat ik mijn yogapad moest volgen. In India, het land van mijn voorouders. Mijn roots trekken al langer aan me, het koordje staat steeds strakker. Straks verlaat ik mijn mannen voor 10 weken. Dat kan, want mijn bedrijf is inmiddels verkocht.

Het propje papier is weer zo goed als uit de kreukels, ze voelt zachter aan, en dat mag.

Over de auteur:

Tara Ubachs houdt van een ongewone uitdaging hier en daar. Na 11 jaar pionieren als ondernemer, hakte ze vorig jaar de knoop door en koos voor een nóg onzekerder leven. Binnenkort verlaat zij voor ruim 2 maanden haar soulmate en puberzoon, om zich in Rishikesh, India, te verdiepen in yoga en haar roots. In het najaar vervolgt zij de specialisatie Romans & korte verhalen aan de Schrijversacademie. Op
www.rollercoasterrider.nl kun je meer over Tara en de nieuwe weg die zij inslaat lezen.

Hoe schrijf je een roman? – Stefan Popa

Het is de vraag der vragen: hoe schrijf ik een roman? Anders dan dat jij dat zult doen. Dat is een van de antwoorden. Door te gaan zitten en pagina na pagina te schrijven is een ander antwoord. Zo simpel is het, terwijl het tegelijkertijd duizendmaal complexer is.

Hoe schrijf ik een roman? Deze vraag stel ik mijzelf altijd wanneer ik aan een nieuwe verhaal begin. In de vraag huist een fantastisch avontuur. Ik ben kortgeleden begonnen met het geven van de specialisatiemodule romans en korte verhalen. Voor het eerst in Arnhem – groetjes aan mijn Rijnstedelingen! – en vorige week startte ik ook in Rotterdam. We zitten daar in de bibliotheek, een fijne wereld vol verhalen, met prullenbakken waar de ideeën op elkaar stinken: een sinaasappelschil en een wegwerpscheermes bovenop afdroogpapieren met verdachte kleurtjes. Inspiratie is overal, en als je het niet hebt, dan maak je het maar.

Samen ontdekken we hoe zo’n vonkje inspiratie kan uitgroeien tot een heus boek. En wat gebeurt er daarna vragen sommigen mij? Ik heb een paar dagen terug mijn overzichten van mijn oude uitgeverij ontvangen. Een roman verkopen is haast moeilijker dan een roman schrijven. Er zijn twee misvattingen over schrijven:

  1. Schrijven is romantisch;
  2. Schrijven maakt rijk.

Nee, schrijven is hard werken en het enige (en mooiste) wat je ermee verdient, is een wereld waarin alles kan en mag. Klap een laptop open of pak een notitieblok erbij en ervaar de ultieme vrijheid. Daar doen we het allemaal voor.

Hoe schrijf ik een roman?
Allemaal hebben we aan het einde van de specialisatie een ander antwoord op dezelfde vraag. Ik weet alleen dat ik er nog één wil schrijven, telkens weer.

Over de auteur:

Stefan Popa geeft sinds najaar 2016 les en heeft drie romans geschreven: Verdwenen grenzen, A27 en De verovering van Vlaanderen. Volg ‘m op twitter en zo.

Wil je ook les krijgen van Stefan? Neem contact op via 088 1630 088

 

 

Boekentips van Kathy Mathys

Laatst interviewde ik Michael Chabon voor De Standaard in het Ambassade Hotel (op de Herengracht te Amsterdam). Het schrijvershotel, zo staat de plek bekend onder journalisten en auteurs. In het hoogseizoen kan je er zomaar tegen Jonathan Safran Foer en Bill Bryson aanlopen in de lobby, zoveel interviews worden er georganiseerd.

Tijdens ons gesprek (waaruit dit artikel ontstond) ging het over autobiografieën en memoirs. Michael Chabon (de schrijver van ‘Maangloed’, onlangs nog lovend besproken in DWDD) vond het ergerlijk dat de bestsellerlijsten vol staan met autobiografische titels, ten nadele van de fictie. Ik kan me helemaal vinden in zijn observatie dat wat verzonnen is niet minder waar hoeft te zijn dan het waargebeurde.

Chabon irriteerde zich ook aan de structuur van het gros van de memoires. Ze presenteren het leven, zo vond hij, als een verhaal met een al te duidelijke plot, met overzichtelijke hoofdstukken. In het echt, zo stelde de schrijver terecht, is het leven veel chaotischer.

Nochtans zijn er tegenwoordig tal van memoires die de chaos toelaten, die de klassieke spanningsboog van de roman niet kopiëren. Ik denk dan aan ‘De uitweer‘ (Ambo/Anthos), van Amy Liptrott waarin de schrijfster opgroeit op de Orkney-eilanden, ten noorden van Schotland. Ze trekt weg naar Londen, geraakt verslaafd aan drank en keert terug naar de eilanden. Dat klinkt overzichtelijk en toch is dit een wild boek. Lipton verrast door ook van het eiland een personage te maken. En aan het slot zijn er nog heel wat losse eindjes.

Nog gedurfder qua vorm is het boek ‘Hourglass. Time, Memory, Marriage‘ (Alfred A. Knopf) van Dani Shapiro. De structuur van deze autobiografie ontglipt me nog steeds enigszins. Het boek gaat over een lang huwelijk en over het schrijversleven. De echtgenoot van de schrijfster is journalist en scenarioschrijver. De twee werken zich te pletter, grote investeringen zijn uitgesloten. Er is altijd net genoeg voor de dag van vandaag en morgen, niet voor overmorgen. Wat een grillige, meanderende memoir is dit! Verplichte kost voor wie wil schrijven over het eigen leven. Shapiro laat zien dat er zoveel mogelijkheden zijn qua vorm en opzet.

Overigens kwam ik bij Shapiro terecht omdat ze in de Verenigde Staten een stevige reputatie heeft als docent creatief schrijven en omdat ze een boek uitbracht over schrijven. Ook dat laatste wil ik hier van harte aanraden. ‘Still Writing. The Perils and Pleasures of a Creative Life‘ (Grove Press)  kan je enigszins vergelijken met de boeken van Natalie Goldberg of Julia Cameron. Het biedt een mengvorm van autobiografie en tips voor het schrijversleven. Er staan prachtige essays in over je ritme vinden – ze heeft een hekel aan het woord discipline –, over het oncontroleerbare van het schrijfproces, over het geluid van de typemachine van haar moeder (die verwoed schreef en nooit een uitgever vond), over haar geliefde docent, schrijfster Grace Paley.

Verfrissend zijn ook de essays over zogenaamde schrijversdogma’s als ‘Schrijf over wat je al kent.’ Shapiro nuanceert, voegt een en ander toe. Haar toon is bemoedigend, nooit betuttelend.

En laten we eindigen met het onderwerp waarmee we begonnen, het waarheidsgehalte in romans en een autobiografieën. Dit citaat vond ik bij Shapiro:

Fiction can be even more exposing than memoir – a map to the inner world, the subconscious internal workings, the obsessions and fears and secret joys of the writer.’

Over de auteur:

Kathy Mathys is schrijfster en literair journalist voor De Standaard, en docent aan de Schrijversacademie. In 2015 verscheen haar boek ‘Smaak. Een bitterzoete verkenning‘. Volgend jaar verschijnt haar tweede boek, een roman.

 

 

 

 

Fantasy en science fiction schrijven – Robin Langerak

Na een omweg via de opleidingen Thrillers, Romans en Kinderboeken begon ik in het voorjaar eindelijk aan de opleiding Fantasy en Science Fiction met Martijn Lindeboom. “Waarom?” vroegen mijn vrienden. “In fantasy kan toch alles, daar hoef je nauwelijks voor te kunnen schrijven?”

Aldus één van de hardnekkigste vooroordelen over fantasy en science fiction. Natuurlijk, in fantasy kan een heleboel, maar het moet wel kloppen! Wil je een hoofdpersoon die half weerwolf, half fee is? Origineel, maar dan moet je wel uitleggen hoe een weerwolf en een fee voor nageslacht hebben gezorgd. Nee, niet hardop zeggen, want ik wil de details helemaal niet weten, maar je moet de lezer er wel van overtuigen dat je het uit kúnt leggen. Alleen zo kun je een fantasy-wereld geloofwaardig overbrengen.

Fantasy schrijven Schrijversacademie schrijfopleidingen

Des te belangrijker is het dat je één of meer kritische meelezers hebt die bij alles wat je schrijft vragen: “hoe dan?” Dat kun je doen door een schrijfopleiding te gaan volgen, maar voor degenen onder ons die niet van de makkelijke weg houden is er ook een andere manier. Mijn dochter is net 5 maanden en ze moet nog leren praten, maar als ik haar één van mijn verhalen voorlees kletst ze er vrolijk doorheen, wat ik interpreteer als “Ja, maar papa: hoe dan?”

Kortom: ik heb een meelezer gemaakt die de hele dag beschikbaar is, die waarschijnlijk (zodra ze kan praten) kritischer is dan ik aankan, maar die nog genoeg verbeelding heeft om een fantasy-verhaal op waarde te kunnen schatten. Nadeel is dat dat wel negen maanden voorbereidingstijd heeft gekost en dat er waarschijnlijk nog vele tienduizenden euro’s in gaan zitten. Misschien had ik het bij een schrijfopleiding moeten laten…

Over de auteur:

Robin Langerak volgde van het voorjaar 2014 tot het najaar van 2016 verschillende opleidingen bij de Schrijversacademie, schrijft inmiddels semi-professioneel korte verhalen voor Engelstalige tijdschriften en werkt hard aan zijn Robin Langerak Fantasy Schrijvenschrijverscarrière in het Nederlands. Hij schrijft al fantasy-verhalen sinds zijn jeugd en hoopt ooit nog een boek te publiceren.

Interesse in de opleiding Fantasy & science fiction schrijven? klik hier

Personages – René Appel

Als het gaat om de personages in een boek dat je wilt gaan schrijven, kun je het best eerst een biografie van die mensen schrijven. Hoe oud zijn ze, waar zijn ze geboren, hebben ze broers en/of zussen, welke school hebben ze gevolgd, enz.

Dit advies krijgen mensen vaak als ze eens schrijfcursus volgen. Leuk, weer een nieuwe opdracht in de cursus, waar in een volgende bijeenkomst over kan worden gepraat. Misschien dat het voor sommige mensen goed werkt, maar voor mij niet. Ik heb nog nooit een biografie van een van mijn personages, hoe kort ook, geschreven voor ik begon aan een van mijn inmiddels vierentwintig misdaadromans, twee kinderboeken, twee novelles en zo’n twintig gepubliceerde korte verhalen.

Hoe ga ik dan wel te werk?

Bij een roman is simpel gesteld een conflict (of een probleem) mijn uitgangspunt, vervolgens zoek ik daar de personages bij, dus de mensen die geconfronteerd worden met dat conflict oftewel de ‘spelers’ in het verhaal dat ik wil vertellen. Ik heb dan een globale notie van wat voor soort mensen dat zijn, met name wat hun karakter is. Het is veel belangrijker daar een idee over te hebben dan een antwoord op bijvoorbeeld de vraag welke opleiding ze hebben gevolgd. (Niet voor niets dat vaak ‘karakters’ een ander woord is voor ‘personages’ in een boek of een film.) Vervolgens bedenk ik waar mensen wonen (stad of platteland, wat voor soort buurt) en welk beroep ze uitoefenen. Dat zijn zaken die ik niet hoef op te schrijven in een fictieve biografie; ze zitten in mijn hoofd.

In de volgende stap ga ik enige research doen.

Zo had ik voor het boek waar ik nu mee bezig ben, bedacht dat een van de personages in het voortgezet onderwijs werkt. Omdat mijn eigen schoolcarrière (als leerling en als leerkracht) ver achter mij ligt, moest ik informatie inwinnen over het huidige onderwijs, onder meer over de boeken die gebruikt worden, over de rol van digitale media, over de toetsweken (in mijn tijd onbekend). Ik heb uitgebreid met een leerkracht gesproken, met leerlingen, ik heb lessen bijgewoond, lesmateriaal bekeken enz. Al die dingen dienen voor de stoffering van het verhaal, maar tegelijk – en dat is het belangrijkste in het kader van dit stukje – krijg ik meer greep op het karakter van mijn personage.

Wanneer ik dan echt begin met schrijven, zie ik mijn (belangrijkste) personages min of meer voor me, terwijl ik nog altijd geen letter van een biografie heb geschreven. Tijdens het werken aan een boek komen er allerlei biografische details naar boven die passend lijken in het zich ontwikkelende verhaal. Zo ontstaat de biografie van mijn karakters in de loop van het verhaal, Als ik tijdens het schrijven van pakweg hoofdstuk 8 bedenk dat een personage een zus had die ooit naar Brazilië is vertrokken, kost het weinig moeite om – als dat nodig is – daar in een eerder hoofdstuk naar te refereren.

Voor mij is dit de ideale methode, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat voor een ander hetzelfde geldt. Als je een boek wilt schrijven en je hebt behoefte aan een van tevoren opgestelde biografie van je personages, moet je vooral niet nalaten die biografie ook te schrijven. Het geeft je waarschijnlijk houvast, maar als je dat niet nodig hebt, doe het dan niet. Misschien dat ‘de methode-Appel’ je beter ligt.

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen

 

De proefles

Benieuwd hoe het eraan toegaat tijdens een proefles? Wij vroegen aan Inge Andersson wat ze vond van het uurtje met schrijfdocent Carla de Jong.

De proefles

“GRRRR…….Hoe red ik me hieruit?” Opgelaten kijk ik om me heen. Mijn mede-proeflesgenoten lijken er geen moeite mee te hebben. Vlotjes bewegen er twaalf gloednieuwe blauwwitte pennen uit de goodiebags van de schrijversacademie. “Schrijf over een mooi moment in je vakantie”, luidt de opdracht. Daarna is het de bedoeling dat het geschrevene wordt voorgelezen, waarbij we elkaar van opbouwende feedback zullen voorzien.

Het zweet begint me uit te breken.

Ik had tijdens deze open les een gezellig informatiepraatje verwacht. Uiteraard inclusief een serieuze waarschuwing voor het overromantiseren van het schrijversbestaan. Maar vooral wel gewoon lekker achteroverleunend en luisterend. Nu moet ik schrijven op commando en in groepsverband. Ben ik vanmorgen hiervoor zo hoopvol afgereisd naar Amsterdam? De start was nog veelbelovend; met de entree in het statige gebouw aan de rand van het Vondelpark en daarna dus die ‘goodiebag voor de aanstaande schrijver’.

Ik voel de moed in mijn schoenen zakken.

Het kennismakingsrondje eerder, waarbij ieders ervaringen over blogs, vlogs en grootse plannen over bestsellers quasi-nonchalant werden uitgemeten, was ook al niet helpend.

Hopeloos probeer ik een blik van een mede-cursist te vangen. Heeft geen zin. Er worden hier schijnbaar meesterstukken geproduceerd. Hoe bestaat het? Tijdens de koffie vooraf observeerde ik vooral vrouwen net als ik, tegen de overgang en op zoek naar nog eens iets nieuws. Niet direct het type dat hoge verwachtingen etaleert. En zie ze nu eens gaan.

De cursusleidster luidt heel vriendelijk een belletje, het teken dat de schrijftijd al bijna voorbij is. Ik kijk wanhopig naar mijn krabbels, probeer nog wat te schuiven met als resultaat dat het schrijfsel naast inhoudsloos ook nog eens onleesbaar wordt.

Als het definitieve eindbelletje gaat, heb ik geen verhaal bedacht, maar wel drie smoezen om het lokaal uit te vluchten.Wederom lijken mijn cursusgenoten koelbloedig. Het ene na het andere exotische reisavontuur wordt met enthousiasme ten gehore gebracht. Er wordt goedkeurend geknikt en ook over de opbouwende feedback lijkt men niet lang na te hoeven denken. Zelfs de dame die twintig minuten te laat en totaal verregend binnenstormde weet een flamboyante eerste indruk neer te zetten. Ik voel me krimpen en merk dat ik mijn aandacht er niet meer goed bij kan houden. Straks krijg ik de beurt.

Wat ik wel opvang, zijn de woorden van de docent.

Ze geeft aanwijzingen over zaken als  zintuiglijke ervaringen en het beeld in plaats van de omschrijving. Wow, dat is boeiend. Ik kijk terug naar mijn eigen krabbels. Inderdaad! Als ik die zin nu eens zo opschrijf en dan daarmee begin. Ik neem ondertussen nog minder op van de verhalen om me heen. Wel lijkt mijn pen nu de smaak te pakken te krijgen. Met de professionele aanwijzingen van zojuist lijkt er een ‘aha-verhip’-moment te zijn aangeboord.

Helaas komt dat moment te laat. Net als ik voorzichtig durf te denken dat mijn zinnetjes misschien ook best gehoord mogen worden, geeft de docent aan dat de les tegen het einde loopt en of we nog vragen hebben over de cursus. Eén van de cursisten steekt enthousiast haar vinger omhoog.  Ze vraagt zich af of we nu ook naar het boekenbal mogen. Ze bedoelt het serieus. Net zo serieus is het antwoord van mijn echtgenoot, even nadat ik hem de hilarische slotvraag ter anekdote heb doorgeappt: “Leuk hoor. Ben je om zes uur thuis? Ik moet nog weg vanavond”.

Even laten bezinken.

Verward loop ik het lokaal uit. De docent deelt beneden bij de deur nog wat flyers uit. Ze vraagt terloops hoe ik de les gevonden heb. Ik vertel eerlijk hoe ik het een en ander heb beleefd, over mijn twijfels, mijn scepsis.

“Oké,” onderbreekt ze me, “Als jij net zo schrijft als dat je nu aan mij vertelt, heb jij je eerste verhaal binnen. Laten het maar even bezinken, wij kunnen je anders maandag even bellen, wil je dat?”

Met die woorden verlaat ik het gebouw van de Schrijversacademie en wandel nog verwarder terug naar de tramhalte. De goodiebag bungelt aan mijn schouder. Het blauw-witte logo quasi-nonchalant in het zicht.

Die maandag erop schrijf ik me in voor de basiscursus. Op commando en in groepsverband schrijven zal wel een dingetje blijven. Toch kijk ik nu al met vertrouwen uit naar mijn eerste les als student aan de Schrijversacademie. Ik ga me eruit redden!

Hoe word je schrijver? – Daan Remmerts de Vries

Ik wilde geen schrijver worden, maar ontdekkingsreiziger.

Dat leek me een mooi leven. Ik wilde door oerwouden lopen en trekken over bergen. En intussen dieren vinden die nog door niemand waren beschreven. Dit kon (en kan) nog steeds. Ieder jaar werden (en worden) er nog een paar nieuwe vogels, reptielen of zelfs apen ontdekt. Toch ben ik er niet aan begonnen. Wat bleek? Die oerwouden waren lastig om doorheen te trekken! Ik heb het een aantal malen geprobeerd, in India. Ik heb daar tijgers in het wild gezien, en ben zelfs een keer lopend achtervolgd door vijf leeuwen (de Indische leeuw, jazeker, zoek het maar op). Die gebeurtenissen schrokken me niet af, integendeel. Maar intussen kreeg ik ook malaria, typhus en hersenvliesontsteking. Daar had ik niet op gerekend. Je moest dus uit een bepaald hout zijn gesneden. Ik was gemaakt van ander materiaal.

Vervolgens wilde ik muzikant worden.

Ik kon intussen alles spelen, gitaar, basgitaar, toetsen. Ik kon muziek schrijven, en zingen. Dat laatste vond ik tenminste zelf. De leden van mijn band vonden dat ook wel, geloof ik. Maar ik deed toch iets verkeerd. Na ieder optreden was ik schor, was het alsof mijn stem ‘aanliep’. Geen prettig geluid. Moest ik daarmee iedere avond gaan optreden? Moest ik van Maastricht naar Franeker gaan reizen, om telkens weer in ‘De bollenschuur’ of in ‘De Roskam’ ‘mijn ding te doen’?

Nee dus. Het was, toen ik dit koppig probeerde, bovendien de tijd van Luv en van Doemaar. Nederpop! Wat had ik dáár een hekel aan!

Daarom ben ik naar Londen gegaan.

Daar heb ik geprobeerd mijzelf te verkopen, als muzikant. Ik logeerde daar in het huis van iemand die in het buitenland was. En elke dag ging ik, met mijn demo’s, langs meerdere platenmaatschappijen. Elke dag kwam ik dan nogal teneergeslagen weer terug in dat stille huis, in die buitenwijk. Ik had mijn zelf opgenomen cassettes dan kunnen afgeven, maar wist niet of ik er ooit nog iets van zou horen.

Om mezelf te troosten ging ik ‘s avonds zitten tekenen. Ik maakte tekeningen bij een verhaal dat ik, al eerder, had geschreven. Dat deed ik namelijk ook, puur als liefhebberij. Niet zolang voor mijn reis had ik nog een serie verhalen over mijn katten geschreven. Ik had er linoleumsneden bij gemaakt. Ik had de boel opgestuurd en er niet meer over nagedacht.

Na enkele maanden in Londen ging ik terug naar Amsterdam. Verslagen, want ik had niets bereikt. De platenmaatschappijen die me hadden teruggebeld hadden allemaal iets tegen mijn muziek. De één vond het te vooruitstrevend, de ander te ‘mainstream’, een derde niet ruig genoeg, een vierde niet dansbaar genoeg, en ga zo maar door.

Toen ik weer thuiskwam, waren er planken over mijn deur getimmerd.

Mijn huurkamer, ergens in Amsterdam West, was afgesloten, door de politie. Tijdens mijn afwezigheid was er ingebroken. Ik moest de sleutel van een hangslot gaan halen bij een politiebureau in de buurt.

Eenmaal binnen, in mijn kamer, bleek alles overhoop te zijn gegooid. Laden leeggesmeten. Veel dingen kapot. Mijn fotospullen verdwenen.

Ik heb daarna twee dagen op mijn bed gezeten, temidden van de rommel. Ik had geen idee wat ik nog kon doen, want alles was mislukt. Ik, dacht ik, was een mislukkeling. Ik wilde alleen maar dingen die de maatschappij niet zag zitten. Misschien moest ik nu maar oppasser worden in Artis, of magazijnbediende bij de Praxis.

Na die twee dagen werd ik opgebeld, een mannenstem. Hij was heel vriendelijk, die stem, ook al zei ik in beginsel alleen maar telkens: ‘Wát…?’ Het drong langzaam tot me door dat het een uitgever was, die mijn verhalen, over mijn katten, wilde uitgeven. Ja, een echt boek.

Zo ben ik schrijver geworden.

Toen ik mijn boek in een winkel zag staan, in de etalage, drong het tot me door: dít wilde de maatschappij dus wél van me.

En zo word je, denk ik, schrijver: als er intussen het nodige is mislukt. Als je de nodige ervaringen hebt opgedaan. Schrijvers zijn, van buiten, meestal nogal grauwe mensen. Maar ze willen gehoord worden. Ik was niet iemand om in de kroeg mensen lastig te vallen met mijn avonturen. Ik was wel iemand om in stilte te zitten kneden aan mijn verhalen. Schrijven doe je alleen. Niet om de optredens. Niet om het geld (en laten we wel zijn: je verdient er in beginsel geen klap mee). Niet om de roem. Maar om gehoord te worden. Omdat je dingen dwarszitten of omdat je er gelukkig van wordt als je iets wat voor die tijd vaag was, heel mooi hebt kunnen formuleren.

De maatschappij had uiteindelijk gelijk: ik bleek wel te houden van dat eenzame leven. Ik was (en ben) geen ‘teamspeler’.

Nu, meer dan twintig jaar later, ben ik dat nog steeds niet. Maar schrijven doe je niet voor jezelf. Alles wat je schrijft is eigenlijk een brief, naar de wereld. Een soort omweg.

Het is via die omweg dat ik alsnog mijn ontdekkingsreizen ben gaan maken; mijn muziek bleek te bestaan uit letters.

Over de Auteur:

In 1990 kwam zijn eerste boek uit, Zippy en Slos, de avonturen van twee katten, geïllustreerd met Linoleumsneden. Sindsdien heeft Daan Remmerts de Vries meegewerkt aan ruim 40 jeugdboeken (geschreven, geïllustreerd of beiden) en heeft hij drie romans geschreven voor een volwassen publiek. Sinds 2013 is Daan docent aan de Schrijversacademie.

 

Op weg – Cornelie Moolhuizen

Als ik iets moet noemen wat ik van Daan leerde toen ik de specialisatie Romans en Korte Verhalen schrijven bij hem volgde, dan is dat: meters maken. Een schrijver schrijft altijd, punt. Hij gaf ons ook nog mee dat de wereld altijd probeert je van het schrijven te houden. Opbeurend, niet? Tegen de tijd dat ik mijn certificaat in ontvangst mocht nemen, had ik mezelf aangewend om de meeste dagen van de week mijn laptop op schoot te sleuren en te typen. Volslagen gehersenspoeld dus (en dat bedoel ik uiteraard positief). Druk, moe, inspiratieloos: het was allemaal geen excuus. Deze weg was ik ingeslagen en ik ging er komen. Zo kwam ik aan een manuscript dat met de week in omvang toenam. Ik liet me niet meer afleiden en als mijn oude mentor me zo kon zien, zou hij vast trots zijn.

Alleen: ik liet me wel afleiden. In augustus zag ik de Harland Awards lonken. Hoe leuk zou het zijn om in de zomermaanden wat afwisseling te hebben in de vorm van een kort verhaal? Voor wie nu denkt: De Harwattes?, dit een wedstrijd voor verhalen tot 10.000 woorden in de genres fantasy, science fiction en horror. De feedback die je in het juryrapport krijgt, helpt je om weer beter te worden. Ook als fantasy niet je gebruikelijke genre is.

In de maand augustus puzzelde ik met mijn tijd om aan mijn boek te blijven werken en ondertussen met een leuk kort verhaal op de proppen te komen. Ik wisselde tussen de hoofdweg en het zijpad tot ik op 31 augustus vermoeid maar tevreden op ‘Verzenden’  drukte. Tijd om mijn grote project weer alle aandacht te geven. Niemand hoefde te weten dat ik een tussendoortje had gehad, toch?

Nog een ding over de Harland Awards: naast schrijflust heb je er ook geduld voor nodig. Na het insturen duurde het ruim 7 maanden voor de Dag van het Fantastische Boek aanbrak, de dag waarop ’s avonds de uitslag van de wedstrijd bekend zou worden gemaakt. Tijd genoeg om weer helemaal op het juiste pad te geraken. Het was april voor ik me in mijn feestjurk hees en me meldde in het Compagnietheater. Kennelijk was ik niet de enige die uitstapjes naar het fantastisch genre maakte, want in de foyer trof ik een bekend gezicht: ook mentor Daan was aanwezig.‘Heb je meegedaan?’ Betrapt. ‘Wat goed!’

Oh. Dat kon natuurlijk ook. ‘Maar met mijn boek gaat het heel goed,’ verzekerde ik hem nog.

Ik moet het de organisatie van de Harland Awards nageven: ze maken er altijd een spektakel van. Voor de winnaars stonden er glimmende trofeeën klaar op het podium. De 25 finalisten zagen hun naam verschijnen op het grote scherm en bekende namen uit het genre praatten de bekendmakingen aan elkaar. Hoe minder plekken van de shortlist nog onbekend bleven, hoe spannender het werd. Was dit goed of juist niet? Was het mogelijk dat ik de finale had gehaald? Zou mijn naam nog voorbij komen? In vredesnaam, mensen van de organisatie, praat door!

Ik houd je niet langer in spanning, want ik weet hoe dát voelt. Volgens het scherm was ik derde. Ik mocht zo’n glimmerd van een trofee komen halen. Wat een prachtige, overdonderende verrassing. Ik zwabberde van de trap af (een combinatie van pumps en zenuwen) en in de felle toneellampen ontving ik een handdruk en een prijs. Ik hoorde de felicitaties en zag op de eerste rij een vuist schudden: Yes!, deed Daan. Daar zat geen mentor die mijn uitstapje een slecht plan vond. Mij speet het ook niet.

Als ik iets moet noemen wat ik zelf leerde, is dat ik niet meer zal denken in hoofdwegen en zijpaden. Ze kunnen best dezelfde kant oplopen. Maar je begrijpt dat het schrijven er voortaan bij inschiet, want ik moet elke dag mijn trofee poetsen. Sorry, Daan.

Over de Auteur:

Cornelie Moolhuizen is alumna van de Schrijversacademie. In 2016 rondde ze de specialisatie Romans en Korte Verhalen af. Onlangs won zij de derde prijs bij de Harland Awards met haar korte verhaal Plankenkoorts. In het dagelijks leven is ze archeoloog, wat haar inspireert bij het schrijven van historische fictie. De vorderingen van haar manuscript en andere schrijfperikelen zijn hier te volgen.

Deze foto is afkomstig van Connies Boekenblog (Connie Flipse) met fotograaf Jeroen Mies.

Vier boekentips: Peter van Beek

Meestal lees ik oorspronkelijk Nederlandstalige fictie, omdat ik als docent Nederlands in ieder geval een poging wil doen de literatuur van de Lage Landen bij te houden. Soms lees ik ook non-fictie, vooral als ik een interview met de auteur (s) moet voorbereiden.

Daarom las ik Lobbyland van Ariejan Korteweg en Eline Huisman. Zij schreven een uitstekend boek over de dagelijkse lobby-praktijken in politiek Den Haag. Hun kernvragen zijn: is lobby smeerolie voor de democratie of het ultieme middel om het Binnenhof als gesloten circuit in stand te houden? De vragen zijn beide waar en belangenverstrengeling ligt daardoor altijd de loer, een raadselachtig gegeven:

‘Suggesties om de risico’s van belangenverstrengeling die dat met zich meebrengt te verminderen worden smalend onthaald (…)’

Nu de fictie. Eén van mijn leerlingen uit 6VWO zei tijdens het mondeling literatuur: ‘De beginzin van een boek is als een eerste date: de eerste indruk is vaak doorslaggevend. Daarom is voor mij de eerste zin in een roman essentieel.’ De leerling heeft gelijk: de openingszin is als de eerste maten van een symfonie. De zin zet de toon. Beroemd voorbeeld is de opening van Hermans roman Nooit meer slapen:  ‘De portier is een invalide.’ De argeloze lezer denkt misschien: wat jammer voor die man, maar de ervaren lezer weet dat het met Alfred, het hoofdpersonage nooit meer goed zal komen. Over de toon zetten gesproken.

Ook uitgevers zijn zich bewust van het belang van de openingszin. Op het achterplat van Schuld, de laatste roman van Walter van den Berg, staat hij zelfs groot afgedrukt op het achterplat: ‘Mijn broer had nog gezongen op de avond dat hij iemand doodsloeg.’  Deze zin roept een aantal mysteries op: is de hij een artiest of een gelegenheidszanger? Wat is het motief van zijn daad? Heeft hij een slagwapen gebruikt?  Spannend dus, en stilistisch gaaf.

Ook de eerste zin van Saskia Noorts Huidpijn roept een raadsel op: ‘Soms zie je jezelf van een afstand zitten.’ Het boek gaat over de duistere kant die ieder mens heeft. Ik ben geen fan van Saskia Noort, maar Huidpijn is haar beste boek tot nu toe: rauw en schurend.

‘Ik beweeg me zo onzichtbaar mogelijk over het drukke terras. De pet en de sjaal doen weinig voor me. Om me heen hoor ik de mensen fluisteren.’

Nu ik deze zinnen citeer denk ik: hoe kan de ik zich zo onzichtbaar mogelijk over het terras bewegen? Dat kan helemaal niet. Je kunt je niet onzichtbaar bewegen en al helemaal niet over een druk terras. Saskia Noort bedoelt natuurlijk dat de ik-persoon een mislukte poging tot vermomming heeft gedaan, maar dat blijkt pas in de zin erna. Zo moeilijk is effectief schrijven. Gelukkig is de beginzin beter, hoewel..

Over de auteur:

Peter van Beek studeerde historische letterkunde in Nijmegen, is docent Nederlands op Het Baarnsch Lyceum, schrijver en schrijfdocent aan de Schrijversacademie. Daarnaast schreef hij interviews met schrijvers en politici in onder HN-Magazine en Trouw. Regelmatig publiceert hij in het Magazine van de Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (LVVP) Eind mei verschijnt Zondvloed, de derde thriller in de reeks over de Texelse rechercheur Lone Telander.

 

Het zwart schaapje – oud-student Simone Lucchesi

Het zwart schaapje

‘Je moet het zo zien. Vroeger wilde ik pianist worden, maar hoe hard ik ook oefende, ik had het gewoon niet in de vingers…. Met schrijven is dat net zo. Het is nu eenmaal niet voor iedereen weggelegd. Misschien kan je aan de slag in de Entertainment? Daar heb je wel de kop voor.’

Een meisje met een droom

Daar zat ik dan. Op de redactie van een bekend Nederlands roddelblad. Tegenover me zat de hoofdredacteur waar ik enorm tegenop keek. Een half jaar eerder had ik mijn vaste baan als recruiter opgezegd om mijn passie als tekstschrijfster achterna te gaan. Ik weet nog goed hoe ik die laatste dag met opgeheven hoofd de deur achter me dichttrok nadat ik vol zelfvertrouwen had geroepen: ‘Zoek me maar op in de bladen!’ Trots dat ik was. Dat ik als jonge meid een vaste baan in moeilijke tijden opgaf om te gaan freelancen. Dat ik het lef had om stabiliteit te verruilen voor onzekerheid. Het zou hard knokken worden, absoluut, en er waren genoeg mensen geweest die het hadden afgeraden – ik was toch veel te jong om te gaan freelancen – maar ik gaf er geen gehoor aan. Ik had er zin in. Ik zou het gaan maken. Ik zou een boek uitgeven, een bestseller uiteraard, en mijn artikelen zouden met mijn naam in elk blad staan.

En dat stond die. In een half jaar tijd stond mijn naam welgeteld acht keer in de bladen. Maar wel onder artikelen die zo geredigeerd waren dat ik het eigenlijk niet eens meer mijn eigen werk kon en durfde te noemen. Ik schaamde me diep als ik de redactie opliep, dat ze zoveel werk aan mijn teksten hadden. En toen ik me op die regenachtige donderdagmiddag bij de hoofdredacteur moest melden voor een “goed gesprek”,  wist ik genoeg. Het was de manier waarop ik naar kantoor werd gesommeerd, dezelfde manier waarop doctoren dat doen als ze op het punt staan een “slecht nieuws” bericht te geven – zakelijk doch berouwend. Ik wist genoeg: dit goed gesprek zou een slecht einde hebben.

Met een nog, wat ik vermoedde, bemoedigend knikje probeerde hoofdredacteur de klap te verzachten. Ik zag hoe zijn lippen bewogen en hij iets met zijn handen gebaarde, maar het kwam niet aan. Het enige dat ik kon denken was: niet huilen. Vooral niet huilen. Krampachtig toverde ik een glimlach op mijn gezicht en knikte kort als teken dat ik hem begreep. Mijn bovenlip trilde. Met één hand verborg ik mijn mond toen hij zijn hand verontschuldigend op mijn andere arm legde. Niet huilen. Niet huilen. Alsjeblieft niet huilen.

Dieptepunt

Ik brak. Gelukkig wel pas in de trein naar huis. Ik huilde met diepe halen en veel snot. Ik huilde als een kind dat niet meer met haar favoriete speen naar bed mocht. Hartverscheurend. De geschrokken blikken van mijn medereizigers konden me niet schelen. Mijn droom was compleet in duigen gevallen. Als mijn artikelen al verschrikkelijk waren, dan zou dat boek er ook niet komen. De uitgeverijen zagen me al aankomen. Schrijven was nu eenmaal niet voor mij weggelegd. Ik probeerde het te relativeren maar het enige dat ik kon denken was: Dikke, vette loser. Want zo voelde ik me. Een mislukkeling. Mijn zelfvertrouwen was ik kwijt.

Everybody Writes

Ik was zo kapot van zijn woorden, dat ik besloot helemaal niet meer te schrijven – dramatisch, i know maar dat is dan ook wat ik een jaar lang niet meer deed. In plaats daarvan ging ik lezen en stuitte toen, per toeval, op het eBook van Ann Handley, Everybody Writes. In haar boek schrijft Handley dat goed schrijven geen gift is , maar dat het iets is wat iedereen kan en zou moeten doen. ‘The truth is this: writing well is part habit, part knowledge of some fundamental rules, and part giving a damn. We are all capable of producing good writing.’ Volgens Handley, is iedereen capabel genoeg hun werk zelf uit te geven.

Er ging een lampje branden. Zelf je werk uitgeven… Ik kon mijn werk zelf uitgeven en een publiek aansporen dat bij míjn tone of voice paste in plaats van andersom. Het begon weer te knagen. Ik wilde weer schrijven, maar ik besefte me ook dat ik ontwikkeling nodig had; tips om beter te worden. De woorden van de hoofdredacteur waren hard geweest, maar hij had ook een punt: ik moest mezelf verbeteren. Schrijven is immers oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Een les die ik later op de Schrijversacademie, nadat ik me had ingeschreven voor de opleiding Romans en korte verhalen, nog eens leerde. Mijn schrijven moest verbeterd worden en deze opleiding heeft me daar enorm bij geholpen. En bij zoveel meer…

Masterclass

Op de studiedag volgde ik een masterclass over self-publishing en kwam snel tot de conclusie dat je als zelfstandig auteur best veel self moet kunnen doen, met name op marketing en verkoopgebied. Ik hoorde een paar mensen in de zaal lichtjes naar adem snakken en wat bubbels barsten. ‘Nou dan houdt het voor mij dus op…’, werd er gefluisterd. Het was zo jammer om de teleurstelling te zien. Opnieuw ging er bij mij een lampje branden. Wacht eens even, dacht ik toen. Is dat niet waarvoor ík gestudeerd heb? Ik heb door mijn studies in Marketing Management en Consumentengedrag & eBusiness altijd al een voorliefde gehad voor alles wat online gebeurt en ben altijd nieuwsgierig geweest naar “waarom men koopt.” Ik kon ze helpen hun – en mijn eigen – schrijfdromen te realiseren! Ik kon ze ondersteunen bij dat “moeilijke” stukje en me richten op zelfstandige auteurs, mensen die geloven in hun eigen kracht. Ik kon me richten op mensen die net als ik wel eens teleurgesteld waren geweest. Ik kon en zou de zwarte schapen wel een kans bieden.

The Black Sheep Indie

Inmiddels zijn we drie jaar, vier eBooks en een self-publishing platform verder. The Black Sheep Indie heb ik opgericht om iedereen die zijn verhaal wil delen en dat graag in eigen beheer wil doen die mogelijkheid te bieden. Ik hoop dat ik met The Black Sheep Indie iedereen die weleens ontmoedigd is geweest, een verhaal in hun pen heeft branden of gewoon lekker wil kunnen schrijven en uitgeven, een plek kan bieden om dat vooral te doen! Want… Schrijven is nu eenmaal niet voor iedereen weggelegd.

Over de auteur: oud-student Simone Lucchesi

‘Wat deed je als kind het liefst?’ Voor mij – en ik geloof voor velen die deze blog lezen – was dat schrijven. Als kind schreef ik hele dagboeken vol, maakte ik lijstjes, schreef ik toneelstukken, filmscenario’s of korte verhalen en novelles. Schrijven was voor mij vanzelfsprekend. Iets dat ik in mijn vrije tijd deed. Gewoon voor de lol. Nooit had ik gedacht dat schrijven iets was waar ik mijn brood mee wilde verdienen, maar door mijn ervaringen, de opleiding bij de Schrijversacademie en de masterclass die ik volgde tijdens de Studiedag ben ik daar heel anders over gaan denken. Dat alles zorgde voor meer. Het zorgde voor het realiseren van mijn eigen eBooks. Het zorgde voor The Black Sheep Indie.

The Black Sheep Indie is mijn initiatief omdat ik weiger te geloven dat “schrijven nu eenmaal niet voor iedereen is weggelegd.” The Black Sheep Indie gelooft dat we allemaal een verhaal te vertellen hebben, kennis kunnen delen en dat er voor iedereen een markt is. Het doel van The Black Sheep Indie is om je optimaal ondersteunen bij het uitgeven van jouw eBook. Op een wijze waar jij maximaal van profiteert: koste- en risicoloos een eBook publiceren en The Black Sheep Indie het laten delen met de wereld – oké, voor nu, alleen nog Nederland. Wil je weten hoe we dat samen kunnen doen? Bezoek dan eens mijn website of bekijk dit gave filmpje. Ben je ook benieuwd naar de eBooks die er via dit platform al zijn uitgeven? Klik dan hier!

Morgen is het weer vandaag – Bertine Brookhuis

Ik schrijf en daar verdien ik geld mee. Ik verdien daar zelfs zo veel geld mee, dat mijn man niet hoeft te werken en dat dus ook niet doet. Ik betaal onze hypotheek, geef ons en onze kinderen te eten en zorg ervoor dat we zelfs zo af en toe (in eigen land) op vakantie kunnen. Dat is mooi, maar ik schrijf in opdracht. Liever zou ik schrijven wat ik wil schrijven en het allerliefst zou ik daarvoor betaald krijgen.

Interessante onderwerpen

Zo ver ben ik nog niet en dus schrijf ik over koppelingen tussen bestelsystemen, over de beste makelaar van ’t Gooi en over wat je mag verwachten van je podotherapeut. Stuk voor stuk uiterst interessante onderwerpen die ervoor gaan zorgen dat ik op mijn 80ste alle quizzen kan winnen die er – tegen die tijd misschien wel helemaal niet meer – gehouden worden.

Gemaakte keuzes

Het schrijven-voor-geld staat het echte schrijven in de weg. Geld verdienen wint het dag in dag uit van misschien-ooit-een-keer-geld-verdienen-met-een-eigen-roman-maar-die-kans-is-wel-heel-erg-klein. Ook vanavond wilde ik aan mijn roman werken. Ook vanavond koos ik ervoor betaalde deadlines te halen.

Beterschap

Met mijn Katjang Pedis links van me en een glas Los Gansos rechts van mijn laptop tikkerdetik ik de frustratie van me af en beloof ik beterschap aan mezelf en aan eenieder die dit leest.

  • Morgen ga ik écht aan mijn boek werken.
  • Morgen reageer ik niet op opdrachtgevers die met hun handen in het haar zitten.
  • Morgen zet ik mijn telefoon uit, sluit ik mijn werklaptop af en maak ik mezelf onbereikbaar.
  • Morgen is het weer vandaag …

Over Bertine

Schrijven is voor mij het mooiste dat er bestaat. Creatief schrijven staat gevoelsmatig op één en commercieel schrijven op twee, maar omdat ik met het laatste mijn geld verdien, geef ik daar (veel te veel) prioriteit aan. De Schrijversacademie helpt mij om tijd vrij te maken voor creatief schrijven. Mijn medestudenten en docenten, de bijeenkomsten, de opdrachten, de feedbackrondes en het lesmateriaal zijn een grote steun in de rug. Dankzij de opleiding Romans en korte verhalen heb ik het eindelijk aangedurfd om een van de verhalen in mijn hoofd toe te vertrouwen aan een heus Wordbestand en binnenkort begin ik met de individuele schrijfbegeleiding. Mijn droom? Om dit jaar nog mijn eerste roman in concept af te hebben!

Morgen is het weer vandaag!

http://www.betekst.nl

Piloot zoekt stem – Connie Mitchell

Verboden vruchten was het thema van de boekenweek dit jaar. Naar aanleiding daarvan zag ik bij Pauw twee schrijvers seksscènes voorlezen. Bij de rauwe tekst uit Dagboek 1974 van Jan Wolkers moest ik glimlachen. Een paar maanden geleden liep er een traan over mijn wang toen Monic Hendrickx haar winnende verhaal voorlas bij De pennen zijn geslepen.

Schrijven is emotie, bij de schrijver, bij de lezer

Maar wanneer is een verhaal een goed verhaal? Tijdens mijn opleiding bij de Schrijversacademie zocht ik fanatiek naar een antwoord op deze vraag.
Mijn beroep is piloot, een redelijk exacte wetenschap. Je vliegt recht voor de landingsbaan (goed) of niet (fout). Je vliegt een exacte snelheid van 146 knopen (goed) of niet (fout).

Dit zorgde er voor dat ik ook in mijn schrijven op zoek ging naar goed of fout, geschikt of ongeschikt. Ik wilde weten wat ik fout deed. Ik wilde keiharde kritiek, maar kreeg deze niet. Behalve toen ik een verhaal eindigde met de hoofdpersoon wakker schrikkend uit een droom. ‘Wil je dat nooit meer doen,’ luidde toen de feedback van mijn docent.

Ik zocht naar duidelijkheid

Woorden die een einde zouden maken aan mijn onzekerheid of woorden die mijn droom onderuit zouden halen, die pijn zouden doen, maar die wel duidelijkheid zouden geven. Ik hunkerde naar een The Voice voor schrijvers, ik wilde een stoel die wel of niet omdraaide.

Saskia Noort, Arnon Grunberg, Esther Gerritsen en A.F.Th. van der Heijden op de rode stoelen. Een kandidaat die zijn verhaal voorleest. Al na vijf zinnen slaat een jurylid op de knop. Zijn stoel draait. Hij lacht bewonderend naar de voorlezer. Een ander drukt pas bij de derde alinea. Arnon en A.F.Th. vliegen elkaar af en toe in de haren à la Marco Borsato en Anouk. En dan, na weken van mooie vertellingen, bij de finale, het voorlezen van een langer verhaal. De emoties in de zaal zijn voelbaar, menigeen pakt er een zakdoek erbij. Een mooie eindstrijd. Met mij als terechte winnaar.
En dan schrik ik wakker.

Na het maken van meer meters bij de Schrijversacademie begon ik langzaamaan te begrijpen dat er geen duidelijk goed of fout is in de schrijverij. Pussy album style (Stella Bergsma), het slow writing van John Williams (Stoner), het directe van Wolkers. Alledrie totaal andere stijlen. Wat de een mooi vindt, vindt de ander helemaal niks. Ik weet nu: het gaat om het ontwikkelen van je eigen stijl, het vinden van je eigen stem. Gewoon leren leven met een eeuwigdurende onzekerheid.

Op een vlucht vorige week had ik het met mijn collega’s over The Voice voor schrijvers. Zij wisten ook nog wel een nieuw format: Piloot zoekt vrouw. Niet een programma waar ik aan mee zou doen. Deze piloot zoekt vooralsnog alleen haar eigen stem.

Over de auteur:

Schrijvende piloot en student aan de Schrijversacademie Connie Mitchell sluit a.s. zaterdag de basismodules af in Den Haag. Zij verheugt zich enorm op haar doorstart in mei met de specialisatie Romans en Korte verhalen schrijven.

Het hoe van een schrijfgroep (2) Het voorstelrondje

over het reilen en zeilen van een schrijfgroep[1]

Hoe gaat dat er nou aan toe in zo’n schrijfgroep met het voorstelrondje? Deze vraag krijg ik als schrijfdocent vaak. Het gaat meestal net als in elke andere groep waar iedereen voor het eerst bij elkaar zit. Maar wat de vraagstellers willen weten is of er aspirantschrijvers zijn die al in het rondje reppen over hun ultieme schrijfdroom: het uitgeven van een boek. Of heerst er bescheidenheid?

Inmiddels heb ik alle uitersten meegemaakt. Conclusie: je maakt geen vrienden als je meteen al met je manuscript wappert. Laat staan als je meldt dat er al uitgeverijen of boekenmakelaars interesse hebben. Reuzebenieuwd spied ik de groep rond als een dergelijk verhaal klinkt. De geur van koffie en stroopwafels hangt even stil boven de hoofden. De ene helft tuurt naar buiten (subtekst: ‘jaja, dat zal wel’), de andere helft oogt jaloers en zal zich – in ieder geval – gedurende deze bijeenkomst licht tot matig geblokkeerd voelen door hoe goed die ene groepsgenoot blijkbaar al schrijft.

Voor de rondjedeelnemers zit de spanning in het langzaam maar onafwendbaar aan de beurt komen. Razendsnel nadenken wat je wel en niet zegt. En hoe je het zegt. Je hebt immers maar één kans voor een eerste indruk.

Voor de docent ligt het grote gevaar van ‘uitlopen’ op de loer. Voortdurend denk ik: hoe breedsprakig is deze persoon (schrijvers blijken vaker vertellers dan schrijvers) en hoe breek ik diens verhaal respectvol af. Natuurlijk geef ik vooraf richtlijnen mee: graag je naam en kort je dagelijkse bezigheden. Die twee items gaan vaak nog goed. Het derde punt was jarenlang: wat wil je met je schrijven. Wás. Want er waren veel cursisten die in de aanloop naar de toekomst helemaal los gingen op een compleet overzicht van dagboeken, schoolkranten en locale suffertjes waarin zij ooit schreven.
Hoe leuk dit past, present and future storytelling ook is – de groep ging zelfs dóórvragen – het duurt te lang. Ik voel me leeg nog voor ik met doceren kan beginnen.

De Schrijversacademie biedt een even eenvoudige als geniale oplossing voor beide partijen. Rondjes met gekke hobbies, sleutelbosgeheimen, sterrenbeelden en namen van huisdieren? Dat niet. Het voorstelrondje gaat natuurlijk… schriftelijk. En met andere dan de geijkte onderwerpen.
Onopvallend, speels en o zo creatief scheppen de eerste live schrijfoefeningen een helder beeld van het schrijvende personage. Jammer dat ik hier niet kan verklappen hoe dat er nou precies aan toe gaat. Waarschijnlijk kun je je er wel iets bij voorstellen.

Wordt vervolgd met Het hoe van een schrijfgroep (3) De schrijfopdracht
[1] Vrij naar Jan brokken: Het hoe

over het schrijven van romans, verhalen en non-fictie

Over de auteur:

Dé Hogeweg is docent creatief schrijven en redacteur in Den Haag en omstreken. Bij Uitgeverij U2Pi/JouwBoek is zij hoofdredacteur. Zij geeft les bij de Schrijversacademie. Naast het geven van cursussen en workshops schrijft ze columns, korte verhalen en artikelen voor internetsites en bladen. Zij schrijft over alles wat op haar pad komt. In de zomer gaat het vaak over de Tour de France, in de winter over schaatsen. Regelmatig levert zij bijdragen aan de sites Het is Koers (wielrennen) en Bluesmagazine (concertverslagen).

‘Het mooiste van schrijven is van níets íets maken’

In het jaar 2000 verscheen haar verhalenbundel Strandstoelendans.

De succesvolste oefeningen uit haar cursussen en workshops gaf zij in 2011 uit in het boek Oefeningen in creatief schrijven – voor beginners, gevorderden en schrijfdocenten.

Boekentips van schrijfdocent Jacqueline de Jong

Ik ben een beroepslezer. Wanneer ik schrijvers en studenten begeleid of als uitgever boeken selecteer, dan lees ik met een zakelijk oog. Maar lezen doe je natuurlijk niet alleen met het hoofd, maar ook met het hart. De kracht van een goed verhaal is dat het prikkelt, ontroert of verrast.

Tot in mijn tenen

Lezen kan ook een fysieke ervaring zijn, merkte ik bij Een klein leven van Hanya Yanagihara. Deze vuistdikke roman volgt de levens van vier studievrienden. Centraal staat Jude, een briljante, maar gekwelde geest. Judes tragiek is dat hij niet van zichzelf kan houden door wat er zich in zijn jeugd heeft afgespeeld. Als kind is hij ernstig misbruikt, iets waar hij niet over kan en wil praten. In plaats daarvan snijdt hij zichzelf:

‘Soms omdat ik me heel rot voel of me schaam en er behoefte aan heb om wat ik voel fysieke vorm te geven. En soms omdat ik te veel dingen voel en er behoefte aan heb om helemaal niets te voelen. Soms ook omdat ik me gelukkig voel en mezelf eraan moet herinneren dat dat niet goed is.’

Een schokkend, knap geschreven boek. De passages over Judes pijn, zijn demonen en zijn zelfhaat waren zo overweldigend dat ik ze alleen staand kon lezen. Alsof ik mezelf ervan moest overtuigen dat alles in mijn lichaam het nog deed en intact was.

De schrijver en zijn redacteur

Toen het boek in Amerika uitkwam, noemde een recensent het ‘slachtofferporno’. Yanagihara’s redacteur sprong daarop in de bres voor zijn auteur. Want behalve coach, criticus, sparringpartner én vertrouweling vervult een redacteur ook de rol van ambassadeur.

Hoewel er tientallen boeken bestaan over de kunst van het schrijven, gaan er maar weinig in op de samenwerking tussen auteur en redacteur. Wie dat wel doet, is Betsy Lerner in The Forest for the Trees. An editor’s advice to writers. Lerner kent het klappen van de zweep. Als redacteur en literair agent begeleidde ze talloze auteurs. Bovendien is ze zelf schrijver. Ze weet hoe tobberig en eenzaam de weg van idee naar boek kan zijn. Maar, zo luidt haar belangrijkste advies, je hoeft het niet alleen te doen:

‘The editor, like a good dance partner who neither leads nor follows but anticipates and trusts, can help the writer find her way back into the work, can cajole another revision, contemplate the deeper themes or supply the seemless transition, the telling detail.’

Lerners toon is grappig en eerlijk als ze ook de minder leuke kanten van het schrijven, uitgeven en redigeren belicht. Een must-read voor wie zijn weg probeert te vinden in uitgeefland.

De pruimen uit jouw koelkast

Wie de film Paterson van Jim Jarmusch heeft gezien, heeft vast genoten van de sympathieke buschauffeur die in zijn vrije tijd gedichten schrijft. Zijn poëzie gaat over de schoonheid van het alledaagse: een doosje lucifers, het bier in je glas, de eerste lentedag. Patersons lievelingsdichter is William Carlos Williams (1883-1963) en als zijn vriendin daarom vraagt, draagt hij nog maar eens diens beroemdste gedicht voor:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Door de film kreeg ik zin in poëzie en zo herlas ik Koffers zeelucht van Hagar Peeters (Bezige Bij, 2003). Een bundel vol mooie, speelse gedichten. Neem deze strofe uit ‘Kanttekeningen van de muze’:

‘Leg niet je hand op mijn hand als ik een pen vasthoud. / Zelfs als ik geen pen vasthoud omklem ik er een. / Het is de lucht tussen mijn vingers die ik koester. / Soms streel ik er de wereld mee.’

Luisteren naar schrijvers

Behalve een lezer ben ik ook een luisteraar. Ik mag graag naar podcasts luisteren, vooral als ze over boeken en schrijvers gaan. De New York Times Book Review en The Guardian Books Podcast houden me gezelschap als ik een saai halfuurtje op mijn roeimachine doorbreng. En wanneer ik ’s nachts wakker lig, is daar gelukkig de Fiction-podcast van het Amerikaanse tijdschrift The New Yorker.

Voor die podcast nodigt redacteur Deborah Treisman elke maand een schrijver uit om zijn of haar favoriete verhaal voor te lezen en te bespreken. Zo hoor je wat Karl Ove Knausgard bewondert in V.S. Naipaul en waarom David Sedaris van Miranda July houdt.

Niet alleen leuk, maar ook bijzonder leerzaam voor (aankomende) schrijvers én redacteuren. Want wat voor schrijven opgaat, geldt ook voor redigeren: het begint met goed lezen. En luisteren.

Over de auteur

Jacqueline de Jong is redacteur, tekstschrijver en uitgever van dwarsligger®, de serie boekjes in handtas- en broekzakformaat. Ze doceert Creatief Schrijven en Redactie aan de Schrijversacademie. Voor het blad Schrijven verzorgt ze een serie artikelen over het vak van redacteur.

Het volgende startmoment voor de losse specialisatie Redactie met Jacqueline is 1 april 2017 (geen grap) in Amsterdam om 13:30. Schrijf je nu in en ontvang een jaar lang het Schrijven Magazine cadeau!

 

Die ene schrijftip die alle andere overbodig maakt

‘Hoe doe je dat nou, zo’n boek schrijven?’

Het was druk in de Utrechtse boekhandel. Het overgrote deel van de gasten was niet voor mij gekomen, maar voor de veel grotere schrijver die naast me op het podium zat en over zijn bestseller had verteld. De vraag werd gesteld door iemand die geen zin had om in de rij hongerige wolven te staan die zich voor de grotere schrijver had gevormd.

‘Je zult dan wel heel gedisciplineerd zijn,’ stelde ze, nog voor ik antwoord kon geven.

Nou, dat is het niet. Ook ik verschans me liever voor een slechte televisieserie. Ook ik spreek liever af met vrienden, dan dat ik me afzonder en gedwongen het blauwe licht van mijn laptop opzuig. Ook ik dwaal tijdens het schrijven aan een cruciale scene af en beland na vijf minuten op een duistere internetpagina vol foto’s van volwassen geworden kindsterretjes.
Toch lukt het me, dat schrijven van die boeken. En dat heb ik grotendeels te danken aan één zin. Een mantra dat me telkens weer terugbrengt naar wat ik eigenlijk wil doen.

Ik lees graag schrijversinterviews. Het interview dat John Wray in 2004 voor The Paris Review voerde met Haruki Murakami staat voor mij op eenzame hoogte. Het spel dat schrijversinterviews zo spannend maakt wordt hier op hoog niveau gespeeld: Wray probeert tevergeefs het mysterie dat Murakami heet te ontrafelen en de schrijver antwoordt op de prachtige, droogkomische en ongrijpbare toon die zijn romans karakteriseren.

Uit dat interview der interviews destilleerde ik de schrijftip die alle andere overbodig maakt. Het zijn maar vier worden. Het zijn niet eens echt bijzondere woorden, tot ze zich in je hoofd nestelen en zolang op dat ene plekje tollen dat ze niet meer uit te wissen zijn. Een spreuk die op het eerste gezicht bedrieglijk simpel is, maar hoe vaker je ‘m door je hoofd laat rollen aan waarheid wint. Een advies dat zo summier lijkt dat ik het bijna niet durf te delen.

Schrijf wat je weet.

Haruki Murakami zegt het zo: ‘als je iets uitlegt, moet je gul zijn. Als je denkt het is zo wel goed, want ik weet het, dan ben je arrogant. Kies voor simpele woorden, voor goede metaforen en treffende allegorieën. Dat is wat ik doe. Ik leg alles heel voorzichtig en helder uit.’
Kortom, schrijf wat je weet.

En zoals het een echt mantra betaamd, zijn deze vier woorden op eindeloos veel manieren uit leggen dan wel toe te passen. Daar gaat ie.

– Schrijf wat je weet gaat over thematiek. Durf dicht bij jezelf te beginnen. Kies voor de verhalen die je hebt meegemaakt, of kies in ieder geval voor die verhalen die je zo sterk raken dat het voelt alsof je ze zelf hebt meegemaakt.
Dat betekent niet dat je niet verder kunt komen dan je bezoek aan de kapper. Want, als je onderweg naar de kapper dagdroomde over radioactieve honden die de wereld dreigen over te nemen, dan behoort ook dat tot je materiaal.

-Schrijf wat je weet is een goede test. Als je, in een poging je verhaal spanning te geven iets onuitgelegd moet laten, dan is er iets mis. De magie van een verhaal is wat overblijft als alles is uitgelegd. Schrijf dus vooral alles op dat je weet en bekijk vervolgens of je tekst nog overeind staat.

– Schrijf wat je weet op het moment dat je vastzit. Worstel niet langer met die ene scene die maar niet wil lukken, maar werk even aan dat stuk waarvan je wel voldoende weet.

– Schrijf wat je weet is niet alleen een opdracht, het is ook een ontnuchterende constatering. Je bént je materiaal. Alles dat je nodig hebt om te kunnen schrijven heb je al.
Maar dat betekent ook dat als je je wilt laten meenemen door de wereld van fictie en je wenst je verhaal in de toekomst te plaatsen of in India of als je wilt schrijven vanuit het perspectief van een cavia, je zult het nog altijd met jezelf moeten doen. Een glamoureuze setting of bijzonder intrigerend hoofdpersonage maken nog geen verhaal. Het gaat om wat jij ermee doet.

– Schrijf wat je weet is ook: weet wat je schrijft. Houd een post-it naast je tekst en schrijf daarop de kern van je verhaal. Bij het herlezen van je tekst verwittig je jezelf nog eens van die kern en bekijk je of je bent geslaagd. Zo voorkom je dat je teksten gaan meanderen, met je weglopen.

Er is nog iets te leren uit het voor mij legendarische interview met Murakami. Bij iedere vraag die Wray inzet om het geheim van de Japanse auteur te ontrafelen wordt keer op keer duidelijk dat zijn missie gedoemd is te mislukken. Er is geen recept of choreografie voor het perfecte Murakami-boek, zijn proza is nauw verweven met wie hij is. Met zijn levensloop, maar ook met zijn diepste angsten en verlangens, met alles dat de meeste mensen onuitgesproken laten. Omdat, inderdaad, Murakami schrijft wat hij weet.

Over de auteur:

Maurits de Bruijn is schrijver en publicist. Zijn essays en korte verhalen werden gepubliceerd in De Volkskrant en Das Magazin. In 2012 verscheen zijn debuutroman Broer, die door pers en publiek lovend werd ontvangen. In 2016 verscheen De achterkant van de zon en begin 2020 verscheen zijn non-fictiedebuut Ook mijn Holocaust.

foto credits: Quintalle Nix

Weg – Jowi Schmitz (winactie!)

'Het leven geeft geen cadeautjes.'

Robin schoot zijn sigaret in het gras naast de vangrail. Hij had ringen om al zijn vingers.
'Als je iets wilt, moet je het zelf doen. Zo simpel is het. Bang zijn is geen optie. Punt.'
'Wel,' zei Anna. Robin stak een nieuwe sigaret aan met een aansteker waar een naakte vrouw op stond. Hij had er drie van.

'Welwat?' 'Cadeautjes. Het leven geeft ze wel.'

Ze zouden gaan. Binnenkort. Ze zaten nu nog hier, in die vangrail, in de nachtlucht, maar dit was het laatste stukje Nederland van haar leven. De wereld kwam al bijna binnen. 'Binnenkort steken we onze duim op,' zei Robin, de rook
kwam met zijn woorden zijn mond uit.

'We liften naar Frankrijk, dan door naar Spanje, vanaf daar wordt het makkelijk.'

'Waarom?' 'Daar is het warm.'
Anna was veertien, Robin al zeventien. Hij had een blauwe stuiterbal die hij overal liet stuiteren. Hij kon er ook trucjes mee. Die stuiterbal hoorde bij hem, woonde in de zak van zijn legerjas. Robin raakte bijna nooit iemand aan. Maar haar hand pakte hij vast. Om haar schouder sloeg hij soms een arm. Anna had haar lange haren in dezelfde kleur geverfd als die van Robin. Hij had zwarte vegen van makeup
bij zijn ogen. Zijn ogen waren groen. Hij rookte. Een pakje sigaretten per dag als hij de kans kreeg.
Anna rookte niet en van make-up gingen haar ogen prikken. Dichterbij kon ze niet komen. Robin behoorde tot de eerstegraads gevallen. Robins vader had Robins moeder doodgeslagen. Met een hamer. Een aanval van gekte, een plotse psychose wellicht veroorzaakt door
een onverwerkte rotjeugd. Dat stond tenminste in de krant, Robin zelf zei er bijna nooit iets over.
Er bleek geen enkel familielid te zijn dat Robin in huis wilde nemen. Zo kwam hij twee jaar geleden in Huize Landvoorzand. Op kosten van de staat. Zijn familie had misschien geen interesse in Robin, Anna's moeder gaf hem in ieder geval een plek om te wonen. Verder had Robin een heel legertje welzijnswerkers en bezorgde onderwijzers om zich heen.

'Waarom wil je eigenlijk weg, jij krijgt liefde van iedereen,'
zei Anna, een beetje jaloers.

'Dat is geen liefde, dat is medelijden. Medelijden is eenvorm van mishandeling,' zei Robin. Of eigenlijk zei hij: 'Ffff (inhalering) Medelijden, pffff (rook uit zijn mond) is een vorm van ffff, mishandeling, pfffff.'

Anna wist niet of ze het daarmee eens was, zij hield er stiekem wel van als iemand medelijden met haar had. Niet dat iemand dat ooit had. Of ja, zijzelf. Als ze eerlijk was vond ze Robin ook zielig. Dat je vader je moeder vermoordt en dat daarna niemand je wil. Als je dán nog niet zielig bent.

Meer lezen? 

Vul je gegevens hieronder in en je kunt direct het hele eerste hoofdstuk downloaden.

Kan jij niet wachten om aan het volgende hoofdstuk van Weg te beginnen? Doe dan mee aan de winactie en vertel ons waarom jij het boek wilt winnen.

    Schrijftips die je op weg helpen voor Write Now! 2017

    Schrijf, herschrijf, herhaal

    Schrijftips die je op weg helpen voor Write Now! 2017

    Het is avond en het wordt later en later. Het witte licht van het onbeschreven Word-document reflecteert confronterend op je gezicht. De cursor knippert ongeduldig en je vingers hangen boven het toetsenbord. Gefrustreerd loop je nog maar een keer weg van het beeldscherm in de hoop terug te keren met een lumineus idee; die tekst voor Write Now! moet er komen.

    Herkenbaar? Het is niet makkelijk om een verhaal te beginnen, laat staan om het af te maken. Gelukkig heeft Write Now! een aantal gouden schrijftips verzameld om je te helpen een begin te maken, om door te zetten en om te herschrijven.

    Het bedenken van een openingszin is misschien wel de moeilijkste stap in het schrijfproces. Uitstelgedrag ligt op de loer, weet ook An De Gruyter: ‘Whatever, ik doe het straks wel.’ Haar stappenplan biedt uitkomst: klaag tegen vrienden, gooi met verfrommelde proppen papier. Zucht vaak, diep en luid. Even bij de pakken neerzitten mag, maar pak daarna het tikken weer op.

    Het is niet erg om rotzooi te schrijven, aldus Hanneke Hendrix. Je moet je niet van de wijs laten brengen. Sla Gekrenkt en hongerig er maar op na, Das Magazin bracht voor hun twintigste editie de verhalen bijeen die schrijvers als Connie Palmen, Adriaan van Dis en Astrid Roemer in hun jonge jaren schreven, en die hun nu het schaamrood op de kaken bezorgen. Schrijven gaat om kilometers maken, alleen zo ontwikkel je je talent.

    Voel je je al wat zekerder?

    Terecht! Want na uren, dagen of weken ploeteren bereik je het moment dat je een verhaal, gedicht, scenario of songtekst op papier hebt staan waar je trots op bent, en kriebelen je vingers om in te sturen. Tóch is het belangrijk om de tekst even te laten rusten en hem daarna weer met een frisse blik te bekijken. Je haalt er altijd nog wat spelfouten uit, waarschuwt Ellen Deckwitz. Lize Spit adviseert om je verhaal hardop voor te lezen. Als je tenen een beetje krommen bij die ene passage is het verstandig om dat gedeelte alsnog door te strepen. Dat is niet altijd makkelijk, maar soms is schrijven schrappen en moet je een stuk opofferen voor het grotere geheel.

    Dus schrijf. Herschijf. Herhaal.

    Net zo lang tot je tevreden bent, en stuur dan in. Heb zelfvertrouwen. Ontmoet mensen die het net zo spannend vinden als jij, leer van de kenners tijdens de schrijfworkshops en weet: ook jij maakt kans op een plekje op dat podium. Want zoals ook Maartje Wortel schrijft over Write Now!: ‘Het is de beste aanmoediging voor schrijvers die je je kunt bedenken.’

    Write Now! is dé schrijfwedstrijd voor jongeren van 15 t/m 24 jaar in het Nederlands taalgebied. De vorm van inzending is vrij: verhaal, gedicht, column, toneeltekst, filmscenario, songtekst – alle soorten tekst zijn toegestaan! Stuur een tekst in vóór 1 april via het inschrijfformulier.

    KLEI – debutant en oud student F.E. van Venetië

    Je zou het kunnen proberen: leven zonder iets te willen. Geen verlangen naar geld, een mooi huis, een interessante carrière, euforisch geluk, vlammende liefde of andere lusten die je in de problemen kunnen brengen en het leven nodeloos ingewikkeld maken. Zouden we niet allemaal een knopje willen bezitten waarmee we dit instinct af en toe of zelfs voor altijd uit kunnen zetten? Een leven waarin je alleen moet zorgen voor het minimaal noodzakelijke om je dagen door te komen. Kortom, een leven met zo min mogelijk gedoe. En dat prima vinden.

    En dat prima goed genoeg is.

    In één van mijn verhalen heeft Max, die slechts een lichaamslengte van één meter en negenenveertig centimeter bereikte, gekozen voor een ambitieloos bestaan. Hij is gestopt met zijn studie en heeft het bijbehorende sociale leven ingeruild voor een eenvoudig solistisch bestaan. Het is zijn wens dat hier nooit iets aan veranderen zal. Niet dat hij per se enorm faalde in zijn studie maar vanzelf ging het ook niet bepaald. En andere mensen: wat moet je daar mee? Vriendschap. Seks. Houden van. Dat gaat allemaal een keer zeer doen. Dus waarom zou je er überhaupt aan beginnen? Max besluit dat ook niet meer te doen. Hij lijkt het knopje gevonden te hebben waarmee hij de -o zo- menselijke maar het leven ook zo ingewikkeld makende verlangens en driften uit kan zetten. Hij waant zich onaanraakbaar. Maar hoe groot blijkt deze desillusie wanneer hij op een dag als gevolg van een overstroming in zijn woning kennismaakt met zijn bovenbuurman. Deze ontmoeting maakt gevoelens bij hem los die hem uit zijn bunker dreigen te lokken. De vraag is of hij hier tegen opgewassen is. Wat zal hij doen?

    Het is misschien een vreemde keuze van Max. Maar die ambities: waarom zou je? Nou?

    Dus ik heb een boek geschreven.

    Ben gedebuteerd met KLEI. Het is een bundel met vier korte verhalen. Max is het hoofdpersonage het van eerste verhaal. Het boek is in eigen beheer uitgegeven. Niet eerder heb ik iets gedaan dat me meer vrees aanjoeg dan dit. De verhalen liggen op straat, voor eenieder te lezen. Ik verstuurde een aantal persberichten en voor ik het wist stond het in drie kranten, werd ik tweemaal geïnterviewd waarvan één keer live op de radio en staat het bij diverse boekhandels in schappen. Allemaal regionaal weliswaar. Maar juist daarom is het zo griezelig, want hier kennen ze me. Als moeder, als collega, als dochter, als buurvrouw, als echtgenote. Maar niet als schrijver van verhalen.

    Zijn de verhalen autobiografisch? Natuurlijk werd deze vraag gesteld tijdens de twee interviews. Daarop beantwoorde ik: nee, ze zijn volledig uit de duim gezogen. En zo is het ook.

    Al hoewel, en dat heb ik nog niet verteld: er huist heus wel een stukje Max in mij. Ook ik heb ooit geprobeerd om, toen net als bij Max de lat hoog lag, alle ambities te laten varen. Wie geen verwachtingen heeft hoeft er ook geen moeite voor te doen.

    Maar dat hield ik niet lang vol. Inmiddels heb ik een vol leven waarin mijn gezin de hoofdrol speelt. Ik kan niet anders dan dit leven ook helemaal zijn. Een deuk in één van mijn liefsten is een deuk in mij. Ik hoop maar dat ik er iets mooi van maak.

    En dan is daar KLEI, mijn bundel dat de wereld in geslingerd werd. Toch overweeg ik soms om dit avontuur alsnog per ongeluk expres te saboteren. Net als Fred in Groentesoep met vermicelli.

    Jawel, het is heel bloot allemaal.

    Maar ook kicken.

    Over de auteur:

    F.E. van Venetië (1978) is een oud-student van de Schrijversacademie. Ze volgde de specialisatie Romans en Korte Verhalen bij Carla de Jong in Den Haag. Onlangs debuteerde ze met KLEI. Dit is een bundel met vier korte verhalen. KLEI is gepubliceerd via Brave New Books. Het boek is verkrijgbaar of te bestellen bij vrijwel alle boekhandels (ISBN: 9789402157369)

    Meer weten of op de hoogte blijven? Kijk dan op: www.facebook.com/FEvanVenetie

    Zelf doen – Voline van Teeseling

    Alhoewel ‘zelf doen’ altijd mijn levenshouding is geweest, betekent dit niet dat dat ook altijd de makkelijkste weg is. Daarom besloot ik anderhalf jaar geleden om me in te schrijven aan de Schrijversacademie zodat ik mijn schrijfambities serieus zou kunnen waarmaken. Afgelopen december rondde ik mijn tweede en laatste specialisatie af en tja, nu zal ik het dus toch echt weer zelf moeten doen. Ik ben inmiddels al een tijdje bezig aan een heus boek en hoewel de Schrijversacademie mij bij de les hield, keek ik ook wel weer uit naar de vrijheid om mijn boek op mijn manier af te maken.

    Zelf doen

    Nu het al weer een tijdje zo ver is, blijkt het toch best wat van me te vragen. Er stond namelijk geen Warme Vriendelijke Uitgever of Belangstellend Oud-Docent te wachten om mij een zachte landing te geven. Niet dat ik dat verwacht had, maar stiekem gehoopt misschien toch wel. Er diende zich in plaats daarvan slechts een Groot Gapend Gat aan dat ik zelf moest dichten. Mijn zelfdiscipline bracht me een heel eind, maar ik heb toch ook maar een echt kunstenaarsplan gemaakt met een beetje hulp van Julia Cameron’s The Artist’s Way.  Naast de dagelijkse 500 woorden die ik van mezelf moet schrijven, zoek ik nu andere schrijvers op en  lees ik nog meer dan ik al deed. Ook mag ik van mezelf ongelimiteerd op onderzoek uit voor mijn boek én voor het gaande houden van de stroom verhalen, woorden, zinnen en ideeën die de afgelopen tijd is opgeborreld. En misschien nog wel het belangrijkste: ik mag het schrijven voorrang geven en dus geregeld alles laten varen voor mijn boek.

    Nu ik de sprong in het diepe heb gemaakt en zónder bandjes verder moet, weet ik pas echt wat ik nodig heb. De Schrijversacademie verstrekte me de zwembandjes, maar ik ben nu pas echt aan het zwemmen. En wat blijkt het fantastisch in dat water. Een knappe badmeester die me er weer uit krijgt.

    Fotograaf Pixabay/Survivor

     

    Over de Auteur:

    Voline van Teeseling behaalde in 2016 haar diploma’s voor de specialisaties ‘familieverhalen & biografieën’ en ‘romans en korte verhalen’ aan de Schrijversacademie. Zij schrijft portretten, levensverhalen en korte verhalen. Voline blogt op www.schrijvenonline.org en op www.volinevanteeseling.nl over het boek dat ze momenteel aan het schrijven is onder het kopje ‘Help! Ik schrijf een boek’

     

    De Johansons – Carla de Jong

    De provincie, 1980

    'Annie, hou op met dat kattengejank!' Haar vaders stem drong door het plafond heen alsof het van piepschuim was.

    'Het is jazz, pa,' riep ze terug.

    'Rotzooi zul je bedoelen.'

    Haar vader was muzikaal, maar hun smaken verschilden nogal. Hij zong in het kerkkoor en als hij een frivole bui had draaide hij thuis Willy Alberti.

    Annie de Gooyer had van haar eerste zakgeld een elpee van Ella Fitzgerald en Louis Armstrong gekocht en heel af en toe kreeg ze haar vader zo gek om samen een imitatie van die twee te geven. 'I said hello Dolly, this is Louis, Dolly.' Dan moest hij toch al wel wat borreltjes op hebben. Meestal was dat op een zaterdagavond, als Annies oudere broer Jos vertrokken was naar de disco. Annie ging niet uit, liever las ze boeken waarin kosmopolitische types door de straten van Moskou, New York en soms Amsterdam zwierven. Aan het stadje waar zij woonde kleefde niets werelds.

    Zo te horen was haar vader vanavond niet in de stemming om te zingen, en dus grabbelde ze haar boek naar zich toe en gleed het leven van Eline Vere binnen. Annie beeldde zich graag in dat ze kwijnend op de divan lag, naar tableaux vivants keek en plechtstatig taalgebruik doorspekte met Franse uitdrukkingen. Ook zou ze best kunnen wennen aan zo'n Haags herenhuis in plaats van het arbeidershuisje van haar ouders waar ze een slaapkamertje van twee bij twee had.

    Eline Vere had net haar relatie met Otto verbroken en verkeerde in de zoveelste crisis, toen Annies moeder ineens in de kamer stond. Ze gebaarde naar haar oren.

    Annie deed haar koptelefoon af. 'Waarom klop je niet, ma?'

    'Ik heb drie kéér geklopt. Weet je wel hoe slecht die herrie voor je oren is?'

    'Wat is er?' Haar moeder kwam nooit naar haar kamer.

    Haar moeder zette haar handen in haar zij.

    'Je vader en ik… we maken ons zorgen om je.' Hm, dit was ongebruikelijk. Haar ouders waren geen zorgelijke mensen. Zeker, toen Annie in de zesde klas van de lagere school de hoogste Cito-score van haar jaar behaalde en nota bene op het gymnasium belandde, hadden ze vreemd opgekeken, maar daar waren ze inmiddels aan gewend, ook omdat zij hen niet vermoeide met verhalen over school of de boeken die ze las. Haar rapporten vol negens en tienen hield ze achter om niet als een nog grotere buitenissigheid te worden beschouwd in hun gezin. Als kind had Annie enige tijd de – weinig originele, moest ze nu toegeven – overtuiging gekoesterd dat ze bij haar geboorte verwisseld was. Het storende detail dat haar moeder thuis was bevallen dwong haar een scenario te bedenken waarin de huisarts een hoofdrol speelde. Hoe hij haar precies had verwisseld, daar wilde ze vanaf zijn. Inmiddels zag ze zelf ook wel hoeveel ze op haar vader leek en was de hoop dat een voornaam gezin haar zou komen opeisen afgebrokkeld.

    'Zorgen om mij? Ik ben een voorbeeldig kind.'

    Haar moeder kwam naast haar op bed zitten en peuterde een pakje sigaretten tevoorschijn uit haar vestzak.

    Meer lezen? 

    Vul je gegevens hieronder in en je kunt direct het hele eerste hoofdstuk downloaden.

    Kan jij niet wachten om aan het volgende hoofdstuk van De Johansons te beginnen? Doe dan mee aan de winactie op facebook en vertel ons waarom jij het boek wilt winnen.

       

      Valentijnsdag – Manna Mulder

      Het zal denk ik ergens rond groep drie geweest zijn, begin jaren negentig, dat mijn oudste zoon thuis kwam met een glas geblazen paardje. Het moest nog even tot me doordringen vanwaar dit presentje voor mijn zoon, maar na zijn uitleg werd het mij duidelijk; hij had het gekregen voor Valentijnsdag. Van het mooiste meisje van de klas, het poppetje van de school. Het was 14 februari.

      Het was een paardje van een centimeter of acht met een bruin ruggetje en beentjes in galop, heel sierlijk en met wuivende manen. De beentjes waren van doorzichtig kleurloos glas. Jarenlang, misschien wel twintig, is het in ons bezit gebleven, tot het op een dag in stukken lag in een doosje en wij het uiteindelijk, na lang bewaard te hebben in deze toestand, met de vuilnisman hebben meegegeven.

      Ik vond het aandoenlijk. Dat mijn zoon zo’n mooi paardje gekregen had van een meisje dat blijkbaar, zelfs al op zulke jonge leeftijd, warme gevoelens voor hem koesterde. Het zou een vooruitwijzing worden want tot heden heeft hij die aantrekkingskracht behouden. Zij het niet altijd even succesvol.

      Valentijnsdag.

      In deze betekenis heeft het voor mij nooit íets betekend. Ik heb stiekem wel eens gedacht die ‘w(R)oest aantrekkelijke’ garagehouder aan de Zeeburgerdijk stiekem een kaart te sturen maar mijn nuchterheid weerhield mij. Bovendien zag hij mij niet staan, als vrouw. Ik was totáál zijn type niet. En bovendien vind ik al dat gedoe met Valentijnsdag maar volkomen flauwekul.

      Om eerlijk te zijn vind ik het verschrikkelijk. Ik vind het een opgeblazen, commerciële feestviering. Verzonnen en in het leven geroepen om slagjes uit te slaan en valse hoop te geven aan mensen die verlegen zijn of om andere reden iemand op de hoogte willen stellen van hun aanbidding. Het is een dag, in het leven geroepen voor commercieel gewin. Ineens word je doodgegooid met kaarten, rode aluminium opblaasharten op een steeltje, rozen, weekendjes in hotels. Alles wordt samengebald in die ene dag. Terwijl wij eigenlijk álle dagen onze gevoelens op die manier zouden moeten kunnen en vooral wíllen uiten. Niet dat je elke dag feest hoeft te vieren, dat veroorzaakt ook slijtage. Maar om nou je romantiek op te hangen aan een dag met een vage historie, want ik ben even op onderzoek uit gegaan: er is geen enkele duidelijke aanwijzing voor de invulling van deze dag. Gewoon verzonnen op basis van wat vage overleveringen. Goed voor de economie.

      Valentijnsdag, 14 februari, die datum, heeft op zich altijd wel betekenis gehad voor mij, maar in andere zin. Het is de dag dat mijn oom geboren werd, negenennegentig jaar geleden. Hij mocht maar zesentwintig worden, vermoord door de Jap. Aan hem dacht ik altijd op die 14e februari. Of, mijn muis die ik zo genoemd had.

      Misschien toch met het gevoel toen dat er een belangrijke boodschap in die naam huisde. Valentijn, de muis dus, woonde op onze schoorsteenmantel in een hoge accubak, van doorzichtig glas. De bak had geen gunstige afmeting voor hem: 30x15x40 (lxbxh) of zoiets. Wat betekende dat ik hem altijd enorm zijn best zag doen omhoog te klimmen maar dat niet kon vanwege het gladde glas. Ik kon hem wel bestuderen, als puber, hangend in een stoel. Hij scharrelde wat rond tussen zijn krantensnippers.

      Hij werd een zij

      Nog een andere Valentijn waar ik tegenwoordig aan denk is Valentijn de Hingh. Híj werd een zij, Misschien wel de ultieme invulling van Valentijnsdag, de samensmelting van hij en zij.  Kijk, in die zin is 14 februari wel een mooie dag om even bij stil te staan, bij Valentijn. Maar verder heb ik er zelf helemaal niks mee.

      Over de auteur:

      Manna heet ik, geboren midden jaren vijftig in deze hoofdstad uit een journalist als vader en een verpleegster als moeder. Inmiddels wees. Zelf moeder van een behoorlijk gezin, echtgenote. Ex-leerkracht. Reeds anderhalf jaar blije student aan deze opleiding bij de Schrijversacademie, met gelukkig nog een aantal modules in het verschiet! Schrijven geeft mij rust.

      Het hoe van een schrijfgroep – Dé Hogeweg

      Over het reilen en zeilen van schrijfgroepen

      Hoe gaat het er nu aan toe in zo’n schrijfgroep? Die vraag krijg ik als schrijfdocent vaak. Het gaat net als in elke andere groep waar je wat leert. De groep groept, de docent doceert en er is koffie en thee voor bij het – in ons geval – schrijven, voorlezen en feedback geven op elkaars teksten.
      Vanuit het perspectief van de cursist of student is het hoe al vaak beantwoord. Krassende pennen, toetsenborddansende vingers, diepe zuchten, naar de hemel om hulp of uit het raam om inspiratie starende blikken. De geur van oude koffie en een aangeknaagde appel.

      Vanuit het docenten-vertelperspectief lees je wel eens een stukje van een docent die zich verheugt over het wonder dat schrijven heet als het zich voltrekt in een beginnersgroep.
      In de bijeenkomsten behandel ik de do’s en don’ts in de schrijverij, geef schrijfoefeningen, inspireer, stimuleer – vooral tot lezen en waarschuw – vooral voor opsommingen. Daar valt zeker meer over te vertellen, maar de meeste schrijfdocenten klappen liever niet verder uit de school. En zeker niet op de persoon. Cursisten moeten het gevoel hebben en houden dat alles wat zij in de les produceren en doen tussen vier muren blijft.

      Toch schreven schrijfdocenten Nicolien Mizee en Pauline Slot allebei een boek over het hoe van een schrijfgroep/schrijfretraite, respectievelijk Schrijfles en Dood van een thrillerschrijfster. De in hun boeken beschreven cursisten zullen zichzelf of een groepslid misschien wel herkend hebben, maar voor de lezers zijn de personages genoeg gefictionaliseerd om geen boze gezichten of een claim wegens smaad aan de broek te krijgen. Personageprobleem opgelost.

      Wie schrijft is kwetsbaar.

      Vraag maar aan successchrijvers die nog altijd bang zijn voor neersabelende recensies na het uitkomen van hun nieuwe boek.
      Wie beschreven wordt is misschien nog wel kwetsbaarder. Vraag maar aan de familie van Boudewijn Büch, de burgemeester van Zandvoort, de collega’s van J.J. Voskuil. Voor mij valt een grappige column over bijvoorbeeld wanna be schrijvers die met een af manuscript en een attitude naar de eerste les komen dan ook in de categorie don’ts.

      Hoe gaat het er nu aan toe in het hoofd van de docent? Dat kwetsbaarmakende inkijkje heb ik er wel voor over om tenminste één van de hoe-vragen te beantwoorden: heel veel lezen, met mijn pen krassen, 3x in de week 20 kilometer fietsen, 2x in de week steppen en spinnen, 2x in de week hardlopen, interproxen, detoxen, observeren, ideetjes opdoen, naar de wolken om inspiratie staren, nieuw lesmateriaal verzinnen, vakartikelen lezen en naar films gaan om cursisten te kunnen tippen over een prachtige plotlijn. Soms pas ik op met opsommingen.

      Wordt vervolgd met Het hoe van een schrijfgroep: het voorstelrondje (2)

      Over de auteur:

      Dé Hogeweg is docent creatief schrijven en redacteur in Den Haag en omstreken. Bij Uitgeverij U2Pi/JouwBoek is zij hoofdredacteur. Zij geeft les bij de Schrijversacademie. Naast het geven van cursussen en workshops schrijft ze columns, korte verhalen en artikelen voor internetsites en bladen. Zij schrijft over alles wat op haar pad komt. In de zomer gaat het vaak over de Tour de France, in de winter over schaatsen. Regelmatig levert zij bijdragen aan de sites Het is Koers (wielrennen) en Bluesmagazine (concertverslagen).

      ‘Het mooiste van schrijven is van níets íets maken’

      In het jaar 2000 verscheen haar verhalenbundel Strandstoelendans.

      De succesvolste oefeningen uit haar cursussen en workshops gaf zij in 2011 uit in het boek Oefeningen in creatief schrijven – voor beginners, gevorderden en schrijfdocenten.

      Ik, Melania – Liedeke van Nijnanten

      Daar sta ik dan. Ik schaam me dood. Ik wil hier niet zijn. Ik ben niet blij. Het liefst zou ik nu weglopen, maar niemand zal het aan me zien. Te vaak gedaan alsof, het is een tweede natuur geworden. De blik van mijn voorgangster staat op onweer. Woedend is ze. Niet op mij denk ik. Ik ben slechts het aanhangsel. Mooi zijn, mond houden en voor onze zoon zorgen. Ze zal wel denken dat ik een dombo ben. Mijn arme zoon. Hij zal gepest worden. Alsof hij er wat aan kan doen. Dat zijn vader is wie hij is. Maar nu is het te laat. De idioten zijn erin getrapt. En ik ook, toen ik met hem trouwde.

      Het was eigenlijk begonnen als een grap.

      Zaten ze te borrelen hoor. Zeg maar zuipen. Met hun dronkemanspraat het plan opstellen. Ten gunste van hunzelf en hun rijke vriendjes. Hilarisch vonden ze het. En herinneringen ophalen aan al die hoeren, tijdens hun zakendiners. En zonder zakendiners. Ik ben niet achterlijk. Het is de prijs die ik betaal voor mijn luxeleventje en zekerheid voor mijn zoon. Ik en mijn zoon worden als vuil behandeld. Dankzij zijn uitspraken. Denk je dat er aan mij ooit iets is gevraagd?

      Soms fantaseer ik anoniem het bewijs te leveren van zijn escapades. Dat heb ik namelijk. Wat dacht hij dan? Wie niet sterk is moet slim zijn. En die aanrandingsverhalen. Die zijn waar. Zo is het bij ons ooit begonnen. Maar ik kan het mijn allerliefste zoon niet aandoen. Niet nu. Hij is te jong. Mij interesseert het allang niet meer. We slapen niet voor niets apart.  Moeten we ook nog oplossen, in ons nieuwe onderkomen.

      Ik schrik me dood. Hij pakt mijn hand. Heeft hij al jaren niet meer gedaan. Opletten, show time! Gezicht op glimlachen. Het pakje van Ralph Lauren is trouwens wel prachtig. Daar kunnen ze tenminste niets op aanmerken. Daar gaan we dan, op weg naar het Witte Huis. Ik neem plaats in “The Beast” en laat alles gelaten over me heenkomen. Glimlachen en wuiven maar.

      Over de auteur:

      Liedeke van Nijnanten, student aan de Schrijversacademie, schrijft graag over actuele zaken en ook alledaagse observaties. Ze is sinds kort werkzaam in de ouderenzorg, een onderwerp op zich en moeder van een zoon waar ze beretrots op is. Ze heeft zes jaar in Florida gewoond en daardoor voelt ze zich zeer verbonden met alle politieke perikelen aldaar en alle Amerikanen.

      Vier boekentips: Kathy Mathys

      Omdat ik over Angelsaksische literatuur schrijf voor de literaire bijlage van de Vlaamse krant De Standaard zijn de meeste boeken die ik lees boeken waarover ik ook een artikel schrijf. Die kan je hier lezen.

      Tijdens de vakantie lees ik gewoon voor mijn plezier. Thrillers, non-fictie, literatuur, poëzie, boeken over schrijven: ze kunnen me allemaal bekoren. Tijdens de kerstvakantie schreef ik in het Normandische huis van mijn schoonouders aan mijn roman. Dat gebeurde ‘s ochtends, ‘s middags en ‘s avonds was het tijd om te lezen.

      Boekentips

      Eerst las ik Weg (Hoogland & van Klaveren) van onze docent Jowi Schmitz. Young adult, staat er op de kaft maar dat hield mij niet tegen. Indringend verhaal over een meisje dat wegrent uit eigen leven. Spannend, zowel qua verhaal als op zinsniveau. Wie de blog van Jowi volgt, weet dat ze een eigenzinnige stijl heeft, een eigen blik. Hier komt het meisje aan op de Ramblas in Barcelona:

      Ze hoorde getjilp, daar stonden de meeste mensen. Het was angstig getjilp, alsof een heleboel vogeltjes tegelijk bijna werden geroosterd. Maar de mensen bij de kraam keken niet naar de vogeltjes. Ze keken naar de plastic bakken op de grond. Er zaten hamsters en konijnen in. Extra pluizige konijnen.

      Daarna las ik Winter-IJsland (Querido) van Laura Broekhuysen, literaire non-fictie over Broekhuysens gezinsleven in een verlaten IJslandse fjord. Veel natuur, observaties op de millimeter, weergaloze stijl. In  IJsland ziet april er zo uit:

      Het strand is bezaaid met ijsbollen, water en sneeuw die al rollend in de wind bevroren zijn. Onder onze voeten kraakt het wier als plastic zakken. Misschien dat mijn dochter later bij het horen van een plastic zak aan bevroren wier zal denken, bij het breken van glas aan het hollen over de bevroren kustlijn.

      Zwijgen (Polis) van Ingrid Vander Veken was het eerste boek dat ik dit jaar las. Op 1 januari was het binnen enkele uren uit. Het is autobiografisch getint proza over de ouders van de schrijfster, hun oorlogsverleden. Ik hield van de sobere, fijnzinnige taal en van het perspectief. Doordat de schrijfster in de jij-vorm schrijft, neemt ze enige afstand van zichzelf. Goede keuze, vond ik. Mooie aforismen ook, zoals deze:

      Soms is het geheugen meer dan een verzamelbak van het verleden. Soms is het een glazen bol waarin je de toekomst ziet.

      Julia Camerons The Sound of Paper (Penguin Books) las ik in stukjes. Misschien kennen jullie The Artist’s Way, het beroemdste boek  van de Amerikaanse. The Sound of paper is vergelijkbaar. Cameron heeft het over aandacht voor de kleine details, over toevalstreffers, over de innerlijke criticus. Ze laat zien hoe je, ondanks een druk schema, toch tijd kan vinden om te schrijven. Dit vond ik een mooie tip:

      When ego is siphoned off creativity, when creativity becomes one more thing we do, like the laundry, then it takes far less time to do it.

      Met andere woorden: doe maar gewoon over schrijven, maak er geen te groot spektakel van, wacht niet tot de muze zich aandient. Ook in de wachtkamer van de tandarts kan je schrijven, op de trein, aan de rand van het voetbalveld, terwijl je je zoon of dochter aanmoedigt.

      Nog een ding over de foto. Daarop is de cover van Zwijgen niet te zien. Het boek ligt inmiddels namelijk bij mijn moeder. Zij wil het ook graag lezen.

      Over de auteur:

      Kathy Mathys is schrijfster, literair journaliste en schrijfdocente. Voor de Belgische krant De Standaard schrijft zij over Engelstalige literatuur, voor Bouillon Magazine over eten. Zij zat in de jury van de AKO Literatuurprijs, de Gouden Uil en de ANV Debutantenprijs. Aan de Hogeschool Amsterdam volgde zij de opleiding tot docent creatief schrijven. Haar eerste boek ‘Smaak. Een bitterzoete verkenning’ (De Bezige Bij) verscheen in 2015. Momenteel werkt zij aan een roman die in 2018 zal verschijnen.

       

       

      Slecht nieuws is goed nieuws

      Schrijvers geven lezers soms een extra leven. Ik heb het zelf meegemaakt. Ik was 12, had de laatste bladzijde gelezen en alles was omgedraaid. Opeens was het ongeloofwaardig geworden dat ik mijzelf was en niet de hoofdpersoon. Stiekem stond ik in de schuur tegen een tak ‘Lumos!’ te roepen. Na een paar keer zwiepen drong het tot mij door dat ik fictie had gelezen. Ik bleef onttoverd achter.

      Tot zoveel inleving zijn mensen dus in staat, en dat zou je niet zeggen als je de krant openslaat. Lezen moeten we stimuleren, zou je denken, ter vergroting van het inlevingsvermogen. Maar juist wanneer het om nieuws gaat, is minder empathie beter.

      De media schrijven namelijk ook een verhaal waar we ons in kunnen verliezen. Storende onderdelen worden door de redactie gefilterd, de overgebleven nieuwswaarde meten ze breed uit. Telkens met dezelfde welluidende de koppen: ‘Wereld staat in brand’.

      Tijdens het lezen van goed geschreven rampspoed vergeten we onszelf, in de kern is de NOS-app hierin hetzelfde als een goed boek. Er is alleen een cruciaal verschil: waar romanschrijvers hun verhaal als leugen presenteren, vertellen journalisten hun wereld als werkelijkheid. En daarom biedt een reality check, zoals ik in de schuur beleefde, geen uitkomst. Nieuws is al reality. En dan ook nog eens eentje die gericht is op onttovering.

      En juist in die shockmatige onttovering huist verzwegen geluk. We hadden die slachtoffers kunnen zijn, wat een shock, want we hebben het zo goed! We hebben het zo goed. Slecht nieuws is hier slecht, omdat de eigen situatie zo goed is. Slecht nieuws is goed nieuws. Maar die laatste toevoeging lees je natuurlijk niet in het nieuws, die moet je jezelf vertellen. Alleen wie zichzelf te veel inleeft, verblijft in de shock en gaat zijn eigen geluk ongeloofwaardig vinden. Op die manier wordt de onheil van het nieuws tot enige echte realiteit verheven. Deze arme mensen zijn dreuzels in een toverwereld waar ze geen vat op hebben.

      Dat zoveel mensen geschokt zijn door slecht nieuws stelt me gerust. Maar ons inlevingsvermogen baart me zorgen. En ik wil zeker niet beweren dat de media een soort toverwereld scheppen, maar ze tonen ook weer niet de enige werkelijkheid. Lezers die dat vergeten kunnen onterecht menen in de fik te staan. Misschien helpt het als ze zichzelf even blussen in de schuur.

      Over de auteur:

      Tijmen de Kok (1988) heeft naast zijn studie wijsbegeerte aan de Universiteit Leiden bij verschillende bedrijven gewerkt als studieadviseur. Nu is hij bij de Schrijversacademie studieadviseur en studiecoach, en sinds kort student aan de Schrijversacademie. Verder schrijft hij af en toe een blog!

       

      De rappe desintegratie van de familie Sunshine  – winnaar van de schrijfwedstrijd Barbiepop

      Gisteren was de uitreiking van de schrijfwedstrijd die de Schrijversacademie in samenwerking met schrijvenonline​ heeft georganiseerd. Iris Groenhout heeft de eerste prijs gewonnen! De tweede prijs ging naar Jakim Kravanja en de derde prijs naar Gino Dekeyser.
      Nét niet op de shortlist maar wel een eervolle vermelding op de vierde plek: Marie Visser met haar gedicht: Instagirl.

      Gefeliciteerd Iris!

      De rappe desintegratie van de familie Sunshine

      Op elke trede telde ik tot vijf, des te langer duurde het voor ik bij de slaapkamer van Marloes was. We gingen, samen met ons andere buurmeisje Désiree, met de barbies spelen. Mijn poppen hield ik achter mijn rug.  

      Het was de dag na pakjesavond en ik had zeker geweten dat ik eindelijk een Barbie zou krijgen. Jarenlang had ze op mijn lijstje gestaan en jarenlang had mijn moeder dat genegeerd. Barbie was verwerpelijk speelgoed, vond ze. Het was zoiets als The A-team kijken of The Loveboat, of chips eten en frisdrank drinken. Allemaal verwerpelijke dingen. Dingen die wij niet deden. Maar kortgeleden had ze me opgewonden toegefluisterd: ‘Jij wordt heel blij als de sint komt.’   

      ‘Hoi.’  

      Marloes en Desiree keken niet op toen ik binnenkwam. Ze hadden al hun barbies en kleertjes al in het midden van de kamer gelegd en stonden op het punt om te gaan verdelen. Behalve de oude verzameling zag ik ook een paar nieuwe. Blijkbaar had een van hen een Ken gekregen. Aan Ken hadden we, vanwege zijn korte haar, allemaal een hekel. Maar hij was een noodzakelijk kwaad omdat we wisten dat Barbie soms wilde zoenen. ‘Ik vraag wel een Ken voor Sinterklaas’, had Désiree zichzelf opgeofferd. En daar lag hij nu in zijn beige corduroybroek. Verder zag ik nog twee nieuwe Skippers, een Midge en een nepbarbie, maar wel met extra lang haar.  

      ‘Heb jij er nou ook één?’ vroeg Marloes.  

      Ik knikte.  

      ‘Laat zien dan.’ 

      Om tijd te rekken bewoog ik zo langzaam mogelijk mijn armen achter mijn rug vandaan. Ik kneep mijn ogen dicht en strekte mijn handen met de poppen voor me uit. Toen ik mijn ogen opende zag ik hun gezicht vol verbazing en afgrijzen.  

      Ik herkende dat gevoel van de avond ervoor. Na een voortslepend gedicht vol rijmende moraal, mocht ik eindelijk het pakje openmaken. Het gewicht en de afmeting waren onmiskenbaar. Mijn moeder gaf me een bemoedigende knipoog. Met trillende vingers begon ik het papier los te peuteren om het vervolgens ongeduldig weg te scheuren. Gretig trok ik de doos tevoorschijn. Maar toen ik hem omdraaide slaakte ik een kreet. Het was geen Barbie, geen Skipper, zelfs geen Ken. Het was een moeder, een vader en een kindje. Ze waren donkerbruin, met zwart kroeshaar. De familie Sunshine. 

      ‘Waar komen díe vandaan?’ Marloes bekeek ze alsof ze twijfelde of ze wel legaal waren.    

      ‘Wat moeten we hier nou mee?’ Desiree, zelf gezegend met lang blond barbiehaar, plukte aan de kroeskoppen. 

      Marloes zuchtte diep. 

      ‘Geef mij die bruine Ken dan maar.’  

      ‘Hij heet geen Ken, hij heet meneer Sunshine.’ Instinctief wilde ik ze beschermen. 

      ‘Nu heet ie bruine Ken. Hij gaat uit met Barbie.’ 

      ‘Maar mevrouw Sunshine dan?’  

      ‘Hier!’, Marloes wierp een paar zilveren lieslaarzen in mijn richting. ‘Ze gaat zingen in een club. Ze moet geld verdienen nu ze gaan scheiden.’ 

      Vertwijfeld keek ik naar baby Sunshine.  

      ‘Geef maar’, zei Désiree ruimhartig. ‘Die is zo schattig, ik adopteer hem wel.’ 

      De smaak van een ander leven – Yvette Strookappe

      We hebben onlangs een schrijfwedstrijd gehad exclusief voor onze studenten met als hoofdprijs een specialisatie naar keuze. 3 verhalen zijn gekozen en de winnaar maken we binnenkort bekend! We publiceren de komende weken de 3 verhalen op onze website.

      De jury, bestaande uit Manon Duintjer, Kathy Mathys en Tijmen de Kok, hebben hun keuze gemaakt! De 3 namen die in aanmerking komen voor de hoofdprijs zijn:

      Ernestine Kossmann
      Simone Carree
      Yvette Strookappe

      De smaak van een ander leven

      Ze leefde haar leven aan de rand van dat van hen. Er was geen glimlach van herkenning, geen hand die groetend omhoog ging en haar naam weerklonk alleen in haar eigen hoofd. Wel was er een mengeling van afkeer, medelijden en complete verstandsverbijstering.

      Ze had geleerd om hen gade te slaan zonder geconfronteerd te worden met hun opvattingen. Daarvoor hoefde ze zich niet te verstoppen achter een van de bomen of af te wachten in het steegje verderop. Zolang ze op gepaste afstand bleef verdroegen ze haar aanwezigheid alsof ze daadwerkelijk niet bestond. Ze lachten, roddelden en keuvelden, of lazen een boek op een van de afgelegen bankjes terwijl de kinderen zich vermaakten op de speeltoestellen.

      Iedere week, op dezelfde dag en hetzelfde tijdstip, was er een man van middelbare leeftijd met zijn zoon. De jongen was alleen nog maar bekend met de illusie van puur geluk die hij achter elkaar beleefde op de glijbaan. De vader verdeelde zijn aandacht tussen hem en zijn horloge. Zijn rechtervoet wipte op en neer. Ongeduld, stress, een combinatie van de twee of misschien was het wel gewoon een nietszeggende tic. Maar wat als er wel wat speelde in zijn leven en die terugkerende beweging een noodzaak was geworden? Een baas die ongeduldig op hem wachtte, een ex-vrouw die iedere minuut van de voogdijregeling op papier noteerde. Of werd hij nerveus van het wegtikken van de tijd en realiseerde hij zich dat het grootste deel van zijn leven er al op zat. Waarschijnlijk geen van allen, dacht ze even later. Maar fantaseren over hun leven was alles wat ze had. Bij hen waren er zo ontzettend veel scenario’s mogelijk en dit was een van de weinige manieren om er zelf deel van uit te maken. In gedachten liep ze met de man mee naar zijn baas of ex-vrouw en hield ze de hand van zijn zoontje vast.

      Maar in werkelijkheid wachtte ze nu met smart tot het uur erop zat. Toen de vader zijn zoon riep voelde ze haar maag verlangend samentrekken. De jongen kwam aangerend, greep de eerste boterham vast en at hem al babbelend op. Maar ze wist dat de vader er altijd twee bij zich had. Twee boterhammen en een pakje appelsap. De appelsap ging op. De tweede boterham werd geweigerd. En weggegooid.

      Nog geen minuut nadat ze vertrokken waren viste ze de boterham uit de prullenbak en het zakje dat eromheen zat. Dit was het moment waarop ze haar gretigheid afremde. Het was zoveel meer dan alleen een boterham. De boter keurig gesmeerd langs de broodkorst. Een plak kaas met een lachend gezichtje erbovenop.

      Vanaf de eerste tot en met de laatste hap hield ze haar ogen gesloten en zag ze een vrouw in een verwarmde keuken staan. Een moeder die met precisie de boter verdeelde en de kaas in het midden erop legde. Een moeder die het eten met zorgzame handen inpakte en met een gulle glimlach aan haar overhandigde.

       

       

       

      Umami – Simone Carree

      De jury, bestaande uit Manon Duintjer, Kathy Mathys en Tijmen de Kok, hebben hun keuze gemaakt! 3 verhalen zijn gekozen en de uiteindelijke winnaar maken we 19 januari bekend. De 3 namen die in aanmerking komen voor de hoofdprijs zijn:

      Ernestine Kossmann
      Simone Carree
      Yvette Strookappe

      Deze namen staan nu nog op alfabetische volgorde en dit is verhaal 2! We houden het nog even spannend!

      Umami

      Vanuit het felle zonlicht stapte hij het huisje binnen. Zijn ogen moesten wennen aan het schemerduister. Langzaam ontwaarde hij de contouren van een deur en een grote open schouw in de hoek van de kamer. Een paar kooltjes gloeiden oranje op vanaf het rooster door de tochtvlaag van zijn binnenkomst. Dunne repen vlees hingen hoog in de schoorsteenmantel te drogen. Hmmm… biltong! Zijn mond waterde bij de gedachte aan het pittige smaakopwekkende zoetzilt. Hij plukte een reep uit de haard en stopte hem in zijn mond. Onmiddellijk mengde het taaie droge vlees zich met zijn speeksel tot een smaak waarvan hij zich ter plekke herinnerde dat het umami heette, de vijfde smaak. Traag bewoog hij zich naar de deur.

      Al kauwend stootte hij z’n hoofd toen hij door het oude eikenhouten kozijn het eenvoudige boerenkeukentje binnenstapte.  Hij greep naar de pijnlijke plek en bekeek daarna zijn handpalm. Die was schoon. Op het stenen aanrecht lag een berg rouw vlees. De ijzerachtige geur van bloed vulde zijn neus en versterkte de bijna zoete smaak van het vlees in zijn mond. Een blikken teil lag vol nog ongespoelde darmen, de uiteinden keurig dichtgeknoopt om te voorkomen dat de stront het vlees zou besmetten. Buiten aan de waslijn had hij aan houten knijpers een schapenvacht en enkele konijnenvellen zien wapperen in de harde wind van de Tramontana. Sommige al opgedroogd tot stijve windvanen. Hier werd gestroopt, dacht hij.

      Hij deed een stap verder de keuken in om het jagersmes dat op het betegelde aanrecht lag beter te kunnen bekijken. Uit zijn zak haalde hij een loep, een zip-lock zakje en een pincet. Hij boog zich voorover, hoorbaar sneller ademend. ‘Godallemachtig!’, fluisterde hij schor.
      Met z’n pincet plukte hij voorzichtig twee haren van het mes en borg ze op in het plastic zakje. Hij keek de kleine ruimte rond. De wanden hingen vol met pannen, bevestigd aan een houtje-touwtje. Uit het leemstucwerk staken enkele takken waaraan worsten en hammen te drogen hingen.  Zijn aandacht werd getrokken door iets roods. Hij liep er naar toe. Een blonde vlecht. Met een rode strik vastgeknoopt  aan een roestige spijker. Ze had niet de moeite genomen de haren los te snijden van de scalp.

      Zijn maag kromp ineen en krampte haar inhoud omhoog. In een golf van bittere gal leegde inspecteur Gomez de Avellaneda zijn maag op de keukenvloer. Kokhalzend en met tranen in zijn ogen realiseerde hij zich dat mensenvlees inderdaad zoeter smaakt dan rund.

      Nog één glas – Ernestine Kossmann

      De jury, bestaande uit Manon Duintjer, Kathy Mathys en Tijmen de Kok, hebben hun keuze gemaakt! 3 verhalen zijn gekozen en de uiteindelijke winnaar maken we 19 januari bekend. De 3 namen die in aanmerking komen voor de hoofdprijs zijn:

      Ernestine Kossmann
      Simone Carree
      Yvette Strookappe

      Deze namen staan nu nog op alfabetische volgorde en elke week publiceer ik 1 van de verhalen. We houden het nog even spannend!

      Nog één glas

      Je hebt mensen die in alles altijd beter zijn dan jij. MIjn broer is zo iemand. Kent meer gedichten uit zijn hoofd, spreekt meer vreemde talen, fietst harder, speelt beter piano, weet overal de weg, kookt lekkerder.

      Ik had hem gevraagd mee te gaan naar de workshop ‘Wijn proeven’ die ik ergens gewonnen had. Daar zat een competitie-elementje in. Ik had zo graag eens iets gevonden waar ik beter in was.

      Daar zaten we, met halve glaasjes wijn voor ons en een notitieblok. Dat gezwabber, dat was het probleem nog niet. Ik kon zien of de wijn helder was of niet, en lichtgeel en groenig kon ik ook nog wel onderscheiden. Zelfs ‘hangt wat meer aan het glas’ kreeg ik zonder al te veel gene uit m’n mond, ik had het idee dat ik het wel begreep. En hij knikte. We vonden hetzelfde, hij zag niet iets anders dan ik en dat was al heel wat. Hij zag altijd meer dan ik, gelijkspel was voor mij pure winst.

      Bij het ruiken ging het mis. Ik rook wijn. Omdat ik ook wel begreep dat dat niet helemaal de bedoeling was, beweerde ik dat ik ‘fruit’ geroken had. Hij rook ‘pasgemaaid gras in combinatie met verse abrikozen’. En toen moest het echte proeven nog beginnen. Ik proefde wijn. Lekkere wijn. En ik suggereerde ‘een regenbuitje in de lente’. Hij knikte nadenkend. Ja, dat begreep hij wel, dat zat er wel in. Maar toch ook doperwtjesgroen. En een randje peer met karamel.

      Bij het derde glas probeerde ik het nog maar half, terwijl hij met zijn ogen half gesloten en zijn hoofd scheef poezie schreef. Kampvuur aan zee. Opstuivende kalkgronden. Geraniums langs een bergbeek. Toen hij ook nog wist te vertellen uit welk gebied welke wijn kwam, en welke druif er gebruikt werd, toen gaf ik het helemaal op. Gewoon, hopla, naar binnen met die wijnen. Ze smaakten prima. Naar lekkere wijn.

      Hij had de smaak te pakken, en ik kon met hem geen wijn meer drinken zonder dat hij in lyrische bewoordingen beschreef wat hij proefde.

      Wat hij ook beter blijkt te kunnen dan ik, is ziek zijn. Ik doe aan halve griepjes, nu en dan eens een paar dagen misselijk of zo, een pijnlijke nierbekkenontsteking als absoluut hoogtepunt. Hij heeft dat allemaal zo’n beetje overgeslagen, hij gaat meteen voor het echte werk, met operaties en chemo’s en bestralingen. Ik zit regelmatig aan zijn bed, afwisselend in het ziekenhuis en thuis, vooral thuis nu, nu de medische wereld geen nieuw register meer open kan trekken.

      Zijn vrouw en ik drinken wijn.

      “Mag ik een slok?” vraagt hij en hij reikt naar mijn glas. “Het kan met mijn medicatie.”
      Ik geef hem mijn glas, hij drinkt, ik krijg mijn glas terug.

      “Zo jammer,” zegt hij, “nu ik rustig wijn mag drinken, nu smaakt het nergens meer naar. Vertel jij me wat je proeft?”

      Lentebloesem, lieg ik, zeekraal, grapefruitbittertjes met amandelen. Vooral zilte tranen. Maar dat zeg ik niet.