Wintermemorie – winnend verhaal van Tirza Kingma

‘Oma?’

‘Ja Lisa.’ Oma haar rimpels krullen zachtjes omhoog als ze haar kleindochter aankijkt.

‘Heb jij sneeuw gezien? Echte sneeuw, die smelt op je tong?’

‘Jazeker.’

‘Hoe proefde dat?’

Oma steekt het puntje van haar tong buiten haar mond en laat haar ogen over de gedekte eettafel vol gezonde lekkernij gaan. ‘Naar aardbeienwater. Het was zoet en zacht.’

Lisa’s ogen worden groot. ‘Mag ik aardbeienwater?’

Oma pakt de karaf van tafel en vult een wijnglas met het bronwater waarin aardbeien zweven. Lisa klimt op haar knieën op de stoel, veegt haar pony uit haar gezicht en neemt een slok.

‘Nu komt er nooit meer sneeuw hè oma?’

‘Waarschijnlijk niet meid, niet in Nederland.’ Oma’s blik glijdt naar de schuifpui die op een kier staat en de vitrage die zachtjes de kamer binnenwaait. Zeventien graden, zonnig en een matige zuidenwind op deze eerste kerstdag had ze gelezen in de weerapp. Het is in ieder geval gunstig voor de oplader die buiten in de vensterbank ligt en de kerstlampjes aan de pergola verlicht.

‘Lisa?’

‘Ja oma.’ Voorzichtig zet Lisa haar glas neer en legt haar armpjes gevouwen over elkaar op tafel.

‘Toen er nog sneeuw was, hadden we ook nog een kerstboom in huis. En we aten rozijnenbrood met spijs erin en soms konijn.’

‘Konijn! Getsie.’

‘En het water buiten werd ijs. Dan gingen we schaatsen, op schoenen met ijzer eronder, en als we moe waren dronken we warme chocomelk met slagroom.’

‘Ik mag geen warme chocomelk met slagroom.’

Oma schudt haar hoofd en rolt met haar ogen.

Dan veert Lisa op van haar stoel. ‘Ik ga wintermemorie maken oma. Als we dat in de klas spelen, weten mijn klasgenootjes ook hoe kerst vroeger was.’

Oma knikt en sluit haar ogen.

‘Maar het konijn teken ik in de duinen.’

 

5 tips voor het beste sinterklaasgedicht

Met deze rijmtips maak je een verpletterende indruk op je familie en vrienden

In de zoete dagen voor sinterklaas stijgt het aantal mensen met rimpels. Nee, dit heeft niets met leeftijd te maken; de verticale streepjes tussen de wenkbrauwen zijn denk – , pieker-, tobrimpels. Er moeten namelijk weer gedichten geschreven worden en wat rijmt er in godsnaam op tante Desiree (nee, het valt niet mee) of oom Hassan (laat het gas an, maar ja, dat slaat nergens op, want hij kookt met inductie).
Hier volgen wat rijmtips om op 5 december een verpletterende indruk te maken op je familie.

Tip 1. Rijmschema

Sint heeft zitten denken
wat hij jou moest schenken
hij zocht in elke hoek
en vond voor jou een boek.

Dit is het klassieke sinterklaasgedicht met rijmschema AABB. Lief, maar eerlijk gezegd een beetje slaapverwekkend. Daar haal je het einde van de pakjesavond niet mee.
Een simpele verbetering bereik je door het rijmschema te veranderen.

Met ABAB krijg je al:

Sint heeft zitten denken
hij zocht in elke hoek
en wat hij jou moest schenken
vond hij toen in een boek.

En met rijmschema ABBA:

Sint heeft zitten denken
hij zocht in elke hoek
hij zag toen een mooi boek
en wist wat hij moest schenken.

Dezelfde inhoud, een paar omgegooide woordjes en het gedicht voelt meteen iets origineler.

.

Tip 2. Mannelijk en vrouwelijk eindrijm

Experimenteer ook eens met het afwisselen van mannelijk – vrouwelijk rijm.
Bij mannelijk rijm ligt de klemtoon op de laatste lettergreep van een zin, bij vrouwelijk rijm op de voorlaatste lettergreep.

Een gedicht met louter mannelijk eindrijm is:

Sint zat op zijn paard
hij trok wat aan zijn baard
hij lachte tegen Piet
en voelde geen verdriet.

 Een gedicht met alleen vrouwelijk eindrijm is:

Sint zat heel vaak te smachten
naar meisjes en naar vrouwen
want in de koude nachten
kon hij van niemand houwen.

Het loont de moeite om mannelijk en vrouwelijk eindrijm eens af te wisselen, bijvoorbeeld:

Sint zit al een jaar te smachten
oh, wat vindt hij feestjes fijn,
strooiend over straat en grachten
niemand doet er aan de lijn.

.

Tip 3. Klanken

Sint zat laatst op zijn paard
en dacht: ach voor mijn part
trek ik eens aan zijn staart
dat is een mooie start.

Paard en part, en staart en start, liggen qua klanken te dicht bij elkaar, waardoor het gedicht weinig afwisselend is.
Zet aa en a niet te dicht bij elkaar, oo en o, en i en ie ook niet.

Probeer de klanken voor de levendigheid van het gedicht zo ver mogelijk uit elkaar te houden, bijvoorbeeld:

Sinterklaas, die kent zijn talen
Grieks en Frans, van oei en stroei
en voor jou ging hij iets halen
met de titel Volle bloei.

 

Tip 4. Onmogelijke woorden

Er zijn woorden waar onmogelijk op te rijmen valt, zoals Weesp, herfst of twaalf. Het heeft dus geen zin om daar je hoofd over te breken, het kán gewoon niet.

Als je zus naar Weesp is verhuisd en je wil daar graag een gedicht over schrijven, wat doe je dan?

Heel eenvoudig: Zorg dat Weesp in het midden van de zin beland.

Dus niet:

Mijn zus woont nu in Weesp
…eh….

Maar:

In Weesp woont nu mijn zus.
Dus.

Je mag in een sinterklaasgedicht ook gerust zelf woorden verzinnen, woorden uit een andere taal gebruiken, of gekke afbrekingen maken, hoor.

Kato die woont in Weesp
met Karel, sterk en stoer
hij eet veel vlees en voer
en is een beer, een beesp.

Of (met een afbreking in de zin):

Naar wat groen kun je echt smachten
je wordt wild van plant en struik
de natuur is vol in kracht en
daarom is dit boekje puik.

Of je husselt gewoon wat talen door elkaar, alles mag!:

Every cloud has a silver lining
every man has something gay
you, of course, are always shining
you are, called in Dutch tevree.

Tip 5. Ritme

Voor een goed sinterklaasgedicht is ritme eigenlijk het allerbelangrijkste. Als je lang op een mooi gedicht geploeterd hebt, wil je niet dat ome Joop het naar de Filistijnen helpt door bij het voorlezen de klemtoon consequent verkeerd te leggen.
Als schrijver heb je daar wel enige invloed op. Zorg dat het ritme en het metrum (de maat) goed zit. Maak het ritme lekker strak door:

  1. Als warming up gedichten van Annie MG Schmidt, de koningin van het ritme, te lezen (ik wíl niet meer, ik wil niet meer, ik wil geen handjes geven, ik wil niet zeggen elke keer, jawel mevrouw jawel meneer, nee nooit meer in mijn leven).
  2. Voordat je begint te dichten, een ritme in je hoofd te hebben. Daar vallen als het goed is de woorden in als je begint te schrijven.
  3. De kleine woordjes (stoplappen) te schrappen, die overbodig zijn en die het ritme alleen maar rommelig maken.
  4. Aan leestekens (!) te denken. Leestekens heten niet voor niets leestekens, ze dwingen de (voor)lezer om pauze te houden, te stoppen of een nieuwe zin te beginnen. Hetzelfde geldt voor hoofdletters.
  5. Het hardop voor te lezen als het gedicht af is en te horen of je de maat mee kunt tikken.

En verder betekent het schrijven van sinterklaasgedichten en het voorlezen daarvan het hebben van een hoop lol en mag het gedicht ook de bocht uit vliegen, dat hoort er allemaal bij.
Ook hiervoor geldt natuurlijk: wees niet te streng voor jezelf. Iedereen vindt het alleen al superleuk als er een gedicht speciaal voor hem of haar gemaakt is.

Veel plezier en een fijne pakjesavond!


Hetty Kleinloog  

Deze rijmtips zijn geschreven door docente Hetty Kleinloog. Je kent haar waarschijnlijk als auteur van de Volle- reeks, waarvan de boeken Volle Bloei en Volle Kracht nu in de winkels liggen. Hetty verzorgt onder andere de opleiding Poëzie bij de Schrijversacademie. Vond je deze rijmtips leerzaam en wil jij je verder bekwamen in rijmschema’s en dichten? Er start een nieuwe Poëzie-klas op 15 februari in Amsterdam!

Meer informatie over Hetty Kleinloog? Klik hier

 


Bevielen de rijmtips? Lees de blog van Martijn Lindeboom met boekentips voor de feestdagen: Fantastische boekentips voor de feestdagen.

Ga terug naar het overzicht van alle blogs

Het avontuur dat Selfpublishing heet – door Pieter de Nooij

Selfpublishing is een interessante en intensieve ervaring

Na tien jaar schrijven en schaven (van 220.000 woorden naar 133.000) kreeg ik een cursus bij de Schrijversacademie cadeau. Erg inspirerend. Anderhalf jaar later pakte ik de draad weer op en werd de dertiende versie van het manuscript voltooid. Omdat de traditionele uitgeverijen het boek te complex vonden (‘Maak er maar drie boeken van’) besloot ik te gaan self-pubben.

Vijf redactieslagen, WordPress-dilemma’s en bloggen voor volgers

Self-pubben is een interessante en intensieve ervaring; je komt aan je nieuwe boek niet meer toe. Samen met het Haags Bureau onderga ik vijf redactieslagen. Met familie en vrienden wordt uitvoerig overlegd over de titel en de omslag, de flaptekst en de ankeiler. Je houdt je bezig met de dikte van het boek, want het moet door de brievenbus, dus lettertype, aantal regels en soort papier zijn van belang. En dan het optuigen van een website. Je kunt uitbesteden wat je wilt, maar als het framewerk staat, moet je zelf wel wat van WordPress weten om je blogs en foto’s te kunnen opladen. Om Tango van Bedrog interactief te maken zijn er per hoofdstuk afbeeldingen van locaties en filmpjes van historische gebeurtenissen te vinden. Met de QR-code op de achterkant kom je direct op de website. In de zes weken aanloop naar de publicatie schrijf ik iedere week een blog als trekker. Intussen zijn er 115 volgers.

Het boek aan de man brengen doe je ook helemaal zelf!

In mijn enthousiasme besluit ik tot een oplage van 1.500. Dus nu moet het promoten gaan beginnen. Dat begint met het aanschrijven van groepen in je netwerk, zoveel mogelijk met een persoonlijk tintje. Dan ga je naar LinkedIn, neemt een proefabonnement voor een maand op Professional en je gaat kennissen en kennissen van kennissen persoonlijk uitnodigen om aankondigingen te plaatsen in je netwerkgroepen. Je tuigt een nieuwe Facebook pagina op – ik had mijn eigen pagina drie jaar geleden opgedoekt – en je stort je in de wereld van de sociale media. Zelfs het kopen van advertentieruimte op Facebook sla je niet over. Je probeert zoveel mogelijk op bijeenkomsten even aandacht te vragen voor je boek en je deelt visitekaartjes uit waar de QR-code op staat.

De eerste week na publicatie

Inmiddels komen de eerste reserveringen binnen via Boekenbestellen/Pumbo. Je krijgt een prachtige recensie. De uitnodigingen voor de presentatie in Pulchri gaan er tijdig uit. Het eerste persbericht wordt aan het begin van de week van publicatie verzonden, het tweede persbericht de dag na de presentatie. Je belt de pers na en wacht af of je succes hebt. Nu gaat het erom of je signeersessies kunt organiseren in de boekhandel. Welke kies je en willen ze je wel hebben? De banner is al klaar.

Self-pubben is arbeidsintensief, de kosten gaan voor de baat uit en je krijgt ontzettend leuke reacties, ook van mensen buiten je netwerk. Maar ja, die 1.500 exemplaren moeten wel weg. Na één week zijn er 350 verkocht, Sinterklaas en kerst moeten nog komen!

Tango van Bedrog

In de bloedstollende ‘Corporate Thriller’ Tango van Bedrog van Pieter de Nooij (1951) is niets wat het aanvankelijk lijkt. De bonte verzameling van verhaallijnen, kunstig ingekleurd door situaties uit het verleden, leiden onontkoombaar tot een gordiaanse knoop waar zelfs heden en verleden nauwelijks meer te ontwarren zijn. De zwoel-erotische Zuid-Amerikaanse romantiek ontaardt al snel in een danse macabre, in een spel dat uitsluitend verliezers kent. Behalve dan degenen voor wie ieder verlies ondergeschikt is aan een niet te stillen honger naar macht om de macht of wraak om de wraak.

Halloween – verhaal door Diana Merten

Met dit verhaal behaalde Diana Merten een plekje in de top 3 van de Halloween schrijfwedstrijd! Op welke plek ze precies is geëindigd, dat maken we op Halloween bekend om klokslag 17:00 uur via Facebook.

De jury over Halloween:
Een mooi, pakkend verhaal. Goed geschreven, met treffende beelden en details. Het einde kwam als een verrassing. Lees en huiver!


Halloween

De boot glijdt over het spiegelende water. Een geur van rot en zuur hangt om mij heen. Geen beweging dan de boot. Geen geluid dan het zacht klotsen van het water tegen de boeg. Mijn blik glijdt langs de muren omhoog. Het gewelf is bedekt met een grijze, zacht glanzende waas. Dan verschijnen de schaduwen van kleine lijfjes. Ondersteboven hangend, omhelsd door hun lederen vleugels. De boot zweeft voort. Een lichte windvlaag doet een vleugel flapperen. Ik maak mij klein voor de hel die kan komen. Er gebeurt niets. De stilte hangt doods om mij heen, terwijl de boot geduldig naar het einde van de overkluizing beweegt, de mist in. Hellegat is een goede benaming voor dit oord.
Bij de Bernhardstraat word ik uit mijn geliefde gothic world gerukt, wanneer van boven klinkt:
‘Waar gaat dat met die zak naartoe?’ Baldadig gelach.
‘Een eindje vaaa-ren, een eindje vaaa-ren.’ volgt het dronken antwoord. Het gebral sterft weg wanneer ik verder boom. Linksaf, de Kleine Vughterstroom op.
Goed dat ik stage liep bij Stichting Binnendieze deze zomer. En zo slim was de sleutels te kopiëren.
Via de Kerkstroom kom ik buiten de stadswallen. Het licht van de lantaarnpalen hoog boven mij, raakt het water niet. Ik zoek de wal aan de overkant af, maar zie niets. Iemand fluit ‘Dat gaat naar Den Bosch toe’. Willem-Jan! Ik zet af en drijf naar de overkant in de richting van het geluid. Samen meren we de boot af. Zonder een woord te zeggen, tillen we de zak op. Zwaar en onhandig van vorm, is het ploeteren door het modderige gras. We leggen haar neer in een hoek van een weiland met koeien. Het is kil. De mist drijft in flarden over het Bossche Broek. Er is hier geen straatverlichting. Niemand die ons kan zien.
‘Klaar?’ vraagt Willem-Jan. Ik knik.
We drijven de koeien op naar de zak. Nerveus stampen ze heen en weer. We sluiten hen in. Kleiner en kleiner wordt het stukje waar ze kunnen staan. De dieren snuiven. Duwen. Trappen. Na een kwartier kijken we elkaar aan. De zak is niet meer te onderscheiden van de modder er omheen. Goed genoeg zo. We klimmen over het hek en springen over de sloot. ‘Wat doe je nu?’
‘Ik spoel de modder van mijn schoenen, anders wordt mijn moeder boos.’ zegt Willem-Jan.
‘Goed idee.’ Ik volg zijn voorbeeld.
We wandelen naar de brug, waar Willem-Jan zijn fiets van het slot haalt.
‘Ik zie je morgen.’
‘Ja.’ Het is nog een stuk trappen voor hem, helemaal naar Vught.
Ik loop over de brug en herinner me dat mam had beloofd erwtensoep te maken. Lekker. Ik heb best trek gekregen. Dan dwaalt mijn blik over het polderlandschap. Ik grinnik. Toen mevrouw Meijer, onze dramalerares, opdracht gaf de perfecte moord te verzinnen, had ze vast niet gedacht er de hoofdrol in te spelen.

Alice – verhaal door Els Visser

Met dit verhaal behaalde Els Visser een plekje in de top 3 van de Halloween schrijfwedstrijd! Op welke plek ze precies is geëindigd, dat maken we op Halloween bekend… 

De jury over Alice:
Dit verhaal is intrigerend, het prikkelt om door te lezen. Er is iets niet helemaal pluis, maar is dat letterlijk of figuurlijk? Elk jurylid interpreteerde het verhaal anders, maar allemaal waren ze het erover eens dat deze getalenteerde schrijver een plek in de top 3 verdient!


Alice

Halloween. De gang was nauw. De wand was zacht, warm, strakgespannen. Ze voelde een plooi waar de gang de hoek omliep naar een andere ruimte.

Het witte konijn kwam uit een zijgang haar tegemoet. “Schatje, waar heb je zin in?” Ze had nergens zin in. Ze liep door en het konijn liep vlak achter haar en ze voelde af en toe zijn been tegen het hare. Het werd lichter, ze naderde een uitgang.

“Popje, wat wil je hebben?“ Opeens dacht ze aan de wandbedekking, voor haar slaapkamer. Zo zacht en warm en strak gespannen.

Een week lang dacht ze niet aan het witte konijn. Tot op een ochtend, toen ze naar het knopje van de wekker reikte, ze met haar hand langs de muur gleed. Ze deed het licht aan. De wand was bespannen met huid. Van dichtbij zag ze de ruitvormige celstructuren die zich aaneenregen. Ze liepen allen toe naar een lap die tegen de muur opstond, er als het ware uitkwam. Het was een oor en draaide zich naar haar toe. Ze keek in een zwart gat en had even het gevoel of duizend ogen haar gadesloegen. Toen ze terugdeinsde en naar de deur liep veranderde nauwelijks merkbaar maar toch het oor van positie.

In de keuken stond haar vader met in zijn handen de spaghettikoker. Hij keek glimlachend op toen ze binnenkwam. “Je hersens kraken te hard voor zo’n klein hoofdje” zei hij. Hij schoof haar een placemat toe en ze gingen op hun plaatsen tegenover elkaar aan de keukentafel zitten. Hij draaide zich om om een kop koffie van het aanrecht te pakken en haar ogen kleefden aan zijn hoofd. Wat was er anders dan gisteren?

Hij zuchtte terwijl hij de tomatenpuree openmaakte. Hij begon te vertellen over zijn nieuwe collega, de andere opdrachten, de kleine ergernissen. “Wat ben je stil” zei hij opeens. “Alsof je je laatste oortje hebt versnoept” grapte hij. Zonder glimlach. Ze mocht hem niet teveel vermoeien. Ze liep naar de voordeur, de sleutel had ze al een tijdje in haar hand.

“Moet je niet eens naar je kamer om huiswerk te maken?”

Ze sloot de deur snel achter zich. Al bijna bij de weg keek ze omhoog.

Pas om 21.00 uur opende ze de deur van haar slaapkamer. Er was niets te zien. Het behang gloeide zacht roze in het avondlicht. De scheuren rond het stopcontact waren weg. En de lichte bries door het openstaande raam leek het behang te doen huiveren. Een zachte adem, als een langgerekte zucht. Toen ze naar haar bed liep ging er een lichte golf door het behang die stopte toen ze op het bed ging zitten. Het oor had zich verstopt achter haar ochtendjas die als een bobbel op een haakje hing. Het richtte zich op. Ze zag de bekende haren die uit de holte naar buiten glipten. Waar ze vroeger alleen met toestemming van haar vader aan mocht trekken. Ze ging achter haar tafel zitten om huiswerk te maken.

Het masker – verhaal door Wieke Poortvliet

Met dit verhaal behaalde Wieke Poortvliet een plekje in de top 3 van de Halloween schrijfwedstrijd! Op welke plek ze precies is geëindigd, dat maken we op Halloween bekend… 

De jury over Het masker:
Met trefzekere zinnen weet de schrijfster een macabere sfeer op te roepen. Het verhaal is van begin tot eind spannend en viel op door een bijzondere schrijfstijl. Door de goed gekozen details zie je de gebeurtenissen gemakkelijk voor je. Een echt Halloween-verhaal!


Het masker

Het masker lag tussen de sinaasappelschillen, bierblikjes en andere viezigheid achter een vuilcontainer aan het eind van een doodlopende steeg. Het was harder gaan waaien. Dorre blaadjes dwarrelden door de nacht en bedekten het weerzinwekkende gelaat van de Rottende Zombie.

De verzending door ‘Fun en Feest’ was spoedig verlopen, het pakket met het masker was ruim op tijd op de plaats van bestemming aangekomen. De jongen had het mee naar boven genomen en met trillende handen uitgepakt. Dunne vingers hadden het zombie masker over het puberhoofd getrokken. En nog eens, en nog eens, totdat het latex soepel was geworden.

Op de avond van de eenendertigste werd het masker met ruwe bewegingen in de broekzak van een zwart joggingpak gepropt. Na een korte fietstocht stopte de jongen in een donkere steeg, trok de vermomming over zijn bezwete hoofd en liep naar het pand waar gefeest werd. Zo, met zijn zwarte hoodie half over het rottende zombie gezicht, leek het alsof de dood zelf over straat ging. Tegemoetkomende meisjes stoven gillend alle kanten op. De Rottende Zombie bleek een succes.

Eenmaal binnen begon het zweten pas goed. Zoute druppels liepen via de oogkassen, neus, wangen en mond regelrecht de dunne jongenshals in. Condensvorming door het zenuwachtige ademen maakte de zaak er niet beter op. Het masker glibberde heen en weer over het hoofd.
Het bloederige, half vergane gezicht van latex begon zich door de zaal te verplaatsen en gaf de jongen de gelegenheid om alle vreemd uitgedoste feestgangers anoniem te scannen. Ook de donkere hoekjes, de gangen, de toiletten ontsnapten niet aan de speurende blik van de Zombie, totdat de behoefte aan frisse lucht hem naar buiten dreef.
Daar stonden twee jongens te roken. De langste gaf de ander een duw, riep iets en lachte pesterig.

Meteen sloeg de ademhaling achter het latex op tilt. Nog meer zweetdruppels. De klamme handen pakten het masker vast alsof ze het af wilden doen, maar ze lieten weer los en gingen op zoek naar iets dat in een van de broekzakken moest zitten.

De kleinere jongen ging naar binnen, de lange bleef nog even staan roken.
Plotseling sprong het masker op de lange jongen af en keek hem strak aan met zijn half vergane, met bloed en pus bedekte gezicht.
‘What the fuck, man! Creep! Wie ben jij?’ De stem van de lange klonk hoog en schril. Hij wilde weglopen maar het masker hield hem tegen en kwam nog dichterbij, zo dichtbij dat hun neuzen elkaar raakten. Het latex bewoog mee op het ritme van een piepend hijgen.
‘Fuck off, loser!’ De lange jongen spuugde in het zwarte, weggeteerde oog van het masker.
Inmiddels hadden de klamme handen gevonden wat ze zochten en deden wat ze al heel lang wilden doen.

Zonder problemen kon de Rottende Zombie het pand via de hoofdingang verlaten. In de steeg werd het masker door trillende handen afgedaan en achter een vuilcontainer gesmeten.
Regendruppels wasten de verse bloedspatten weg, herfstblaadjes vielen neer op het grijnzende latex.

Daarom schrijf ik – Jowi Schmitz

Milo (6) heeft een muur van omhoog stromende lava gemaakt zodat Arans kat niet meer kan inbreken. Volgens Aran (10) kan lava helemaal niet omhoog stromen. Maar ik ben scheidsrechter en zeg dat rode lego alles kan.

Was het echte leven maar zo makkelijk.

Besloten we gewoon dat alle chocola basisvoedsel voor de teerbezielden is. Dat we er dapper, mooi en briljant van worden. En dat het dan ook zo ìs.

Dat je iemand niet begrijpt en even zijn hoofd openschroeft om te kijken wat hij bedoelt. Dat je al die dromen die je koestert niet alleen waarmaakt, maar dat er onderweg ook allemaal bordjes zijn die je aanmoedigen. ‘Jowi, linksaf voor extra veel geluk.’  Dus ik linksaf.

Geen onzekerheid, gewoon stralend je leven beleven.

Daar komen de verhalen in het spel. Veel boeken zijn bezweringen. Hoe erg het er ook aan toegaat, binnenin dat boek, het is nooit helemaal echt. Er is bovendien altijd een kans op verbijsterende voorspoed. Geen dooie momenten, een voortdurende spanningsboog en de zekerheid: zó moet het verhaal gaan en niet anders. Lezen is vluchten van die rommelige werkelijkheid, waarin niets een teken is. Of áls het al een teken is, dan weet niemand precies van wát. En je zin krijg je ook al niet zo vaak, in het echte leven. Of nou ja, soms, als ik moet bemiddelen tussen Aran en Milo. En in boeken dus. Daarom schrijf ik. Om het leven tot omhoog stromende lava te transformeren. Zelfs al zegt Aran dat het niet kan.

Over de Auteur

Jowi Schmitz schrijft voor volwassenen en kinderen. Ze debuteerde in 2005 met Leopold, een roman over een man die kip wordt. Daarna verschenen er non-fictie boeken, nog een roman, diverse kinderboeken en allerlei andersoortige teksten. Ze schreef ook voor de kinderpagina van NRC Handelsblad, en ze heeft al jaren een weblog jowischmitz.nl

Volgend jaar komt haar nieuwe boek uit!

Wil je een roman of kort verhaal schrijven, maar weet je niet waar je moet beginnen? kijk dan hier

Schrijven met humor, hoe doe je dat? – door Hetty Kleinloog

‘Je boek is enorm geestig, behalve als een personage grappig probeert te zijn.’ De meelezer van de eerste versie van mijn nieuwe roman Volle Kracht zette me met deze opmerking aan het denken. Ik hoor vaker dat ik humoristisch schrijf, maar ik heb eigenlijk geen flauw idee hoe ik dat doe. En als ik er lang over nadenk wat humor is, word ik draaierig.
Hoe werkt dat bij mij? Wanneer werkt een grap? Wanneer werkt een grap bij míj? Heb ik Amsterdamse humor, Hollandse humor, of meer iets universeels, en zo ja: waarom dan?

Wanneer is iets grappig?

Ik ga na wanneer ik deze week hardop gelachen heb.

Een oudere heer uit Yorkshire schudt Boris Johnson glimlachend een hand. Dan vraagt hij zeer beleefd: ‘Please, leave my town.’

De man uit Yorkshire had niet kunnen vermoeden dat dit fragment een miljoen keer gedeeld zou worden. Hij wist niet eens dat hij geestig was, hij was immers geen grappen aan het maken. De kracht van de ‘grap’ was het contrast tussen de beleefde vriendelijkheid van de Brit en zijn dodelijke woorden.

Engelse humor is ongelooflijk geestig omdat de personages, zoals Basil Fawlty uit Fawlty Towers of Hyacinth Bucket uit Keeping up appearances,  zichzelf bloedserieus nemen.  Mister Bean lacht zelf nooit, Eddie en Patsy (Absolutely Fabulous) evenmin. Zelfs Always look on the bride side of life zingt Brian ernstig, terwijl hij aan een kruis hangt.

In de tweede versie van mijn roman heb ik de grap van een van mijn personages (de 72-jarige Lies klimt op Schiphol in een drop off box) geschrapt.  Dat ze geheel in character voor de Canadese douanefoto haar kapsel in model brengt en haar lipstick bijwerkt, blijft uiteraard staan.
Het is waar: Lies is leuker als ze het zelf niet weet. En als ik het als schrijver ook niet weet.

Duitse humor

Van Duitsers wordt ten onrechte gezegd dat ze geen humor hebben. Dat hebben ze wel, alleen is er een strakke scheiding tussen luchtige en ernstige aangelegenheden. Lol en politiek gaan bijvoorbeeld volgens Duitsers absoluut niet samen, dus daarom zullen we bij een parlementsvergadering van onze Oosterburen nooit een bulderende Merckel zien.
Onze politici slaan elkaar regelmatig schaterend op de rug, dat is ondenkbaar bij de Duitsers.
Wat betreft de Fransen herinner ik me dat ik ooit eens enorm gelachen heb om een filmscène, waarin iemand tegen een glazen deur liep. Is dat nou grappig, hoor ik jullie vragen. Jawel, want de Fransen beschikken over een gouden instrument: timing.
Een grap kan nog zo flauw zijn, als hij goed getimed wordt, werkt hij.

Echte mensen

Hoe werkt het dan bij mij? Bij mij gaat humor vaak samen met een tikje treurigheid en mededogen, plus een snufje absurdisme. Mijn personages beschouw ik als echte mensen, die ik heb leren kennen door me in ze te verdiepen en in te leven. En echte mensen zijn nou eenmaal grappig, vaak onbedoeld, soms ook in hun treurige pogingen iets van het leven te maken.  De Don Quichot is in ieder van ons niet ver te zoeken.
‘Wie lacht niet die den Mensch beziet’, schreef de dichter Vaandrager al in de vorige eeuw.  (Vaandrager belandde overigens ernstige depressief in een psychiatrisch ziekenhuis en stierf als zwervende zonderling eenzaam op 56-jarige leeftijd, maar dit terzijde).

Humor heeft een spoor van verdriet

De Volle-Trilogie, waarvan het eerste deel Volle bloei in 2018 jaar is uitgegeven en Volle kracht eind 2019, kent een lach en een traan, soms zelfs tegelijkertijd. Wat mezelf betreft moet ik nog het meest denken aan een zin uit een lied van tekstschrijver Gerrit den Braber (1929 – 1979): ‘Humor heeft een spoor van verdriet, lachen om de pijn, want dan voel je hem niet.’

En als je het de vijf dames uit de trilogie zou vragen? Die zullen zich ongetwijfeld het allerbest kunnen vinden in het gedicht van Bert Schierbeek:

 

maar we zouden niet vergeten dat
we hebben gelachen, gelachen hebben
we veel en dat zal ik niet vergeten
want we hebben gelachen en veel hè?
en dat zullen we nooit vergeten om-
dat we zoveel gelachen hebben en dat
niet vergeten gvd wat hebben we gelachen
en niet en nooit vergeten dat we zo
hebben gelachen omdat we samen waren
en zoveel gelachen hebben dat we
het nooit zullen vergeten

 


Over Hetty Kleinloog

Hetty Kleinloog (Amsterdam, 24 juni 1958) is scenario – en toneelschrijver, tekstdichter, dramadocent en regisseur.

Hetty schreef vanaf 2000 televisiedrama. Daarnaast heeft ze in het verleden plot- en dialogen geschreven voor onder andere Jan Jans en de Kinderen, en voor (muziek) theatervoorstellingen. Ze heeft liedteksten en libretto’s geschreven voor onder andere Kinderen voor Kinderen, de Maria Magdalena Passie en Het Oog van Leonardo.

Hetty is bovendien de begeleidende docente tijdens de schrijfretraite van januari 2021.

Research op locatie – Door Hetty Kleinloog

Kun je alleen schrijven over plaatsen waar je bent geweest? research
Mijn antwoord is: ja.
Zelfs bij fantasielocaties zijn de steden en landen waar je werkelijk geweest bent, de bron voor je verbeelding.

Volgens mij is het onmogelijk om je al googelend een voorstelling van een plek te maken.  Wat je online ziet zijn foto’s en filmpjes waar een camera, dus een ander, zich op heeft gefocust, je kijkt dus eigenlijk met geleende ogen. Om de lezer in zijn hoofd mee naar een plek te voeren, gaat het niet alleen om wat je hebt gezien, je moet de locatie geroken, gehoord, geproefd hebben. Tijdens je fysieke research voel je of het er warm of koud, zuurstofrijk of benauwd is, je voelt de grond onder je voeten en de wind door je haren.
Zien is maar een zesde deel van al je zintuigen. De volle en rijke ervaringen die je verzamelt als je op pad gaat zijn absoluut terug te vinden in de tekst die je daarna schrijft.

Ik vind Google eigenlijk een tweede keus-activiteit bij het schrijven van een boek.  Door Google raken we ons gevoel voor serendipity – de ongezochte vondst – kwijt, want je hoeft niet meer na te denken, uit te vinden, samen te voegen. Je raakt juist kwijt wat de kern van creativiteit is: bestaande elementen samenvoegen en er iets nieuws van scheppen.
Neem bijvoorbeeld een kopje van bont. Nu bestaat het, omdat ene Meret Oppenheim het samengesteld heeft van de vorm van een theekopje en het materiaal bont. We kunnen het nu vinden als we op ‘theekopje bont’ zoeken. Maar Meret Oppenheim heeft dat niet gegoogeled, want het bestond niet. Ze heeft het zelf samengevoegd.
We zijn het er allemaal over eens dat Meret Oppenheim degene is die creatief is, niet wij die zoektermen hebben ingetypt.

Ik dwaal af.
Ik vind dus dat je als schrijver op pad moet gaan als je de ‘arena’ voor je verhaal wilt schetsen. Niet speuren achter je bureau, maar er daadwerkelijk komen. Natuurlijk kun je feiten wel opzoeken en dan dient het gemak – zoekmachines – de mens. Maar als je het in je boek over een bepaalde locatie hebt: ga erop af!

Mijn roman Volle Kracht speelt zich af in Canada.  De vijf vrouwen uit mijn eerste roman, Volle Bloei, verlaten hun vertrouwde omgeving en trekken erop uit. Enerzijds om de as van hun vriendin naar haar zus te brengen, anderzijds omdat het goed voor lichaam en geest is om nieuwe ervaringen op te doen als je ouder wordt, en om nieuwe kennis en vaardigheden te leren.

Het zou onmogelijk zijn geweest om een roman te schrijven die zich afspeelt in Canada zonder in Canada te zijn geweest.
De eerste keer trok ik in een camper door West Canada, zoals de vijf vrouwen uit mijn boek doen. Met eigen ogen zag ik vanaf een boot walvissen, dolfijnen en orka’s tegelijk zwemmen en springen. Ik voelde de koude wind op mijn wangen en de tranen over mijn wangen rollen. Ik rook de zee rond Vancouver Island.
Nooit had ik zonder die ervaring het volgende fragment kunnen schrijven:

Op het moment dat rechts van hen de fonteinen van de bultruggen sproeien en links een orkafamilie het water doorklieft en opduikt, komen tientallen dolfijnen het schip een bezoek brengen. Ze lijken te lachen en tuimelen in twee- en drietallen naast de boot. In de lucht zweeft opnieuw de zeearend.
Greetjes adem schiet hoog in haar keel en ze slikt. Ze zou willen lachen en huilen, jubelen en gillen tegelijk. Ze spreidt haar armen en jodelt zo hard als ze kan: ‘Jihoeoeoe!!!’ In gedachte zweeft en tuimelt, duikelt en duikt ze, komt ze los van haar Greetje-zijn. Dit is vrijer dan vrijheid, verder dan eindeloosheid, grenzelozer dan een lancering de ruimte in. Haar longen zuigen zich vol met lucht. Iedere lichaamscel vult zich met zuurstof.

Voor deel 3, Volle Glorie, ga ik kriskras met de trein door Europa reizen. Ik verheug me er enorm op.
Schrijver zijn is een zittend beroep? Researchen achter je computer?
Ik dacht het niet.

Ik spreid regelmatig mijn armen en jodel zo hard ik kan: Jihoeoeoe!!

Hetty Kleinloog

Volle kracht, het tweede deel van de Volle trilogie ligt vanaf 10 oktober 2019 in de winkel en is online te bestellen, onder andere bij de Nieuwe Boekhandel.

Sprechhund – Door René Appel

In films treedt nogal eens een sprechhund op. Dat is zeker geen sprekende hond, maar een personage tegen wie gesproken wordt. Volgens Wikipedia is het ‘een soms kunstmatig overkomende techniek waarbij een onwetende ‘Sprechhund’ ten tonele wordt gevoerd aan wie informatie wordt gegeven over wat er tot dan toe allemaal is gebeurd.’ Het is overigens wel een techniek die soms indruist tegen het bekende ‘show-don’t-tell-principe’. Het gaat verder niet alleen om informatie over wat er eerder is voorgevallen (en dus niet getoond wordt), maar ook om alle informatie die – in het geval van een boek – lezers nodig hebben om het verhaal te begrijpen, de personages te kunnen plaatsen enz.

Het is vaak handig om in een roman een sprechhund op te voeren, bijvoorbeeld een vriendin van de hoofdpersoon, een goede collega, een aardige buurvrouw, meestal een ‘vertrouweling’. In de eerste plaats is dat om – zoals hierboven al staat – informatie over ‘het verleden’ te geven, waarvoor anders misschien een flashback zou moeten worden ingelast. Dat werkt soms beter dan een zinnetjes als het volgende: ‘Ze dacht na over wat er gebeurd was. Misschien had ze David nooit een sleutel van haar appartement moeten geven, want daar was alle ellende mee begonnen… enz.’

Met een sprechhund als dialoogpartner is een tekst als de volgende mogelijk:
‘Toen ontmoette ik David en in begin knetterde het helemaal.’
‘Ja, dat had ik ook wel in de gaten.’
‘Maar later kwamen er allerlei dingen naar boven, zoals met die sleutel…’
‘Die sleutel? Was er een probleem met een sleutel?’
Enzovoorts.

Ten tweede is een sprechhund ook geschikt om informatie te geven over overwegingen, twijfels, gedachten, gevoelens enz. van een personage. In een verhaal moeten niet te vaak zinnen voorkomen als: ‘Hij dacht dat hij het anders aan zou moeten pakken en dat hij beter… enz.’ De volgende passage komt uit Normale mensen van Sally Rooney: ‘(…) Engels is toch eigenlijk geen echte studie waar je een goede baan aan overhoudt, het is een grote grap, en dan denkt hij dat hij waarschijnlijk toch beter rechten had kunnen kiezen.’ Zo’n overweging komt meer tot leven als er een sprechhund wordt ingeschakeld:

‘Wat studeer je nu?’ (vraagt de sprechhund)
‘Engels, maar dat vind ik geen echte studie.’
‘Waarom niet?’
‘Je houdt er nooit een goeie baan aan over. Ik had beter rechten kunnen kiezen.’
‘Rechten?’
Enzovoorts.

Maar blijf wel letten op het ‘show-don’t-tell-principe’: gebruik de sprechhund nooit om alles tot in den treure uit te leggen, want bedenk dat hij ook gemeen kan bijten.

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). In oktober 2018 verscheen ‘Dansen in het donker’, bestel het boek hier. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Wat leer je op een schrijfopleiding?

In 2018 nam ik het besluit om aan een creatieve schrijfopleiding te beginnen. Wat is dat een geweldig goede beslissing geweest! Al toen ik de studiematerialen thuis ontving was ik direct razend enthousiast, en dat gevoel is niet meer weggegaan.

Ik volg de opleiding aan de Schrijversacademie. Inmiddels heb ik de basisopleiding afgerond en dit jaar ga ik door met de specialisatie. Wat leer je nou eigenlijk op zo’n schrijfopleiding? Welke specialisaties zijn er en wat wil ik ermee bereiken? Tijd voor een update!

Creatief schrijven: schrijfstijl, karakters, dialogen, perspectief, plot…

Afgelopen jaar kreeg ik geregeld de vraag: ‘Wat leer je dan precies?’ Het schrijven van fictie is natuurlijk geen exacte wetenschap. Het is geen formule die je uit je hoofd leert. Je schrijfstijl is bovendien erg persoonlijk. Toch zijn er heel veel technieken die je kunt toepassen en zaken waar je simpelweg niet bij stilstaat als je een verhaal leest. Bovendien kun je nog zoveel theorie bestuderen; pas wanneer je het zelf gaat uitproberen, merk je wat er allemaal bij komt kijken om een goed lopende tekst te schrijven die de lezer verrast.

De basisopleiding van de Schrijversacademie bestaat uit vier modules. Je begint met het ontwikkelen van je eigen schrijfstijl. Daarna worden personages en dialogen behandeld. Vervolgens technieken om een verhaal vorm te geven, zoals het perspectief. En tot slot komt alles samen in het schrijven van een volledig kort verhaal.

Afgezien van een paar korte verhaaltjes die ik weleens voor een opdrachtgever heb geschreven, had ik zelf nog geen ervaring met creatief schrijven. Ik heb daardoor niet alleen veel geleerd over schrijven, maar ook over mezelf. Het is een hele nieuwe kant van mezelf die ik enorm leuk vind om te ontdekken. Zo kwam ik er bijvoorbeeld achter dat ik vaak humor in mijn fragmenten stop. Als je me van tevoren had gevraagd wat voor schrijver ik ben, zou ik nooit hebben geroepen dat ik grappig schrijf, maar blijkbaar is het wel iets dat min of meer automatisch gebeurt.

Thuisstudie én groepslessen

Er zijn heel veel verschillende schrijfopleidingen; van korte cursussen tot meerjarige opleidingen, van workshop of schrijfretraite tot een thuisstudie. De Schrijversacademie mixt groepslessen met opdrachten die je via een digitale leeromgeving uitvoert. Dit vind ik zelf heel prettig, omdat je wel persoonlijk contact hebt, maar het grootste deel van de studielast flexibel in te delen is waardoor de opleiding ook makkelijk in een druk schema past.

Die eerste groepsles vond ik trouwens wel echt super spannend. Ook geef je feedback op elkaars werk. Schrijven is zoiets persoonlijks, en dan moet je dat delen. En laten beoordelen. Doodeng. Gelukkig zat ik in een leuke groep en voelde het al heel snel veilig. Je leert er ook wel heel erg veel van. Lezers kunnen zó verschillend naar een tekst kijken! Dat maakte me al wat minder gespannen.

Lees ook: Nieuwe uitdaging in 2018: de Schrijversacademie

Specialisatie: romans en korte verhalen

De vier basismodules vlogen voorbij. Voordat ik aan de opleiding begon, twijfelde ik tussen de specialisatie ‘kinderboeken schrijven’ of toch voor een iets volwassener publiek. Het is dat laatste geworden; ik ga verder met de richting ‘romans en korte verhalen’. Ik heb al een verhaal-idee in mijn hoofd met één van de personages die in één van de opdrachten is ontstaan en heb er heel veel zin in om daar verder mee aan de slag te gaan. Ik ben ontzettend benieuwd of ik het op papier ga krijgen.

Er zijn trouwens nog heel wat andere richtingen, zoals thrillers, science fiction, young adult, columns en blogs en scenario schrijven.

Mijn schrijfdoel

Voordat ik aan de opleiding begon, was mijn redenatie: als creatief schrijven niks voor mij blijkt te zijn, dan word ik in elk geval niet stommer van de schrijfervaring die ik opdoe. En ik had altijd nog voor de specialisatie columns en blogs kunnen kiezen. Dankzij de basisopleiding heb ik in ieder geval ontdekt dat ik het enorm leuk vind om iets te creëren dat er eerst nog niet was. Wil ik dan ook echt een boek schrijven? Ja, natuurlijk geef ik toe dat ik daar weleens van droom. Het leuke van de opleiding is dat je in de specialisatie met een concreet verhaal aan de slag gaat, dus ik ga in ieder geval stappen zetten. Wie weet… Mocht het zover komen, dan lees je het natuurlijk hier!

Vond je deze blog leuk? Meer blogs van Yvonne van den Nieuwenhuizen lees je op De Vrolijke Fladderaar

Mijn huiswerk in prinsessenhanden – door Sylvia Kramer

De start van de specialisatie

Voordat ik ook maar begin aan de specialisatie Storytelling, informeer ik bij docente Manon Duintjer of ik ook aan de slag kan met meerdere korte story’s in plaats van één langere. Mijn verdere aanpak, ik heb er nog geen idee van.

Het begin valt me niet mee. ‘Hét verhaal van je organisatie’ gaan schrijven, is de bedoeling. Ik werk bij Rijkswaterstaat. Groot en divers met oneindig veel verhalen. Help, hoe doe ik dit? Na wikken en wegen kies ik voor een project waar ik zelf als communicatieadviseur druk mee ben: de uitbreiding van de Prinses Beatrixsluizen in Nieuwegein.

Een onderwerp tot leven laten komen, dát is Storytelling

Na het maken van mijn keuze ga ik los. Een beetje anders dan mijn meeste klasgenootjes, maar dat geeft niks en Manon is flexibel. Ik schrijf inderdaad meerdere kortere story’s, die samen ook een eenheid vormen. Intussen blijven de ideeën komen. Zoveel verschillende mensen hebben hun verhaal bij onze sluis. Mensen voor wie veel verandert, die meedachten, moesten verhuizen, grond kwijtraakten.

Ik stoei met het vinden van de goede verhalen, met het houden van een interview dat anders gaat dan bij ‘gewone’ artikelen, met het schrijven zelf, met het verwerken van feedback.

Ik spreek mensen die trots zijn, weemoedig, die ook wel een traan wegpinken. Een enkeling aarzelt even, maar iedereen werkt mee. Superfijn.

Een opmerking van een klasgenootje tijdens onze laatste slotbijeenkomst voelt als een groot compliment: ‘Ik had echt totaal niks met sluizen, maar door jouw verhalen is die sluis voor mij echt helemaal tot leven gekomen.’

Precies dat wat zo mooi is om met storytelling te bereiken!

Van huiswerkopdrachten naar inspirerend magazine

Bij Rijkswaterstaat raken meelezende projectcollega’s enthousiast. We besluiten een magazine te maken over onze sluis, een magazine om uit te delen bij de opening van het nieuwe gedeelte. Met ook mijn verhalen erin. Helemaal in-the-flow teken ik er meer op. Intussen proberen we ook om Prinses Beatrix bij die opening te krijgen. Ik spring een gat in de lucht als dat lukt, een prachtige kroon op ons project waar we met veel mensen jarenlang aan werken.

Druk ben ik met het organiseren van alles dat daarbij komt kijken. En druk om het magazine tiptop in orde te krijgen.

Een prachtige kroon op ons project

Dat het verschrikkelijk stortregent op de grote dag, drukt de pret niet en de prinses blijkt niet van suiker te zijn.

Ik geef Prinses Beatrix zelf het eerste gedrukte exemplaar van het magazine. Een pdf-je had ze al gehad als voorbereiding op haar komst. Mijn huiswerk in prinsessenhanden, goh, dat het zo kan lopen. Ik merk in mijn gesprekje dat ze het ook werkelijk gelezen heeft. Ik geniet van mijn moment, maar vind het ook mooi voor de mensen van mijn story’s. Ze spreekt met veel van hen en weet feilloos de details.

Zo’n overhandiging is niet echt waar je aan denkt als je met je huiswerkopdrachten aan de gang gaat. Maar is een heel, heel leuke extra!

Het magazine is hier te lezen.

Foto: Student Sylvia Kramer (in rood jasje) overhandigt het magazine aan prinses Beatrix. 

Boekenclubveteraan Ellen Kusters over… de Boekenclub

Na mijn twee eerdere, positieve ervaringen met de Boekenclub, reageerde ik een aantal weken geleden op een mailtje van de Schrijversacademie:
“Wie doet er mee met de derde Boekenclub?”
Ik wilde graag opnieuw meedoen, dus gaf ik me op.

Nog even spannend…

Wat is een Boekenclub precies, vraag je je misschien af? Het is een online review/discussie clubje bestaande uit een tiental gemotiveerde lezers/schrijvers.
Iedereen die namelijk deelneemt aan de Boekenclub is student bij de Schrijversacademie. Het zijn dus allemaal mensen, die graag lezen én schrijven.

Dit keer werd, door middel van het trekken van lootjes, bekend wie er geselecteerd was om deel te nemen aan de derde Boekenclub.
Toevallig keek ik tijdens onze vakantie even op Facebook en zag een reactie, waarin ik gefeliciteerd werd. Zelf wist ik nog van niks.

Natuurlijk bekeek ik meteen het desbetreffende bericht. Mijn naam werd als laatste uit ‘de doos’ gegrabbeld. 12 deelnemers mochten dit keer meedoen. Er waren meer dan 50 aanmeldingen.
Ik was dan ook blij verrast om voor de derde keer uitgekozen te worden.

Wat houdt het in?

Vanuit de Schrijversacademie wordt een boek naar je opgestuurd. Dit boek wordt gratis beschikbaar gesteld, met de voorwaarde om na het lezen een recensie achter te laten op bol.com en Hebban.nl.
Nou, da’s dus geen probleem. Voor mij is het bovendien een goede leerschool; het schrijven van boekrecensies.

In een digitale omgeving ‘discussieer’ je met de andere geselecteerde mensen over het (in stukken opgedeelde) boek. Er is een gespreksleider, die een aantal vragen heeft voorbereid en in het discussietopic zet.

Nieuw deze Boekenclub

Dit keer mogen we ook zelf een aantal vragen stellen. Wat ik vooral boeiend en leerzaam vind, is hoe anderen een boek lezen. Letterlijk bedoel ik. Sommigen markeren met een stift interessante passages of zinnen, maken aantekeningen in de kantlijn of plakken post-its met vragen en/of opmerkingen in het boek.

Ik doe dat allemaal niet. Als ik in een boek lees, vergeet ik meestal alles om me heen en dus ook om aantekeningen te maken of zinnen te markeren.
Wel een goede tip overigens. Wellicht ga ik ‘m zelf ooit toepassen.

Wat voor boeken lees je in de Boekenclub?

Iets anders wat me aanspreekt bij het meedoen aan de Boekenclub is het soort boeken dat je gaat lezen en recenseren. Het zijn tot nu toe allemaal boeken geweest, die ik normaal gesproken nooit zelf zou hebben uitgekozen. Omdat ik de schrijver niet ken, de cover me niet aanspreekt of het thema me weinig zegt.

Op deze manier verbreed ik mijn (lees)horizon en lees ik ook eens andere soort boeken. Leer ik nieuwe schrijvers kennen en ‘praat’ ik met mensen, die ik niet persoonlijk ken over de inhoud van een boek.

Het leert je bovendien op een andere manier naar boeken kijken. Ook naar de schrijver zelf. Wat te denken aan een bepaalde schrijfstijl, uitwerking van een plot, typering van de personages en ga zo maar door.
Allemaal dingen waar ik zelf in mijn eigen schrijven veel van kan leren en kan toepassen.

Is het moeilijk?

Het lezen van het boek wordt in stukken verdeeld, zodat je een aantal dagen de tijd hebt om het aantal pagina’s op je gemak te lezen en je daarna in de vragen uit het discussietopic te kunnen verdiepen. Het vraagt wel wat tijd en het is niet zo dat je je er met de Franse slag vanaf kunt maken.

De diepgang zit ‘m erin dat je ingaat op de antwoorden van je mede recensenten. Zo ontstaan er soms echt gesprekken over allerlei onderwerpen. Dit is zeker een leuke bijkomstigheid van meedoen aan de boekenclub.

Geduld hebben

Voor mij is het lastig om niet alvast verder te lezen in het boek, maar keurig te wachten tot het volgende gedeelte aan bod komt. Omdat niet iedereen hetzelfde leestempo heeft of over evenveel (vrije) tijd beschikt, is het lezen opgedeeld in drie stukken.

Na het lezen schrijf je een recensie en deze wordt geüpload in de DLO en op de sites van Bol.com en Hebban.
Het schrijven van een goede recensie is niet zo makkelijk en moet bovendien aan een aantal voorwaarden voldoen. Gelukkig staan er een aantal goede tips in de DLO, die je kunnen helpen bij het schrijven van je recensie.

Ook dit keer geniet ik volop van het meedoen met de Boekenclub. Ik hoop dat er nog veel meer zullen volgen. Dat zou te gek zijn!

Ellen Kusters


Benieuwd naar de bevindingen van onze laatste Boekenclub over We zijn verdwaald? Vanaf 5 september zijn de recensies te lezen op Bol.com en Hebban. 

Autobiografisch schrijven – tip van Tania Heimans

Deze week staat de specialisatie Autobiografisch schrijven in de spotlights. We vroegen docent Tania Heimans om haar gouden tip voor het schrijven van een autobiografisch verhaal. 


Kill your darlings

Mijn eerste advies: kill your darlings, oftewel de familieleden met wie je na publicatie ellende verwacht. Laten sterven in je verhaal natuurlijk. Wees creatief. Ik koos ervoor om de moeder in mijn roman in het eerste hoofdstuk van een balkon te laten springen. Daarmee werd mijn debuut een ‘wat als-autobiografische roman’, afgekort een WAAR (verzin ik ter plekke, maar klinkt zo leuk dat ik die darling niet kill). In mijn geval geschreven met deze vraag in gedachten: wat als ik bij mijn vader had moeten opgroeien? Een WAAR is altijd een fictief verhaal. Een: hoe had mijn leven eruit gezien als…?-verhaal. Familieleden die je hierbij niet als inspiratiebron wilt gebruiken, kun je ook gewoon weglaten. Want je hóéft ze natuurlijk niet op tragische wijze om het leven te laten komen. Doodzwijgen is net zo effectief.

Wie nooit iemand uit zijn familie wil verraden moet geen roman schrijven

Sommige familieleden passen echter zo goed in je verhaal dat het eeuwig zonde zou zijn ze niet te gebruiken. Herinneringen aan hen presenteren zich aan je als kant-en-klare scènes waar gewoonweg niet tegenop te verzinnen valt. Juist rauw en onversneden blijken ze perfect. Dat had ik met de vroegere bezoekjes aan mijn opa en oma van moederskant. Mijn oma was echter nog in leven. Daarom maakte ik voor haar een uitzondering: zij hoefde niet dood. Ongemakkelijke gesprekken met haar kwamen letterlijk in het boek. Onbetamelijk? Uiteraard. Maar wie nooit iemand uit zijn familie wil verraden moet geen roman schrijven. Zelfs ongemerkt zul je uit je familieverleden putten. Voor de verbeelding is immers de herinnering nodig. Het enige wat je kunt doen om het goed te maken, is jezelf niet te sparen. Zelfspot behoedt je bovendien voor een megalomaan en sentimenteel verhaal en is dus sowieso aan te raden.

Ik vreesde voor de reactie van mijn oma

Hoe het met mijn WAAR is afgelopen? Ik had weinig schrijfervaring en geen contacten in de literaire wereld (ik woonde daarbij in Helmond), toch debuteerde ik in 2008 succesvol met Hemelsleutels. Tot mijn verrassing werd de roman een bestseller en onder meer voor de Academica Debutantenprijs genomineerd. Maar ik vreesde voor de reactie van mijn oma, waarop ik het personage oma Kroos had gebaseerd. Nadat ze mijn boek had gelezen, zei mijn oma echter trots tegen iedereen die het wilde horen: ‘Dit boek gaat ook over mij!’ Zo kan elke ongelukkige familie een schrijver op eigen wijze gelukkig maken.

Over Tania Heimans

Tania Heimans auteur van drie romans, een non-fictie boek en meerdere verhalenbundels. Daarnaast was ze stadsschrijver van Helmond en is ze dé expert als het aankomt op het schrijven van (auto)biografieën en familieverhalen.

Er staat een nieuwe klas Autobiografisch schrijven ingepland voor 12 oktober 2019 in Utrecht. Meld je aan door een mail te sturen naar info@schrijversacademie.nl.

Terugblik op de afgelopen Schrijversdag – door Nicole Ramsaran

Naast je standaard lessen ook de Schrijversdag

Zonder Schrijversdag geen diploma. Laat dat even duidelijk zijn. Dat klinkt naar en streng en toch is het een dag om naar uit te kijken. Naast je verplichte lessen tijdens de basisopleiding en je specialisatie is een Schrijversdag ook een must. Hier leer je namelijk de wereld van het schrijverschap kennen. Schrijven is meer dan alleen teksten boetseren. In ieder geval als je naast schrijven ook de wens hebt uitgegeven te worden. Want hoe sla je een uitgever aan de haak? Wat willen boekhandels van je? En die literair agent? Wat doet die eigenlijk voor je?

Hoe ziet de studiedag eruit?

Op 29 juni 2019 is de Tolhuistuin te Amsterdam weer het toneel voor deze inspirerende dag. Kom je vanaf het Centraal Station dan ben je met het pontje binnen twee minuten op locatie. Elke keer is het weer een feestje zo ook nu weer. Manon Duintjer interviewt debuterende schrijver Lex Boon en oude rot in het vak Willem Asman. Tussen deze twee interviews geniet je van een gezonde lunch en volg je twee masterclasses naar keuze. Kun je niet kiezen? Geen probleem, want je kunt altijd nog een volgende Schrijversdag volgen. Oh ja, vergeet ook de gezellig borrel ter afsluiting niet.

  • Hoe presenteer ik mezelf als auteur? Door Remco Volkers
  • Social media voor auteurs. Door Jordi Sloots
  • Redactie voor redacteuren. Door Jacqueline de Jong
  • Redactie voor auteurs. Door Harold de Croon
  • Wat doet een uitgever? Door Ingrid Meurs
  • Wat verwacht een kinderboekenuitgever? Door Thille Dop

Interview Lex Boon

Het zal je maar gebeuren. Je vriendin komt thuis, geeft je een ananasplant van de Ikea en vertrekt met de noorderzon. Dat overkwam Lex Boon. Hoe ga je verder? Hoe pak je de draad weer op? En belangrijker, hoe ga je met je liefdesverdriet om? Met een flinke dosis humor vertelt Lex hoe de ananasplant hem afleiding bood. Door zich compleet onder te dompelen in de geschiedenis van de ananas verwerkt hij zijn verdriet en wordt hij steeds verder de wereld van groente,- en fruittelers ingetrokken. Hij doet alle uithoeken van de ananaswereld aan, ontmoet menig expert en besluit zelfs een eigen importbedrijf op te starten. Of dat uiteindelijk goed komt is nog maar de vraag, maar het boek Ananas is in ieder geval het eindresultaat. Tussen dit wonderbaarlijke verhaal weet Manon hem ook nog diverse schrijftips te ontfutselen. Wat Lex ons meegeeft is dat je vooral moet schrijven. Ga gewoon beginnen en heb je moeite met de eerste zin? Sla deze gerust over en start bij de eerstvolgende. Die eerste zin volgt dan vanzelf. Wat ik meeneem van dit opbeurende interview? Een foto met Lex en een gesigneerd exemplaar van Ananas. En ik lust ze niet eens.

Jacqueline de Jong – Redactie voor Redacteuren

Tijdens deze interessante masterclass loodst Jacqueline de Jong je door de wereld van de redactie. Wat voor soorten redacteuren zijn er? Wie doet wat en wie houdt de regie in handen? Al gauw wordt duidelijk dat je, om redacteur te worden, een gezonde obsessie voor tekst, taal en grammatica nodig hebt. Ook is het handig om een flinke portie mensenkennis in huis te hebben. Want de ene auteur reageert goed op to the point commentaar, terwijl de andere eerst graag een overdaad aan schouderklopjes nodig heeft om door te kunnen gaan. Als dit je nog niet afgeschrikt heeft en je kunt goed lezen, bent hulpvaardig, beschikt over een fikse dosis creativiteit en je kunt goed communiceren? Dan ben jij het prototype redacteur. Meld je dan vooral aan voor de opleiding Redactie bij de Schrijversacademie.

Remco Volkers – Hoe presenteer ik mezelf als auteur

En dan is je manuscript af. Misschien ligt het ook al in de winkel. Hoe zorg je dat je als auteur gezien wordt en dat je boek gezien wordt? Volgens Remco zijn hier twee woorden kern: Werk Zelf. En dat moet je niet verwarren met doe het zelf. Het ‘werk’ is het schrijven, het uitwerken van ideeën en alles wat daarbij komt kijken. Het stukje ‘zelf’ is wat je zelf meeneemt. Je netwerk, je expertise, je herinneringen. Daarnaast is weten wie je bent al het halve werk. Je kunt jezelf dan kort en bondig voorstellen en daarmee mensen triggeren  om jouw werk te kopen en te lezen. Zorg voor een goede pitch van je verhaal, met de juiste haakjes en zorg dat je opvalt. Stuur je een mail? Zet dan iets in de onderwerpregel dat men niet kan weerstaan. Er staat taart in de koelkast! doet het op kantoren erg goed, maar bedenk vooral je eigen woest aantrekkelijke tekst.

Interview – Willem Asman

Dat Willem Asman schrijver zou worden was een mogelijkheid die iedereen wel zag, alleen hijzelf wat later dan de rest. Met een studie Nederlands denk je dat je op de goede weg zit, maar je doet daar alles behalve schrijven. Een opleiding aan de toneelschool dan? Helaas, afgewezen. Dan maar een rechtenstudie en jurist worden. Daar ben je absoluut met taal bezig en dan vooral de nuances, punten en komma’s. Tot op een dag zijn vrouw vroeg ‘wat wil je nu écht doen?’ en hij er spontaan ‘schrijven’ uitfloepte. Dit resulteerde in een ‘nou dan gaan we dat regelen.’ met een als gevolg een spannende trilogie, die nu een deel vier krijgt. Manon zou Manon niet zijn als ze Asman zijn werkproces niet zou laten prijsgeven. Hij neemt ons van A tot Z mee. Zijn gouden tip voor ons: Heb plezier. Vergeet alles wat geweest is en nog komen gaat en geniet.

Borrel

Van al het luisteren, vragen stellen en tips noteren krijg je dorst. De Schrijversdag sluit dan ook standaard af met een borrel. Dit keer buiten op het terras. Met een hapje en drankje deel je ervaringen, wissel je telefoonnummers uit en worden vriendschappen beklonken.

Ben je enthousiast geworden over de masterclass waar je collagastudent naartoe is geweest? Niet getreurd, op 21 september 2019 is de volgende Schrijversdag. Dit keer te Utrecht bij Mammoni. Houd de site in de gaten voor meer informatie en ook niet-studenten zijn van harte welkom. Neem dus gerust je schrijvende buschauffeur of favoriete theetante mee.

Het programma en aanmelden voor 21 september? Klik hier. 


Over Nicole Ramsaran

Hallo allemaal, mijn naam is Nicole Ramsaran en ik ben student aan de Schrijversacademie. Na de basisopleiding ben ik de specialisatie Romans en Korte verhalen gaan volgen en 13 juli heb ik de specialisatie Kinderboeken schrijven afgerond. In mijn vrije tijd schrijf ik korte verhalen en recenseer ik voor Business and Bubbles. Inmiddels ben ik kind aan huis bij de Schrijversacademie en heb ik mijzelf de titel “Ambassadeur Schrijversacademie” cadeau gedaan.

En de winnaar is… Door Marieke Haaker

In mijn blog Maandagochtendgevoel van 25 maart zei ik heel stoer dat ik mee ging doen aan een thriller schrijfwedstrijd van de Schrijversacademie. De deadline was vrijdag 10 mei. Tijd zat dus. Natuurlijk liep het net even anders. Na het nodige uitstelgedrag (ach, 10 mei is nog zo ver weg) werd het toch echt 1 mei en penibel. Ik kon twee dingen doen; het erbij laten zitten (helaas vaak mijn default) of ervoor gaan. En wat ben ik blij dat ik voor die laatste route heb gekozen (en heus het opschrijven in Maandagochtendgevoel heeft daarbij geholpen).

In no time stond de eerste alinea. Gewoon door mijn pen op papier te zetten en voort te borduren op de eerste zin (je moest kiezen uit vier beginzinnen). Het einde borrelde al snel in mijn hoofd en vond zijn weg naar een verrassend plot. Maar ja, dan moet er nog iets op papier komen dat daar logisch naartoe werkt. Dat ontvouwde zich gaandeweg, stukje bij beetje. Het proces ging ongeveer zo: schrijven, wegleggen, idee op kladje, andere route, schrappen, herschrijven, hardop voorlezen, feedback krijgen, aanpassen. En het allerleukste was dat toen het verhaal eenmaal in de stijgers stond, ik nog een oud Schrijvenmagazine vond met als thema ‘thriller schrijven’. Sommige tips had ik intuïtief al toegepast, andere spoorden me aan om met weer een andere bril naar mijn verhaal te kijken en van daaruit de details beter in te kleuren.

Zo had ik een helderwitte envelop met rode letters (vraag me niet waarom, dat vloeide gewoon uit mijn pen). Maar dat helderwitte klopte eigenlijk niet met de rest van mijn verhaal (de envelop had namelijk al twee weken in een tas moeten zitten). Dus werd dat een gekreukelde envelop. En waarom waren die letters in hemelsnaam rood? Was dat logisch? Dat zette me weer op een mooi spoor over de achtergrond van mijn hoofdpersoon.

Kortom het was een prachtige ontdekkingsreis met vele facetten. En op 10 mei belandde het eindresultaat ‘De verrassing’ in de inbox van de Schrijversacademie.

Hoe blij verrast was ik toen ik die dinsdag erop al hoorde dat mijn verhaal, samen met die van negen anderen, op de long-list stond.

De enige echte winnaar is inmiddels bekend. Dat is Nadia Menkveld met Wie ik dacht dat je was. Via deze link kom je ook bij de verhalen die op de tweede en derde plaats eindigden. Ze zijn de moeite van het lezen waard!

En ik…. Ik voelde me eigenlijk al een winnaar bij het inleveren. winnaar

 

 

Via ons debuut nu haar eigen debuut?- Nicke Smeets

Non-fictie over voeding en leefstijl, een nieuw genre?

Nee hoor, het is wat ik doe binnen mijn praktijk voor voedingsadvies & coaching GroenGezond in een notendop. Want er bestaat veel fictie (anders gezegd: onzin) over gezonde voeding. Niet alleen de grote voedselproducenten proberen ons via inspirerende, maar onzinnige verhalen aan te sporen tot het kopen van hun gemaksproducten. Ook het internet staat vol met blogs, influencers en artikelen, die na een beetje eigen onderzoek vaak erg ongezonde diëten blijken aan te prijzen. Allemaal fictie. En daar kan ik niet zo goed tegen.

Ben ik dan tegen fictie? Zeker niet! Fictie is fantastisch! Ik houd ervan. Ik geniet van romans, films (science fiction-fan! Maar een knusse romcom is ook niet mis) en muziek. Verhalen,personages en werelden waar ik me graag even in onderdompel, met de vertrouwde wetenschap dat het níet de echte wereld is. Tijdelijke immersie in deze verhalen is heerlijk, maar het is ook goed om los te kunnen laten dat de wereld vergaat en we allemaal naar Mars moeten.

Als het over onze gezondheid gaat, dan zie ik iets geks gebeuren.

Om mij heen worden werelden verzonnen van gelukkige personages met alles voor elkaar, allemaal door dat ene fantastische (maar totaal niet gezonde) product. Koop, drink, eet het (of eet juist niets) en je wordt rijk, gezond en gelukkig. Het wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar de suggestie is zo sterk dat je het onbewust toch gelooft. Zo sterk is een goed verhaal. Zo ongezond kan fictie in de vorm van reclame zijn.

Met een achtergrond in media- en filmwetenschappen had ik al aardig wat handvatten op zak om de representatie van ongezonde voeding in de media te herkennen. Toen ik daarna (de eerste editie van!) Romans & Korte verhalen doorliep geleid door Kathy Mathys, kreeg ik hiervoor nog meer inzichten en oefeningen in handen. Fictie mag je zeker inspireren, maar dat je vervolgens diabetes type 2 ontwikkelt lijkt me niet de bedoeling. Daarom non-fictie over voeding, maar wat is dit dan?

Twee jaar heb ik nog bij een reclamebureau gewerkt, waardoor ik weer aan de fictiekant van producten kwam te zitten. Dit paste uiteindelijk niet bij mij (ik had even nodig om tot inzicht te komen), maar ik leerde er wel van. Het besef groeide dat ik voor mezelf wilde beginnen,
en dat ik iets met heldere, eerlijke informatie over gezonde voeding wilde doen. Want ‘lekker’ en ‘gezond’ combineren in een maaltijd was voor mij al jaren eigenlijk een soort hobby. Het zaadje voor GroenGezond was geplant.

Nu laat ik mijn cliënten zien dat gezonde voeding simpel kan zijn, en dat je vaak al veel goed doet op gevoel mits je de ongezonde mythes herkent. Cliënten in mijn praktijk worden gesterkt in hun gevoel dat ook zij gezond kunnen eten en leven. Een belangrijke eerste stap!
Ik geef voedingsadviezen op maat en begeleid cliënten stap voor stap in het wennen aan deze gezonde gewoontes. Uiteindelijk ontwikkelen ze zo zelf hún gezonde leefstijl. Gezondheid is een grondrecht en ik word gelukkig van het gevoel dat ik nu in staat ben om
mensen te helpen dit voor henzelf te realiseren.

Nog even over het schrijven.

De twee dingen die ik tijdens m’n schrijversopleiding heb
geleerd, waar ik nog steeds veel aan heb, zijn 1: ik houd van schrijven (een belangrijk inzicht), en 2: als ik maar blijf schrijven (letterlijk doortypen) dan komt m’n verhaal haast vanzelf. Deze twee inzichten (met de nodige oefening en handvatten van Kathy) hebben me
laten zien dat ik ook schrijfster kan zijn zonder romans te schrijven. Via artikelen op m’n website deel ik inzichten en tips over voeding met iedereen die het wil lezen, waarvoor ik lekker in m’n pen mag kruipen. Via persoonlijke consulten en coachingstrajecten neem ik
mensen al vertellend en beeldend aan de hand, de wereld van gezond leven in.

Maanden na de afrondingen van m’n opleiding raakte ik teleurgesteld in mezelf, omdat m’n debuutroman maar niet kwam. Ik hoef dit jou misschien niet te vertellen, maar vertellen is zoveel meer, zoveel breder dan ‘het boek’. Het duurde even voordat dit tot me doordrong.
Bijna alles wat we doen is een verhaal en sommige verhalen zijn fictie, sommige niet. Het belang is om te weten wanneer deze verhalen gezond zijn, en wanneer je jezelf juist beter door een non-fictie verhaal kunt laten inspireren. Als schrijfster en adviseur in voeding
hoop ik hier een verschil in te kunnen maken.

Heb je door het lezen van deze blog ook trek gekregen in een portie non-fictie over voeding? Dan nodig ik je graag uit om een kijkje te nemen op mijn blog!

Wil jij net als Nicke een schrijfopleiding volgen? Vraag dan informatie aan.

Een boek! – Marceline de Waard

Wie het meeste oud papier op school inlevert krijgt een prijs. Een jaar of zeven was ik en dol op lezen. En als er oud papier ingeleverd moest worden, was de prijs natuurlijk een boek. Ik wist het zeker en ging ervoor. De dag dat mijn vader oude telefoonboeken van zijn werk meebracht deed het: ik stond met stip bovenaan. Gespannen bleef ik de weken daarna de lijst in de gaten houden. Ik bleek onverslaanbaar en na wat een eeuwigheid leek was daar mijn prijs: een pakje wasco.

Ik heb jaren niet aan dit voorval gedacht, tot nu. Het intense verlangen naar een eigen boek is helemaal terug. Niet zomaar een boek, maar een boek met mijn naam op de kaft. Nog even en dan hou ik ‘Schandalig en andere zondagverhalen’ in mijn handen. Het ligt nu bij de drukker, is al te bestellen en als alles goed gaat krijg ik zaterdag het eerste exemplaar van mijn uitgever. Ik droom weg bij het beeld van de omslag. Rozerood, cognac en zacht witgrijs. Warme kleuren, een foto vol sfeer én prachtige witte letters die mijn naam vormen.

De stem van Wim T. Schippers galmt in mijn hoofd. Ken je die reclame waarin hij antwoord geeft op de vraag wat je iemand cadeau moet doen? Steevast is zijn antwoord: ‘Een boek!’

Mijn eerste boek, een verhalenbundel. Hoeveel mensen zullen het beetpakken, kopen en lezen? Zullen mensen het voor zichzelf kopen of als cadeau? Of gaat het stof verzamelen op de plank bij de uitgever? Nee, aan die laatste mogelijkheid weiger ik te denken.

Een boek! Mijn boek: een verhalenbundel met mijn naam op de kaft, afgelopen zaterdag had ik het  in mijn handen.

© Marceline de Waard -Een jaar geleden studeerde ze af aan de Schrijversacademie. Nu ligt haar eerste roman bij de uitgever en verschijnt haar eerste boek: een verhalenbundel

Rood – verhaal door Amie Teeuwen

Het laatste verhaal dat een plekje heeft behaald in de top 3 van de Thriller-schrijfwedstrijd is ‘Rood’ door Amie Teeuwen! 

Alle verhalen zijn beoordeeld op stijl (woordkeus, dialogen, etc.), intrige (o.a. originaliteit, verrassing) en uiteraard op spanning.

Het verhaal van Amie Teeuwen viel op door een hele eigen schrijfstijl. Het is bovendien het verhaal waar het meest over gediscussieerd is binnen de jury. Rood is goed geschreven, heeft een prima spanningsopbouw en het einde komt als een verrassing. Een schrijver met talent, dat is zeker!

Wij feliciteren Amie, Connie en Nadia met hun prijswinnende verhalen! Maandag zullen we via Facebook onthullen op welke plek deze drie topverhalen zijn geëindigd. 


Rood

Hij gooide nog even haar schoenen in de vuilnisbak. In het rode leer van de rechterschoen, die hij met zijn laatste restantje liefde nog iets langer had vastgehouden, stond de afdruk van haar kleine teen, een bolletje waar de kleur iets afgesleten leek. Hij dacht aan die zondagmiddag in het park, weggedommeld in de namiddagzon. Wakker geschrokken, had hij, naast zich, een rode pump ontwaard, wippend. Zijn ogen waren langzaam omhoog gekropen, langs de kousen die haar benen deden glanzen, de rok die zich bevallig om haar dijen plooide, langs het korte bontjasje en het rode sjaaltje, wulps om haar blanke hals geknoopt. In een flits zag hij het korte zwarte kapsel, de blanke huid en een zweem van rode lippen. Hij wendde snel zijn blik af. Te jong, te aantrekkelijk. Maar ze begon tegen hem te praten. Het bracht hem van zijn stuk. Wat zei ze? Ze lachte om haar eigen woorden. Verward mompelde hij iets. Hij had zich herpakt en zich naar haar toe gedraaid. Hij was immers 47, niet oud, en zag er nog prima uit.

Een uur later hadden ze er nog gezeten. De zon was verdwenen. Zij bleef behaaglijk in haar bontjasje en praatte en lachte haar volle rode lippenlach. Hij gloeide van haar warmte. Haar woorden, haar gave blanke huid, haar geur, alles betoverde hem. Ze draaide zich verder naar hem toe en tussen de knopen gaapte haar jas. Hij zag een stukje van haar bloesje. Nog meer knopen. Zijn spijkerbroek verstrakte. Hij rook haar seksualiteit en het leek haar niet te deren. Maar hij luisterde ook, gretig. Dronken werd hij, van haar woorden, haar wulpsheid, haar onverdeelde aandacht.

Even dacht hij aan Els, brave Els, toegewijde Els. Die op hem zat te wachten, met groene thee. “Hoe heet je eigenlijk?”, vroeg hij. “Lolita”, zei ze. “Mijn ouders waren kennelijk geïnspireerd door Nabokov. Of de naam bij me past is voor jou een vraag, voor mij een weet”, voegde ze er olijk aan toe. Hij voelde de opwinding die de naam opwekte. Weer werd zijn blik getrokken naar de opening tussen de tweede en derde knoop van het bontjasje. Dat bont, luxueus, zacht, aaibaar, gevaarlijk. Ze stond op. “Ga je mee voor een kop koffie?”, vroeg ze. “De zon is weg. Ik heb het wat koud.” Hij keek naar het koffiehuis aan de overkant en dacht even aan Els en de groene thee. “Prima”, zei hij. “Ik kan wel een opwarmertje gebruiken.”

Zo was het begonnen, een jaar geleden. Ze waren naar het koffiehuis gelopen, maar ze pakte haar sleutel en opende de deur ernaast. Ze bleek boven het koffiehuis te wonen, in een klein appartement. De koffie dronken ze aan haar tafel, maar nog voor hij zijn laatste slok kon nemen, hadden ze al in bed gelegen en laafde hij zich gulzig aan haar lichaamsvocht. Hij ontdekte haar. Alles was mooier aan haar, veel mooier dan de voorstelling die hij in het park had gemaakt, veel mooier dan Els, mooier dan Els ooit. Hij had geen schaamte gekend, geen schuld. Hij was de man van zijn eigen dromen geworden.

Naderhand was hij naar huis gegaan, dronken van lust, wetend dat hij dit niet meer kon loslaten. Els had hem groene thee voorgezet en ze had hem vragend met haar wereldvreemde bruine ogen aangestaard. “Heb je een leuke middag gehad?” Hij had haar weg willen duwen, slaan zelfs, de hete thee in haar goedmoedige gezicht willen gooien. Zijn agressie bracht hem van zijn stuk. “Ik ben moe. Ik ga vroeg naar bed.” “Als je wilt douchen, pak ik een schone handdoek voor je. Ze liggen nog in de wasmand.” Hij voelde hoe zijn longen zich vulden met woede, hij kreeg een prikkelend gevoel achter zijn ogen en zijn oren begonnen te suizen. Wie was zij om te bepalen dat de geur, het zweet, de sporen van Lolita’s handen en haar natte mond van zijn lichaam gespoeld moesten worden? “Ik ben niet gehandicapt”, had hij haar toegebeten en hij hoorde hoe ze scherp inademde.

In de maanden die volgden verdween hij geheel in zijn Lolita. Hij vernederde Els als hij haar zag en ze kwijnde weg. Hij haatte haar afhankelijkheid. Bij iedere toenadering vluchtte hij, van de ene hunkerende vrouw naar de andere. Van een trouwe hond naar een speelse poes, had hij zichzelf voorgehouden. Lolita was verrukkelijk, hij verdiende haar, zijn goddelijk meisje, zijn seksspeeltje, zij die zijn naakte lichaam zag en het bewonderde. Haar adoratie deed hem opzwellen. Maar Lolita was meer, zijn gelijkwaardige, slimmer zelfs. Gevaarlijk ook. Ze kneedde zijn gedachten, ze stuurde hem, en hij, liefdesgeile gek, liet haar begaan. “Verlaat je vrouw, je hebt niets aan haar, ze is een blok aan je been, ze ziet je niet zoals ik je zie.” Ze werd aanhoudend, dwingend zelfs. “Laat haar gewoon in de vaart lopen”. Het was haar menens. Als hij, geschrokken, niet antwoordde, duwde zij hem ruw van zich af, ging uitdagend voor hem staan, zodat zijn lusten onbedwingbaar werden en hij hijgend inging op haar suggesties.

En nu, wederom vlak voor zijn hoogtepunt, nu hij als was in haar lichaam wegsmolt, bespeelde ze hem. Hardvochtig rukte ze hem uit haar lichaam en spoot haar gif. “Ontdoe je van je vrouw. Hoe moeilijk kan dat zijn? Waarom zou je je leven vergooien aan een nutteloos blind oud wijf?!?” Hij ademde scherp in, trok zich naar de rand van het bed. Op de grond lagen haar schoenen, hitsig uitgeschopt, en het leek alsof hij verzoop in het rood, het spoot als bloed door zijn ogen, vulde zijn mond, suisde in zijn oren en hij zag niets meer, voelde alleen de blanke hals in zijn sterke, klemmende vingers.

Duizelig graaide hij zijn spullen bijeen, opende de voordeur en wankelde in trance naar de verlaten parkeerplaats bij de supermarkt. Hij wilde net de zak in de container gooien, toen hij de rode schoenen zag. “Shit!” siste hij.

Hij belde Els. “Ik kom eraan. Nog even iets opruimen.”

 

Wie ik dacht dat je was – door Nadia Menkveld

Het tweede verhaal dat verzekerd is van een plekje in de top 3 van de Thriller-schrijfwedstrijd is ‘Wie ik dacht dat je was’ door Nadia Menkveld! Op welke plaats Nadia precies is geëindigd blijft nog even geheim, maar het verhaal is alvast te lezen.

Alle verhalen zijn beoordeeld op stijl (woordkeus, dialogen, etc.), intrige (o.a. originaliteit, verrassing) en uiteraard op spanning.

Het verhaal van Nadia Menkveld werd door de jury bestempeld als spannend en strak geschreven, zonder zich schuldig te maken aan overbodige details of onnodige compilaties. In een mooie, vloeiende stijl neemt de schrijver je mee in een origineel verhaal mét een verrassend einde. 


Wie ik dacht dat je was

Je stapt binnen op de bedrijfsborrel. Je haar zit in een knot, maar niet een zakelijke strakke, hoog opgestoken knot. Nee, plukken blond haar golfen over je schouder en het speldje dat je hebt gebruikt om een paar plukken weg te steken hangt werkeloos in je haar. Het is duidelijk dat je hier niet hoort. Geen mantelpak, maar een roze fluwelen ribbroek en wijde pijpen. Je bloesje is wit, van zijde en doorzichtig. Wil je me daarmee iets vertellen? Wat doe je hier op de Zuidas tussen alle saaie krijtstreeppakken? Je bent als een toverbal die per ongeluk in de bak met suikervrije drop terecht is gekomen. Kleurrijk, spannend en zoet. Ik kan je bijna proeven. Ik wil je likken, laagje voor laagje zien wat er onder zit. Verrast worden. Genieten. Tot ik bij de zachte kern kom. Datgene waar het echt om gaat. Dat wat jij niet laat zien aan anderen. Dat je zo angstvallig verborgen houdt ook al heb je je doorzichtige bloesje aan.

‘Anna’ zeg je, als de jongen met een zonnebril in zijn haar vraagt hoe je heet. Anna. Een naam voor koninginnen. Klassiek. Stijlvol. ‘Een witte wijn. Pinot Grigio.’ Antwoord je als hij vraagt wat je wilt drinken.  Met je rug naar de bar en je ellebogen erop leun je naar achter. Je borsten tekenen zich af onder je zijden bloesje. Is dat wel verstandig? Hij lijkt onschuldig. Maar de zonnebril zou een wolf in schaapskleren kunnen zijn. Heb je American Psycho niet gezien?  Je bent waarschijnlijk opgegroeid in een wooncommune. Zo één met een bos, een boomhut en een zelfgebouwd theater in de achtertuin. Vrienden en familie om je heen. Iedereen aardig. Vriendelijk. En milieubewust. Een veilige omgeving. Je bent niet toegerust voor deze wereld. Dit is de Zuidas. Het centrum van kapitalisme. Hier is het eten of gegeten worden. En jij lieve Anna. Jij staat onder aan de voedselpiramide. Je bent een insect in deze kantoorjungle.

De zonnebril geeft je aandacht en je gooit je haar naar achter. Het speldje hangt nu los aan de zijkant. Je drinkt je derde glas Pinot Grigio leeg. Betaald door de zonnebril. Je weet toch wat hij van je wilt? Zijn hand ligt inmiddels op je onderrug en glijdt nog verder naar beneden. Waarom sla je zijn hand niet weg? Ben je zo makkelijk? Hij staat dicht tegen je aan. Je moet zijn lichaamswarmte door je zijden bloesje heen voelen. Dit gaat niet goed aflopen Anna.

Een andere krijtstreeppak komt erbij staan. De zonnebril stelt je niet voor, maar gaat met zijn rug naar je toe staan. Zo laat je je toch niet behandelen? Maar je blijft aan de bar en drinkt je wijn. Niemand die met je praat.

Ineens loopt de zonnebril weg en je blijft alleen over. Een lege barkruk naast je. Je kijkt op je telefoon en probeert druk te lijken, maar het is duidelijk dat je in de steek bent gelaten. Het is gênant. Je glas is leeg en je kijkt besluiteloos om je heen. De zonnebril staat met de krijtstreeppak aan een tafel. Hij heeft liever suikervrije drop, dan een mooie toverbal. En je staat op. Je pakt je rode tas van de vloer en loopt de deur uit. Eindelijk, Anna. Good for you. 

Het is donker buiten. De Zuidas is verlaten. Je loopt onder de tunnel door richting de Minervastraat. Je slaat af en loopt langs de stille kade. Je hakken klikken op straat. Net iets te hard. Je bent boos. Teleurgesteld. Maar dit is niet hoe de avond hoeft te eindigen. Misschien kunnen we de avond juist goed, beter, fantastisch laten eindigen. Het geluid van je hakken kaatst via de dure woningen weer terug naar de enige mensen die hier lopen. Jij en ik.

Je hoeft niet sneller te lopen. Ik wil alleen even met je praten. Je vertellen dat niet alle mannen zo zijn. Dat er ook goede zijn. Als je je maar openstelt. Dat Tinder, Happn en InnerCircle de verkeerde signalen afgeven. Op basis van een foto bepalen met wie je wilt daten is oppervlakkig. Een te grote neus? Swipe  links. Inhammen? Swipe links. Scheve tanden? Swipe links. Er zijn belangrijkere dingen dan een neus of haarlijn. Je moet iemand afpellen. Uiterlijk is slechts het eerste laagje. Eronder kan een diamant schuilen.

Je begint steeds sneller te lopen. Je wil niet toegeven aan je instinct. Je paranoia. Je waanbeelden. Had je dat maar wel gedaan, Anna. Dan had je die Uber nog kunnen nemen. Nu is het te laat. Nu zijn we alleen.

Je draait je om en ik kijk je recht aan. Je ogen zijn prachtig. Groen. Met een amber randje. Je pupillen worden kleiner. Je hoeft niet bang te zijn, echt niet. ‘Wie ben je?’ vraag je. Je zoekt toenadering. Jij wilt mij ook beter leren kennen. Ik wist wel dat je niet zo oppervlakkig zou zijn. Dat je door mijn imperfecties heen kon kijken. Je hebt naar rechts geswiped. We zijn een match. Mijn hart maakt een sprongetje. ‘Ik ben John’ antwoord ik vriendelijk. ‘Waarom volg je me?’ We hebben contact. Je bent anders dan alle andere vrouwen. ‘Ik wilde je waarschuwen Anna’  Bij het horen van je naam, schrik je. Shit. Ik had je naam niet moeten noemen. Te laat. ‘Niet bang zijn. Ik. Ik wil je alleen beter leren kennen’ Je antwoordt niet. Waarom antwoordt je niet? Heeft de angst het nu overgenomen? Je reptielenbrein treedt in werking. Vluchten, vechten of bevriezen. Wat wordt het? Niet rennen. Ik heb je nummer niet. Maar je rent toch. Ik ren achter je aan, maar je bent snel. Je zit duidelijk op een sport. Beetje bij beetje haal ik je in. Je draagt hakken. Een nadeel. Ik strek mijn arm uit en leg mijn hand op je schouder. Ik wil je geruststellen, maar je draait je fel om en schudt mijn hand van je schouders. In je rechterhand schittert plotseling een mes. En zonder waarschuwing. Zonder greintje mededogen. Zonder aarzeling zet je het mes in mijn ribben. De punt glijdt precies tussen twee ribben door zo mijn milt in. Met een bloedende milt houd je het niet lang vol. Het is zo afgelopen met me. Ik steek mijn hand uit om je zachte huid te voelen, maar je deinst terug. Mijn arm valt op het harde asfalt. Een zachte plof. Ik kijk je aan. Met koude ogen kijk je terug. Je laat me liggen als een oude lappenpop. Waar is onze liefde gebleven? We waren een match. Jij was toch mijn toverbal? Of had ik het mis? Misschien ben je toch niet wie ik dacht dat je was.

In de kast – verhaal door Connie Mitchell

Het eerste verhaal dat verzekerd is van een plekje in de top 3 van de Thriller-schrijfwedstrijd is ‘In de kast’ door Connie Mitchell! Op welke plek Connie precies is geëindigd blijft nog even geheim, maar het verhaal is alvast te lezen.

Alle verhalen zijn beoordeeld op stijl (woordkeus, dialogen, etc.), intrige (o.a. originaliteit, verrassing) en uiteraard op spanning.

Het verhaal van Connie Mitchell sprong eruit door een interessante perspectiefkeuze en een prettige stijl waardoor je door wilt blijven lezen. De spanning wordt subtiel opgebouwd en werkt toe naar een einde dat je als lezer verslagen achterlaat.


In de kast

Hij gooide haar schoenen nog even in de vuilnisbak. De rode pumps waren de aanleiding geweest voor ruzie. Te hoerig, te uitdagend. Vanuit de donkere voorraadkast keek ik de zonnige keuken in waar ik haar blote voeten met rode teennagels bewegingsloos achter het kookeiland zag uitsteken. In het schuin binnenvallende zonlicht danste stof op en neer. Ik wilde dat stof zijn, dicht bij haar, maar onzichtbaar voor hem. Mijn ogen kon ik niet van haar afhouden en ik probeerde haar stille benen te laten bewegen met mijn gedachten, (sta op, doe iets). Het enige dat bewoog was de grote man aan het aanrecht die neuriënd, eieren met spek stond te bakken. Hij was weer rustig geworden.
In plaats van naar haar keek hij naar een telefoon in zijn hand. Haar telefoon. Meermalen drukte hij op het scherm maar het toestel bleef op slot. Alleen de achtergrondfoto van hun tweeën op het strand, proostend met een cocktail was zichtbaar. Ook die dag was geëindigd in ruzie. Hij bleef het proberen maar de telefoon gaf zijn geheimen niet prijs. De code was mijn verjaardag. Dat wist hij natuurlijk niet. Hij wist helemaal niets over mij, wilde niets weten over mij. De speklucht die de keuken vulde maakte me een beetje misselijk.
‘Verdomme.’ Toen zijn blik verplaatste van het telefoonscherm naar de deur van mijn schuilplaats draaide ik me weg van de spleet en staarde naar de binnenkant van de deur, alsof ik hem op die manier kon tegenhouden. Mijn hart bonsde in mijn keel. Achter de deur hoorde ik lopen en schuiven. Mijn adem inhoudend keek ik weer om het hoekje van de deur en zag dat hij haar lichaam had versleept zodat er ruimte ontstond om naast haar te knielen. Haar arm naar zich toetrekkend duwde hij haar wijsvinger op de telefoon.
‘Godverdomme. Ik wist het wel. Vuile hoer.’ Hij schopte tegen de stille benen en weer gleden zijn ogen langs de deur waarachter ik zat. ‘Godverdegodver. Nee, nee, echt niet, ik heb alleen over Brian contact met mijn ex.’ Hij deed haar stem zeurend na. ‘Je hebt gewoon zitten liegen tegen me,’ brieste hij met zijn gezicht nu vlak bij dat van haar. ‘Vuile leugenaar’. Met een wilde armbeweging gooide hij de telefoon tegen een keukenkastje waarna het terug stuiterde op de vloer en doorgleed tot op een halve meter van de kastdeur. Van schrik deed ik een stap naar achter en raakte het voorraadrek. De blikjes kattenvoer wankelden. Ik sloeg mijn hand voor mijn mond. Had hij iets gehoord? Stokstijf bleef ik staan en wachtte, luisterde.
‘En nu zijn de eieren ook nog aangebrand. Allemaal jouw schuld.’
Het wende nooit. Hoe vaak ik het allemaal al eens gehoord had. Zelfs nu ze niet meer kon antwoorden bleef hij tegen haar schelden. Door het kiertje kijkend naar het gebarsten scherm van de telefoon op de grond vroeg ik me af of je er nog mee kon bellen. Zou ik erbij kunnen?
Ik rekte mijn arm uit, schoof met mijn vingertoppen de telefoon over de grond dichterbij, pakte hem op en verplaatste me daarna zover mogelijk naar achter. Zittend tegen de muur keek ik naar de smalle streep licht die naast me op het voorraadrek viel en luisterde opnieuw. Het enige dat ik hoorde was mijn eigen hart. Op het zwaar beschadigde telefoonscherm toetste ik met trillende vingers mijn verjaardag in. Het scherm van haar telefoon kwam tot leven.
‘1-1-2. Onthou het maar als volgt: Ik ben één, jij bent één en samen zijn we twee.’ Haar stem klonk helder in mijn hoofd.
‘Alarmcentrale 1-1-2, wilt u politie, brandweer of ambulance?’
De stem klonk hard in mijn oor. Zou hij het ook kunnen horen door de deur heen?
‘Hallo.’ De stem klonk nu nog harder en ik vouwde mijn hand rond mijn mond en de telefoon.
‘Mijn moeder ligt op de keukenvloer,’ fluisterde ik.
‘Je moeder ligt op de keukenvloer.’
Ik hoorde de vrouw aan de andere kant typen op een toetsenbord. ‘En er is bloed.’
‘Hoe heet je, lieverd?
‘Brian.’
‘En hoe oud ben je?’
‘Zeven.’
‘Kan je moeder nog praten?’
‘Weet ik niet.’
‘Heeft ze haar ogen open?’
‘Weet ik niet.’
‘Waar ben je Brian?’
‘Thuis.’
‘Is dat in de Boterbloemstraat? Nummer 48?’
De streep licht die naast me op de vloer viel werd iets groter. De deur kraakte. Ik drukte mezelf nog harder tegen de muur en wilde erachter verdwijnen. Minoes liep met haar lijfje langs mijn opgetrokken benen en miauwde.
‘Sstt. Stil Minoes.’
‘Brian?’
‘Ja.’
‘Ik ga je helpen, Brian, maar dan moet jij mij helpen. Waar in het huis ben je?’
‘In het voorraadhok.’
‘Is dat bij de keuken waar je moeder ligt?’
‘Ja.’
‘Is er nog iemand in huis, Brian?’
‘Ja. Henk.’
‘Is Henk de reden dat je in de kast zit?’
Ik knikte. Opnieuw kraakte de deur en dit keer werd de streep zonlicht snel veel groter. Toen hij mijn gezicht raakte kneep ik mijn ogen dicht tegen het plotselinge felle licht.
‘Brian? Ben je er nog?’
Henk griste de telefoon uit mijn handen.
‘Het spijt me mevrouw. Brian belt wel vaker 112. Er is niets aan de hand.’
Ik hoorde de vrouw aan de andere kant van de lijn niet meer.
‘Nee. Ja. Hij heeft nu eenmaal een levendige fantasie. Nee, nee, niets aan de hand.’
Ik keek naar de grote gestalte voor me. Zijn gezicht was door het zonlicht erachter, een grote zwarte vlek. Ik zou onder zijn arm door kunnen rennen.
‘Ja, dank u. Ik zal even streng met hem praten.’ Zijn hand met daarin de telefoon bewoog naar beneden. Hij pakte rustig mijn hand en trok me omhoog. ‘Kom maar mee.’ Zijn stem was kalm, zoals zo vaak van tevoren. We liepen langs het lichaam van mama en ik voelde het bloed aan mijn witte sokken plakken.
‘Sorry, mama,’ fluisterde ik.
‘Mond dicht.’ Hij gaf een harde ruk aan mijn arm terwijl hij in het voorbijgaan haar telefoon nog even in de vuilnisbak gooide.

De-dag-na-de-presentatie blues – Manon Duintjer

19 april: de dag die je wist dat zou komen, de dag na de presentatie. Ik mag uitslapen. Geen boterhammen smeren, geen trommeltjes vullen, geen tandenborstels klaarleggen. Ik draai me nog eens om teneinde van deze luxe te genieten, maar slapen lukt niet meer. Een combinatie van afterparty-adrenaline, verwachting, onzekerheid en teveel wijn houdt me wakker. Vanaf vandaag ligt We zijn verdwaald in de winkel. Vanaf vandaag kan iedereen mijn roman lezen. Vanaf vandaag kan iedereen er iets van vinden. Maar wat zullen ze vinden? En gaat überhaupt iemand het boek lezen?

Een oorverdovende drilboor in de straat jaagt me mijn bed uit.

Het grote wachten

Beneden zet ik de bloemen in vazen, pak ik de cadeautjes uit en raak ik ontroerd door alle lieve kaartjes, die ik gisteren heb gekregen (zo’n presentatie heeft wel wat weg van een babyshower, al heb ik dat laatste nooit meegemaakt). Dan begint het grote wachten. Anders dan bij een theatervoorstelling, een film première of een opening van een tentoonstelling, kunnen mensen op een boekpresentatie niet direct reageren op wat jij hebt gemaakt. Uitstel van executie dus. Ergens is dat fijn, tegelijkertijd is het zenuwslopend. Ik wil reacties. Nu! Ik open mijn mailbox, maar zie alleen ‘als reclame beoordeelde’ mails met de vraag ‘wat ik van mijn aankoop vind’. De gewone brievenbus zit vol met rekeningen en blauwe enveloppen.

15 minuten beroemd

’s Middags ben ik te gast bij het programma Lunchroom op Radio Noord-Holland. Enigszins groggy en in de hoop dat mijn stem niet te zwaar klinkt rijd ik naar een industrieterrein aan de rand van Amsterdam en parkeer op de eerste de beste vrije parkeerplaats tegenover de Gamma. In de studio word ik verwelkomd door een aardige presentatrice, die me uitlegt hoe het interview gaat verlopen: eerst een paar autobiografische vragen, daarna gaan we dieper in op het boek zelf. De jingle start, het gesprek begint en voordat ik het weet is het afgelopen.

Gamma, dat zeg ik

Zijn we nou wel aan het boek toegekomen?, vraag ik me af terwijl ik de studio verlaat en naar de receptie loop. Het kan me eigenlijk niet zoveel schelen. Ik ben blij dat het gesprek achter de rug is en ik wil nu zo snel mogelijk naar huis om me helemaal over te geven aan mijn after-presentatie-kater.

‘O, je staat voor de Gamma,’ zegt de receptioniste, als ik uitleg waar ik mijn auto heb geparkeerd. ‘Dan moet je daar je muntje halen en eerst iets kleins kopen.’

Beduusd stap ik de megagrote Gamma in. Wat moet ik hier in godsnaam kopen? Behang? Een barbecue? Gelukkig zie ik tussen de bouwmaterialen een pakje permanent- markers liggen. Niet dat ik daar naar op zoek was, maar die kunnen de kinderen vast wel  gebruiken. Wanneer ik afreken en om een muntje vraag, kijkt de caissière me vijandig aan.

‘Bent u een uur binnen geweest om een pakkie stiften te kopen?’ snauwt ze.

‘Nee hoor, ik zat bij Radio Noord-Holland,’ antwoord ik eerlijk en ook een beetje trots. Met een diepe zucht en een blik alsof ze me een hele grote gunst bewijst overhandigt ze me het muntje. ‘Dat is dus niet de bedoeling,’ roept ze me na, terwijl ik de winkel uit ren.

Over Manon Duintjer

Manon Duintjer (1969) is van huis uit historica en kan bogen op ruime ervaring in het boekenvak o.a. als redacteur, uitgever, recensent en auteur. Zij stelde o.a. de bundels Wat ik van mijn moeder leerdeMannen jagen, vrouwen schieten raakZij denkt dus zij bestaat en Zien is geloven samen. In 2011 verscheen bij uitgeverij Ambo/Anthos haar romandebuut De S-machine. Samen met Marlies Visser ontwikkelde zij het filosofiespel Nomizo. Manon is schrijfdocent bij de Schrijversacademie en houdt regelmatig openbare interviews met auteurs.

Op 18 april 2018 verscheen haar tweede roman We zijn verdwaald bij Gloude publishing

www.manonduintjer.nl –  Volg Manon ook op Facebook en Instagram

Een kijkje in de keuken van de Schrijversacademie

We krijgen vaak de vraag van nieuwsgierige studenten hoe het er aan toe gaat in de keuken van de Schrijversacademie.  Daarom wordt het tijd voor een blog vanuit onze ‘Schrijversacademie-keuken’.

Bij de Schrijversacademie werken is enorm divers. Het ene moment ben je bezig met het informeren van nieuwe studenten en het andere moment zijn we bezig met het inplannen van nieuwe klassen of het schrijven van een nieuwsbrief. We zitten op kantoor met vier mensen, Caroline (de manager), Daniëlle, Sanne en Henny, allen studiecoaches en multifunctioneel inzetbaar. Met z’n vieren zorgen we voor het reilen en zeilen van de Schrijversacademie.

Het voorgerecht

Als we ’s morgens beginnen hebben we altijd volle mailboxen. Uiteraard komen er dagelijks tientallen mailtjes binnen van toekomstige studenten die informatie aanvragen over onze opleidingen. Wat kunnen ze verwachten van de opleiding? Wie zijn de docenten? En is er nog plek op de locatie van hun voorkeur. Daarnaast krijgen we natuurlijk veel mailtjes van studenten die wij, als studiecoach, begeleiden. Om 9:00 uur zorgen we ervoor dat we telefonisch bereikbaar zijn en de eerste mails alweer verstuurd hebben.

Gedurende de hele dag beantwoorden we mailtjes en telefoontjes van alle studenten en toekomstige studenten. En stiekem is het telefonische contact dat we hebben het allerleukste. We proberen altijd even de tijd te nemen voor mensen die ons bellen. Je merkt dat als je de tijd neemt voor een gesprek, de (toekomstige) studenten prachtige verhalen met je delen. Van grootouders die graag een kinderboek willen schrijven voor hun kleinkinderen, tot full-time werkende mensen die naast hun baan heel graag hun familieverhaal willen opschrijven of eindelijk een begin willen maken aan hun eigen roman. Prachtige verhalen. Zo merk je dat elke (toekomstige) student eigenlijk een eigen boek is waar we heel soms een achterflap of zelfs een hoofdstuk van mogen lezen.

Het hoofdgerecht

Naast het contact dat we hebben met de studenten gebeurt er natuurlijk ook heel veel achter de schermen. Je kunt hierbij denken aan het ontwikkelen van lesmateriaal en het verzorgen van de boekenpakketten. Gelukkig werken we samen met ruim 20 enorm gemotiveerde docenten. Al onze docenten hebben zelf boeken uitgegeven of hebben expertise op het gebied van redactie of scenario schrijven. Onze docenten ontwikkelen in opdracht van ons het studiemateriaal en bedenken de huiswerkopdrachten die gemaakt moeten worden. Wij zorgen er dan op onze beurt weer voor dat de modulewijzers op tijd gedrukt zijn en de juiste boeken naar de studenten gestuurd worden.

Daarnaast zijn wij natuurlijk ook verantwoordelijk voor alles wat rondom de studie geregeld moet worden. Hierbij kun je denken aan het inplannen van nieuwe klassen, het reserveren van leslocaties en het bedenken van schrijfwedstrijden. Wij zorgen er natuurlijk ook voor dat zoveel mogelijk mensen de Schrijversacademie leren kennen door onze marketingcampagnes. Zo staan we bijvoorbeeld regelmatig in Schrijven Magazine en heeft onze docent Jowi in elke editie een vaste column.

Het toetje

De slagroom op de taart of de dame blanche met warme chocolade. Kortom, het leukste onderdeel van het werken bij de Schrijversacademie. Persoonlijk vinden wij het contact dat wij hebben met (toekomstige) studenten en docenten het allerleukste. Zo zijn de docentenuitjes ontzettend gezellig (meer lezen over deze uitjes? Lees dan de blog van onze docent Jowi) en beleven wij enorm veel plezier aan het begeleiden van de proeflessen. Tijdens de proeflessen zien wij de toekomstige studenten ‘in het wild’ en kunnen we eindelijk zien welke gezichten er horen bij de verhalen die we hebben gelezen.

De allerleukste dag is voor ons toch wel de studiedag. Onze studiedag (ook wel schrijversdag genoemd) wordt vier keer per jaar georganiseerd en is altijd weer een feestje. Tijdens deze studiedag komen er zo’n 80-100 studenten naar Amsterdam of Utrecht om gezamenlijk workshops en interviews bij te wonen. Het is ontzettend leuk om bekende gezichten van de proeflessen na een aantal maanden weer terug te zien  en te horen hoe ze de opleiding ervaren. De studiedag is altijd heel erg druk, maar wel heel leuk. We eindigen de dag altijd feestelijk met een gezamenlijke borrel en  kunnen nog dagenlang nagenieten van alle positieve energie die we hebben gekregen van alle studenten.

Kortom, werken bij de Schrijversacademie is een echt feestmaal! Kom jij ons team versterken? Klik hier voor de vacature van medewerker Schrijversacademie (0,5 FTE) 

Social media geploeter – door Manon Duintjer

Goed, je hebt je boek geschreven en je eerste interview gehad. Het wachten is op het moment dat het boek van de drukker komt en op de presentatie…

Even relaxen dus? Nou vergeet het maar, want zelf je boek promoten hoort ook bij het vak en dat doe je tegenwoordig vooral via social media. Dus kom op, vooruit met de geit: ga die online snelweg op! Nu zal ik jullie verklappen dat posten op social media niet mijn hobby is. Ja, ik zit op Facebook, Instagram en Linkedin en ja ik kijk best graag naar posts van anderen. Maar zelf? Als ik bezig ben met een post, vraag ik me altijd af: is dit wel interessant genoeg? Wie zit hier op te wachten? En dat doe ik vaak net zolang totdat ik denk: laat maar zitten.

Selfie

De ene keer dat ik spontaan een boek waarvan ik had genoten op Instagram plaatste, deed ik dat per ongeluk drie keer. Om mijn schaamte daarover te delen maakte ik een selfie (jawel een selfie) waarbij ik mijn hand voor mijn mond sloeg en stuurde die er achteraan. Ik vond het zelf wel grappig, maar mijn dochter ervoer dit als uitermate ‘schamend’ en eiste dat ik deze belachelijke foto onmiddellijk zou verwijderen.

1 post is geen post

En nu moest ik dus een social media campagne(tje) voor mijn eigen boek verzinnen. Help! Wat te doen? Foto’s plaatsen van mijn Indiareis, drukproeven, bezoekje aan de drukker of misschien van verkeersborden die met verdwalen te maken hebben? Allemaal leuk en aardig, maar dat soort foto’s vormen geen consistent verhaal. Van de Storytellinggoeroes heb ik geleerd dat je iets moet bedenken waarop je kan voortborduren, dus niet alleen losse posts, maar posts die met elkaar in verband staan. En posts die je zelf leuk vindt om te maken, want anders werkt het sowieso niet.

Hoera, ik heb het!

Net toen ik in paniek begon te raken (de dag van verschijnen kwam akelig snel dichterbij) kreeg ik een idee. In mijn roman We zijn verdwaald zijn de hoofdpersonen Kim en Edward letterlijk verdwaald (in het donker op de hei) en figuurlijk (vader volgt een goeroe die apocalyptische voorspellingen doet, dochter zit klem tussen scheidende ouders en later in eigen relatie). Volgens mij is iedereen wel eens verdwaald in zijn leven en daarom leek het me interessant om vrienden en bekenden te vragen naar het moment waarop zij verdwaald waren. Met dit concept kon ik prima uit de voeten, want het haakte prachtig aan bij het thema van mijn boek, het ging niet over mij en ik kon doen wat ik altijd leuk vind om te doen: interviewen.

WZV-stories

Die interviews leverden verrassende, ontroerende en soms komische mini-verhaaltjes op met toepasselijke foto’s, die ik vanaf vandaag 2x per week zal posten op Facebook en Instagram.

Ben jij ook wel eens verdwaald? Mail dan jouw WZV-story van max 220 woorden en een ‘verdwaalde’ foto’ van jezelf naar info@schrijversacademie.nl of laat het achter in de facebookoproep. De drie beste verhaaltjes ontvangen een gesigneerd exemplaar van mijn roman We zijn verdwaald.

Volg Manon en haar WZV stories op Facebook en Instagram

www.manonduintjer.nl

De spanning erin houden – door René Appel

‘The moment I decided to leave him, the moment I thought enough, we were thirty-five thousand feet above the ocean, hurtling forward but giving the illusion of stillness and tranquility.’ Dit is de eerste zin uit The wife van de Amerikaanse schrijver Meg Wolitzer (nog niet vertaald in het Nederlands), onlangs verfilmd met de fantastische Glenn Close in de hoofdrol. De ‘ik’ in deze zin is Joan Castleman, echtgenote van de beroemde auteur Joe Castleman, en ze zijn per vliegtuig onderweg naar Helsinki, waar Joe de ‘Helsinki prize’ zal krijgen voor zijn hele oeuvre. Die prijs is te beschouwen als het kleine broertje van de Nobel Prijs voor literatuur en voor Joe is het een enorme eer dat die prijs hem is toegekend.*)

De eerste zin roept uiteraard spanning op. Wanneer zal Joan tegen Joe zeggen dat ze een eind aan hun huwelijk wil maken, hoe zal hij reageren, gooit ze de plechtige prijsuitreiking in het honderd? Het boek beschrijft verder de vliegreis, de aankomst in Helsinki, het verblijf in het hotel, enz. Maar de meeste ruimte wordt ingenomen door vakkundig ingelaste flashbacks van Joan over haar eerste ontmoeting met Joe, het begin van hun affaire, hun huwelijk, hun kinderen, Joe’s vreemdgaan en uiteraard zijn carrière. (Nu moet ik hier schrijven: Spoiler alert, maar ook voor degenen die het boek nog willen lezen, blijft er heel veel over om van te genieten.)

Hoe zit het dan met wat er in de eerste zin van het boek wordt gemeld, vraagt de lezer zich af. Pas op p. 79 in de uitgave van Vintage Books uit 2012 staat: ‘I hadn’t known for certain, before I’d gotten on the airplane in New York, that I would leave him.’ ‘Aha,’ denkt de lezer, ‘het gaat dus gebeuren.’ Maar zo ver is het nog lang niet, de spanning blijft aanhouden. Er volgen nog vele pagina’s met wederwaardigheden in Helsinki en flashbacks van het leven van Joe en Joan voordat op p. 188 de eventuele echtscheiding weer ter sprake komt. Dan zit Joan alleen in een taxi, dronken. Ze denkt een stem te horen, die haar vraagt: ‘Are you really going to leave him?’ Ja, is het antwoord van Joan, dat ga ik doen.

Drie pagina’s verder, ’s ochtends om 5 uur als Joe – ook dronken – de hotelkamer binnen komt stommelen en Joan wakker heeft gemaakt, zegt ze het eindelijk: ‘When we get back to New York, I want a separation. I’ve thought it all through.’

Hè, hè, denk je dan, eindelijk is de kogel door de kerk, de spanningsboog heeft zijn werk gedaan. Maar dan volgen er nog bijna dertig pagina’s met een zeer verrassend slot, waarvan je achteraf moet zeggen: ja, dat zit erin, dat heeft Wolitzer knap voorbereid, misschien heb ik me zo op die aangekondigde echtscheiding gericht, dat ik dát punt uit het oog ben verloren.

Wat dat punt is? Nee, dat zeg ik niet. Eén spoiler (‘verpester’) is meer dan genoeg. Wel is het goed om te benadrukken dat The wife impliciet een mooie schrijfles over spanning en verrassingen bevat, maar ook dat het geweldig goed en vaak bijzonder geestig is geschreven.

*) In de film krijgt Joe Castleman de Nobel Prijs. In films zijn verhaalelementen  nu eenmaal vaak sterker aangezet dan in boeken.

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). In oktober 2018 verscheen ‘Dansen in het donker’, bestel het boek hier. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Geheim Leven – De laatste loodjes – door Carla de Jong

Een redacteur is onmisbaar

Na ruim twee jaar ploeteren op Geheim leven was ik uitgedokterd op het manuscript en brak het moment aan dat ik bij god niet meer wist wat waar stond en het overzicht dreigde te verliezen. Een redacteur is dan onmisbaar. Hij begint met een frisse blik en legt vingers op zere plekken die ik als schrijver niet meer opmerk. Vanaf het moment dat Geheim leven bij de redactie van Ambo Anthos lag, heb ik er samen met hulptroepen nog een half jaar aan gewerkt. Allereerst ben ik met mijn redacteur door de hoofdlijnen van het manuscript gegaan. In Geheim leven loopt het drama door vier generaties. Met hem kon ik diepgaand de psychologie door akkeren: hoe sijpelt het drama door, hoe vormt het de karakters? Daarnaast is een goede redacteur genadeloos en ik had er een: voegt een passage iets toe aan je verhaal en de psychologie van je personages? Zo nee… schrappen. Geheim leven is met grofweg 125 duizend woorden mijn dikste boek. Toch heb ik evenzovele woorden vernietigd.

Geheim leven is met grofweg 125 duizend woorden mijn dikste boek. Toch heb ik evenzovele woorden vernietigd.

Het is tijd…

Ook bij een redacteur komt het moment dat hij het boek niet meer kan beoordelen omdat hij de tekst te vaak heeft doorgenomen. Gelukkig is er dan nog de persklaarmaker die op zinsniveau redigeert en een corrector die de laatste onzorgvuldigheden wegwerkt. Als schrijver lees je ook in die fase nog mee en beslis jij over elke aanpassing in je manuscript. Het totale schrijfproces van Geheim leven heeft drie jaar in beslag genomen. Het is daarmee het boek waar ik het langste aan heb gewerkt en hoe lief het verhaal en zijn hoofdrolspelers me ook zijn, sinds de laatste drukproef eruit is kan ik de tekst niet meer zien. Het is tijd dat anderen zich erover gaan buigen: de lezers. Geheim leven heeft een fraaie jas gekregen en de eerste reacties op het boek zijn zeer positief. Het kan de wereld in, ik laat het los. Op 11 april ligt Geheim leven in de winkel en komt er ruimte in mijn hoofd voor een nieuw verhaal dat al ligt te broeien. Nadenken over het lange proces dat een nieuw boek wacht doe ik niet, voorlopig mag mijn pen zijn gang weer gaan.

Het is tijd dat anderen zich erover gaan buigen: de lezers.

Nieuwsgierig geworden naar Geheim leven?  Koop het boek hier. 

Over Carla de Jong

Carla de Jong studeerde Nederlands, Verpleegkunde en Sociale Wetenschappen. Voor zij haar oude schrijversdroom besloot na te jagen werkte ze in het bedrijfsleven en de psychiatrie. In 2009 debuteerde zij met de zeer goed ontvangen roman In retraiteGeheim leven is haar achtste roman. Carla is docent aan de Schrijversacademie en verzorgt hier de basisopleiding, de specialisaties Thrillers en Romans en Korte Verhalen.

 

De interviewer geïnterviewd – Manon Duintjer

De interviewer geïnterviewd

‘Lokah Samastah Sukhino Bhavantu. Wat betekent dat zinnetje voor jou?’

‘Uhm, de hoofdpersoon Kim zegt dat wanneer…’

‘Maar voor jou?’

‘Nou ik vind het een lief zinnetje met een lieve betekenis en in de yogaklas eindigen we altijd zo, maar…

Doing, doing, doing. Plots besluiten de buren van de geïmproviseerde studio een verbouwing te beginnen en horen we niets dan getimmer.

‘Oké we stoppen…’

Poeh, even respijt.

Proefdraaien

Iedere studiedag interview ik twee auteurs over hun boeken, over hun schrijfproces en over alles wat met publiceren te maken heeft. Het liefst ga ik op zoek naar hun persoonlijke verhaal en dat komt ook altijd in meer of mindere mate naar voren. Nu mijn roman We zijn verdwaald bijna verschijnt, moet ik er zelf aan geloven. Het eerste interview heeft mijn uitgever Wanda Gloude geregeld. Het wordt door drie camera’s opgenomen en het is de bedoeling dat er ‘snippets’ van worden gebruikt op social media. Een thuiswedstrijd dus. Van tevoren was ik eigenlijk niet zenuwachtig, maar bij de eerste vraag over yoga breekt het zweet me uit. Wat is dat ingewikkeld om over jezelf te vertellen.

Feit en fictie

De ingewikkeldheid zit er vooral in dat mijn boek deels is gebaseerd op ervaringen uit mijn jeugd, met name op situaties die ik met mijn vader heb beleefd. En mijn vader leeft nog. Het boek schrijven was daarom al ingewikkeld, maar om nu ook met drie camera’s te praten over het leven van iemand die daar niet om heeft gevraagd is nog lastiger. Bovendien is minstens een even groot deel verzonnen. Leg maar eens uit waar de scheidslijn ligt. En wil ik dat wel uitleggen, want dat kan ook de magie van de roman onderuit halen. Bij iedere vraag verwijs ik naar het boek en ik hoor mezelf behoorlijk wollig praten met veel mitsen en maren, en enerzijds anderzijds. Met terugwerkende kracht bewonder ik de auteurs die ik zelf heb geïnterviewd en die een goeie balans wisten te bewaren tussen openhartigheid en mystificatie.

De Telegraaf

Twee dagen later staat er een journaliste van VROUW Magazine van de Telegraaf op de stoep. Dit interview is voor het ‘echie’ en ik dank god op mijn blote knieën dat ik heb kunnen oefenen. Toen ik terugfietste naar het station waren me natuurlijk de beste antwoorden te binnen geschoten. Ook heb ik besloten niet steeds naar het boek te verwijzen, want dan wordt het krampachtig en saai.

Als de journaliste binnenkomt, is het eerste wat ze zegt: ‘Zo jij bent dus Kim.’

‘Ja, nou nee,’ mompel ik geschrokken. Vervolgens vertelt ze dat ze ook enig kind is, dat haar ouders uit elkaar zijn gegaan toen ze heel jong was en dat haar vader hippie is geworden. Even vraag ik me af of dit een slimme interviewtechniek is, maar wat het ook is, het werkt. Ik vertel haar het verhaal achter het boek zonder de rem er op. Als ze na anderhalf uur is opgestapt, slaat de twijfel onmiddellijk toe. Waarom heeft ze zo weinig over de reis gevraagd en zo veel over de scheiding? Heb ik niet teveel prijsgegeven?

Fotoshoot

De volgende dag komen een fotografe en visagiste langs voor een fotoshoot. Terwijl de fotografe naar bruikbare plekken in mijn huis zoekt en de visagiste me bepoedert en beschildert, ontstaat er een leuk gesprek over reizen, ouders, kinderen en goeroes. Had ik dit gisteren maar gezegd, denk ik steeds. Waarom laat ik me zo intimideren door het idee ‘interview’ en kan ik met een journaliste niet zo ontspannen praten als met deze twee dames? Het doet me denken aan mijn rijexamen waar ik vijf keer voor zakte. Tijdens de lessen reed ik rustig zonder noemenswaardige fouten het uur vol, maar zodra de examinator naast me schoof vergat ik mijn spiegels, reed ik niet stuurvast en verdwaalde ik op de trambaan.

Na twee weken vind ik het uitgeschreven interview in mijn mailbox. Ik klik het bestand open en met ingehouden adem lees ik mijn woorden terug. Na drie pagina’s adem ik opgelucht uit. Ja, het is heel persoonlijk, maar het is een mooi interview geworden en er staat niets in waar ik niet achter sta.

‘Ik krijg zin om dit boek te lezen,’ zegt mijn man als hij het uit heeft. Missie geslaagd, maar ik geloof toch dat ik liever zelf de vragen stel.

Het interview in VROUW Magazine verschijnt 13 april

De ‘snippets’ zullen vanaf 18 april via social media verspreid worden

Over Manon Duintjer

Manon Duintjer (1969) is van huis uit historica en kan bogen op ruime ervaring in het boekenvak o.a. als redacteur, uitgever, recensent en auteur. Zij stelde o.a. de bundels Wat ik van mijn moeder leerde, Mannen jagen, vrouwen schieten raak, Zij denkt dus zij bestaat en Zien is geloven samen. In 2011 verscheen bij uitgeverij Ambo/Anthos haar romandebuut De S-machine. Samen met Marlies Visser ontwikkelde zij het filosofiespel Nomizo. Manon is schrijfdocent bij de Schrijversacademie en houdt regelmatig openbare interviews met auteurs.

18 april 2018 verschijnt haar tweede roman We zijn verdwaald bij Gloude publishing

 

.

Schrijven is herschrijven – door Carla de Jong

De eerste versie

In mijn vorige blog schreef ik over het ontstaan van Geheim leven en over de ontdekkingen die ik deed in de huiveringwekkende geschiedenis van mijn eigen familie. Ik had de eerste versie van mijn roman geschreven met de rudimentaire informatie die ik uit de overlevering door mijn vader tot mijn beschikking had. Aanvullend research leverde een keur aan details en feiten op die ik niet kon en wilde negeren. Ik begon opnieuw.

Opnieuw beginnen

Hoe doe je dat, opnieuw beginnen aan een verhaal dat je al eens hebt geschreven? Ik besloot allereerst de structuur aan te passen. In de eerste versie begon ik in het heden en werkte ik met flashbacks naar het verleden. Nu ik veel meer informatie over het verleden had, kreeg dat zoveel body dat ik er een volwaardig deel van besloot te maken. Door het zwaardere accent op het verleden, verschoof ook het perspectief. Ik koos ervoor om mijn overgrootouders een stem te geven. In het deel in het heden liet ik het perspectief van de vierde generatie vallen en liet de tweede en derde generatie aan het woord, zodat een vloeiende lijn tussen de generaties ontstond. Dergelijke ingrepen hebben zo’n impact dat je als schrijver gedwongen bent het hele schrijfproces opnieuw door te gaan.

Schrijven is… herschrijven

Gaande het schrijven kon ik hier en daar gebruik maken van sommige passages uit de eerste versie, maar ik schat dat ik zeker 80% vers materiaal heb geschreven. Deze tweede versie heb ik nog drie keer door gevlooid op consistentie en stijl voor ik hem met een – redelijk – gerust hart aanbood bij mijn uitgever. Even had ik rust, in de wetenschap dat ik zonder twijfel na tussenkomst van de redacteur weer vol aan de bak zou moeten. Schrijven is… herschrijven.

Over Carla de Jong

Carla de Jong studeerde Nederlands, Verpleegkunde en Sociale Wetenschappen. Voor zij haar oude schrijversdroom besloot na te jagen werkte ze in het bedrijfsleven en de psychiatrie. In 2009 debuteerde zij met de zeer goed ontvangen roman In retraiteGeheim leven is haar achtste roman. Carla is docent aan de Schrijversacademie en verzorgt hier de basisopleiding, de specialisaties Thrillers en Romans en Korte Verhalen.

 

 

Het dierenhotel – door Kathy Mathys

Een uniek kerstcadeau

Vorige Kerstmis kreeg ik van Olivia, mijn negenjarige nichtje, een uniek exemplaar van haar eerste roman cadeau. Binnenkant en buitenkant geïllustreerd door de schrijfster. Het verhaal gaat over Valentina, een meisje dat in het bos woont, samen met een hoop aardige dieren. ‘Als de beer bijvoorbeeld naar de rivier ging om te drinken, nam hij altijd een grote hand water mee naar het bos zodat Valentina eens een frisse douche kon nemen,’ schrijft Olivia.

Nooit eerder kreeg ik zo’n mooi kerstcadeau. Tot tranen toe was ik geroerd en, echt waar, Olivia, ik kan niet wachten op de sequel van Het dierenhotel.

Dat waren de tijden!

Soms denk ik met heimwee terug aan mijn kinderjaren, toen schrijven nog puur plezier was, toen ik me niets aantrok van wat die vond van mijn boek of die. Ik ging gewoon los op de bladzijde tot ik er genoeg van had. Mijn schrijfsels las ik voor aan de buurtmeisjes. Zo was er de roman (onafgewerkt!) Duizenden sterren, O Henry en het vervolg op E.T. met de welluidende titel E.T.’s wonderbare planeet. Net als Olivia was ik schrijver-illustrator. Dat waren de tijden!

Aan mijn studenten vertel ik vaak hoe belangrijk het is dat ze durven los te gaan, of het nu in de vorm is van freewrites, lijstjes, klaagzangen of dronkenmanliederen. Het is belangrijk om vrij te schrijven, zonder te denken aan wat ‘de ander’ ervan zal vinden.

De confrontatie met oude notitieblokken

Laatst ontdekte ik een boek dat gewijd is aan dat grote, ongecensureerde schrijfavontuur. In Writers and their Notebooks (Diana M. Raab, red.) vertellen auteurs over hoe en waarom ze hun journals gebruiken. De een schrijft om te verdrijven (nare dromen, duivels en demonen), de ander om te bewaren (observaties, citaten, telefoonnummers, rijmpjes – you name it). De confrontatie met oude notitieboeken kan pijnlijk zijn of zelfs ronduit saai. Dit schrijft Zan Bockes in zijn essay Musements and Mental Health:

Occasionally I’ll spend some time randomly reading older journal entries. I’m always surprised by what I’ve forgotten and what I’ve repressed and even shocked by parallels and chagrined by blatant foolishness. Often I get downright bored and skip over large portions. It’s reality TV without the relief of commercial breaks and editors.

 Sommige auteurs gooien oude notitieboeken weg, maar niet voor ze die hebben nagelezen op mogelijke vondsten. Niet zelden bevatten ze de schaduw van een goed idee. Bovendien zijn ze de ideale plek om uit te proberen, schrijfuren te maken. Of zoals schrijfster Mary Gordon het zegt: ‘ ‘A writer uses a journal to try out the new step in front of the mirror.’

De sequel van Het dierenhotel

Voor Kerstmis deed ik Olivia een notitieboek cadeau uit de prachtige papierhandel Mofelito Paperito (http://www.mofelitopaperito.com/). ‘Schrijf maar verder,’ moedigde ik haar aan. ‘Ik wil zo graag weten hoe het afloopt met Valentina, daar in het bos.’

Over Kathy Mathys

Kathy Mathys is schrijver, journalist en schrijfdocent. Ben je klaar met de specialisatie Romans en korte verhalen? Dan kan je vanaf 4 mei De verdieping volgen bij Kathy in Breda, het vervolg op de specialisatie.

Wie heeft gezegd dat schrijven makkelijk is? – door Manon Duintjer

1993

Ik was 23 en samen met mijn vader reisde ik twee maanden door India. Het land maakte diepe indruk op me. De mensenmassa’s, de armoede, de alomtegenwoordige religie en de overweldigende natuur: alles leek uitvergroot, niets was middelmatig.

Ik dacht: als ik ooit ‘schrijver’ word, dan schrijf ik een roman over deze reis.

We bezochten verschillende ashrams waar ik me ergerde aan materialistische goeroes en hun dweepzieke volgelingen, maar tegelijkertijd graag luisterde naar een oudere Indiase leraar met een dikke bril die uitlegde hoe ‘Brahman de aarde doordringt zoals het goud de armband’. Niet dat ik hem helemaal begreep, maar zijn woorden fascineerden me wel. Ook maakte ik  verschijnselen mee die ik niet rationeel kon verklaren zoals permanent stromende as uit het portret van een van de goeroes. Op rustige momenten schreef ik in mijn dagboek en ik dacht: als ik ooit ‘schrijver’ word, dan schrijf ik een roman over deze reis.

2011

Ik was 42 en publiceerde mijn eerste roman De S-machine. Nu was ik ‘schrijver’ en dus brak het moment aan om over India te schrijven. Maar natuurlijk niet over mezelf en mijn vader. Nee, dat was niet interessant genoeg. Ik verzon twee personages: Edward, een docent aan de filmacademie en zijn oud-leerling Kim. Ze zouden elkaar tegenkomen in een Indiase ashram en totaal verschillend reageren op de hocuspocus die ze daar aantroffen: Edward vol overgave, Kim rationeel en sceptisch. Dat was een mooi conflict. Van daaruit zou ik verder schrijven. Vol goede moed ging ik aan de slag.

Vaak zat ik met tegenzin achter de computer. Ik kreeg er zelfs rugpijn van.

Helaas, het schrijfproces bleek uiterst traag en moeizaam: ik worstelde met het perspectief, de personages bleven karikaturaal en hoe bracht ik in godsnaam genoeg spanning in het verhaal om de lezer door te laten lezen. Vaak zat ik met tegenzin achter de computer. Ik kreeg er zelfs rugpijn van. Maar hé, wie heeft gezegd dat schrijven makkelijk is?

2016

Ik was 46 en ik zat met versie nummer zoveel tegenover mijn toenmalige redacteur.

‘Goed geschreven, maar waar gaat het nou eigenlijk over?’ vroeg ze. ‘En wie is je doelgroep?’ Ik stamelde wat over spiritueel geïnteresseerden, maar juist ook weer niet, over vrouwen van mijn leeftijd en over oudere homo’s. Eerlijk gezegd had ik geen idee.

Die avond ging ik uit eten met een goede vriend, tevens ex-uitgever en Indiakenner. Na een paar glazen wijn verzuchtte ik: ‘Wat moet ik nou? Wil jij het niet eens lezen?’ Hij schudde meewarig zijn hoofd en antwoordde: ‘Waarom doe je zo moeilijk? Je hebt zelf zo’n goed verhaal. Waarom zou je iets verzinnen? Waar ben je bang voor?’

De vraag wat mijn vader ervan zou vinden parkeerde ik.

Tsja, waar was ik bang voor? Ik had mezelf voorgehouden dat mijn eigen verhaal te saai zou zijn, maar nu realiseerde ik me dat ik vooral bang was dat het te dichtbij zou komen. Voor mezelf en voor mijn vader die nog leefde. Op hetzelfde moment voelde ik ook dat mijn vriend gelijk had. Na vier jaar ploeteren met fictieve personages en ingewikkelde plotwendingen zag ik in dat een vader en een dochter het verhaal precies de dramatische lading zouden geven die het nodig had. Waarom maakten zij samen die reis? Wat was er vroeger gebeurd? Die vragen zouden het verhaal urgent maken.

Hoewel ik er de volgende ochtend (met een milde kater) nog net zo over dacht, betekende dit niet dat het boek daarna in een vloek en een zucht was geschreven. Het was behoorlijk confronterend om terug te gaan naar de tijd dat mijn ouders op een niet zo prettige manier uit elkaar gingen en dat mijn vader in de ban raakte van een Indiase goeroe. Bovendien was het knap ingewikkeld om deze ervaringen te mixen met de fictieve verhaallijnen uit de eerdere versies, waarvan ik er een aantal wilde behouden. De vraag wat mijn vader ervan zou vinden parkeerde ik. Tenslotte kon ik altijd nog beslissen om het boek niet te publiceren.

2019

Ik ben 49 en mijn tweede roman We zijn verdwaald verschijnt 18 april. Op basis van mijn eigen ervaringen heb ik een nieuw verhaal gecreëerd. De fictie gaf me de vrijheid om zaken scherp te stellen, tijdssprongen te maken, situaties naar mijn hand te zetten en nieuwe personages te introduceren. De autobiografische elementen zorgen ervoor dat het verhaal doorleefd is. Deze manier van schrijven heeft mij de mogelijkheid gegeven om van een afstand naar mijn jeugd te kijken en hoewel dat soms zwaar was werkte het ook bevrijdend. Wat er verder ook met We zijn verdwaald zal gebeuren, dat is alvast mijn persoonlijke winst.

Hoe ik het mijn vader heb verteld? In een koffiehuis, trillend van de zenuwen. Tot mijn grote opluchting was zijn eerste reactie: ‘je hebt er een kunstwerk van gemaakt.’  Vanaf 18 april ligt dit ‘kunstwerk’ in de winkel en daar ben ik trots op.

Over Manon Duintjer

Manon Duintjer (1969) is van huis uit historica en kan bogen op ruime ervaring in het boekenvak o.a. als redacteur, uitgever, recensent en auteur. Zij stelde o.a. de bundels Wat ik van mijn moeder leerde, Mannen jagen, vrouwen schieten raak, Zij denkt dus zij bestaat en Zien is geloven samen. In 2011 verscheen bij uitgeverij Ambo/Anthos haar romandebuut De S-machine. Samen met Marlies Visser ontwikkelde zij het filosofiespel Nomizo. Manon is schrijfdocent bij de Schrijversacademie en houdt regelmatig openbare interviews met auteurs.

18 april 2018 verschijnt haar tweede roman We zijn verdwaald bij Gloude publishing

Of de schrijver de winter overleeft – door Stefan Popa

101 studenten

Ik heb eens zitten tellen. Inmiddels heb ik met 101 studenten om de Schrijversacademie-tafel gezeten. Hoe schrijf je een goed verhaal? En net zo belangrijk: hoe schrijf je jouw verhaal? 101 studenten! Oké, sommigen waren er maar één module omdat ze een bijeenkomst hadden gemist vanwege neusgriep of een onvoorziene vakantie. Maar toch. Met de meesten sprak ik maandenlang over schrijven. We leerden van elkaar. Studenten werden schrijvers en de schrijver werd weer student.

Hoe schrijf ikzelf eigenlijk?

In 2016 had ik mijn eerste bijeenkomst. Nerveus dat ik was! Ik vertelde de groep over beginzinnen en hoe je een verhaal opstart. Het grappige was dat ik op dat moment ook aan een beginzin werkte. Voor de eerste keer moest ik tijdens mijn eigen schrijfproces het algemene schrijfproces duiden. Hoe schrijf ikzelf eigenlijk? Voor 2016 dacht ik daar niet veel over na. Ik schreef. Dat was mijn proces. Ik hoefde mezelf niets uit te leggen. Ik niette scène aan scène vast, ik schrapte, ik plakte mijn muur vol met post-its. Ik wist wat ik deed, of ik wist in elk geval wat ik wilde doen.

Een nieuwe roman

Ik heb het niet graag over een manuscript dat nog geen boek is. Omdat er nog van alles kan gebeuren. Het kan jaren duren voordat het af is. Als het ooit afkomt. Misschien vind ik het niet goed genoeg. Zulke dingen gebeuren. De 101 studenten vroegen me meer dan eens waar ik aan werkte. ‘Ik werk,’ antwoordde ik dan, ‘aan een nieuwe roman. Het speelt zich af op de Balkan. Maar laten we het vooral hebben over het verhaal waar jíj aan werkt.’ En dan lag de bal (cliché, sorry) weer bij hen.

Het is af. Eindelijk.

Nu kan ik er wél over praten – of bloggen, in dit geval. Vanaf die eerste groep in 2016 tot aan mijn huidige groepen in 2019 heb ik gewerkt aan Of de oleander de winter overleeft, mijn nieuwe roman. Een roman uit het hart, een roman voor het hart. Het is af. Eindelijk. Het is beter geworden dankzij alle 101 schrijvers om de tafels in Utrecht, Amsterdam, Arnhem, Rotterdam en Den Haag. Ik schrapte meer omdat ik hen liet schrappen, ik was scherper omdat ik eiste dat zij scherper waren. Hoe schrijf je een goed verhaal, hoe schrijf ik mijn verhaal? Of de oleander de winter overleeft is mijn antwoord.

Bedankt, 101!

Over Stefan Popa

Stefan Popa is auteur van Verdwenen grenzen, A27 en De verovering van Vlaanderen. Daarnaast is hij freelance journalist / kopijschrijver en natuurlijk schrijfdocent bij de Schrijversacademie. Zijn nieuwe boek ‘Of de oleander de winter overleeft’ is nu o.a. hier te koop.

 

Geheim leven – Het begin – door Carla de Jong

Overspel, onnatuurlijk overlijden en een dubbele moord

Drie jaar lang heb ik mezelf ondergedompeld in de geschiedenis van mijn eigen familie. Een geschiedenis waarvan ik als kind de contouren had leren kennen doordat mijn vader vertelde over gebeurtenissen van ruim een eeuw geleden. Een verhaal over twee bevriende echtparen (waaronder mijn overgrootouders), met de ingrediënten overspel, onnatuurlijk overlijden en een verdenking van dubbele moord die onder het tapijt geschoffeld werd.

Mijn oma – destijds zestien – verloor haar moeder en is er haar hele leven van overtuigd geweest dat zij vermoord was. Zij sprak hier overigens zelden of nooit over. Het fijne wist mijn vader er niet van en met de dood van mijn oma leek de kans verkeken om hier nog verder zicht op te krijgen. Toch liet het verhaal mij niet los, te meer daar ik mijn oma goed gekend heb en een sterke band met haar had. Hoe was het haar gelukt om dit jeugdtrauma te verwerken en blijmoedig en optimistisch haar leven verder vorm te geven?

Ik was al aan het oppoetsen en toen…

Vanuit dit gegeven begon ik Geheim leven te schrijven. Met het weinige wat ik wist schreef ik een eerste versie van de roman. Ik was die nog aan het oppoetsen toen ik bij toeval in contact kwam met een achterneef van de kant van de familie van mijn oma – zijn oma en de mijne waren zussen. Hij bleek nooit van deze geschiedenis te hebben gehoord en hij begon een speurtocht waar ik snel op aanhaakte.

Tot dat moment leefde ik in de veronderstelling dat de gebeurtenissen in een doofpot waren beland, maar in archieven stuitten wij op talloze krantenartikelen over de zaak. Ook vond ik bewijsstukken voor de opgraving en sectie op mijn overgrootmoeders lijk. Van mijn achterneef kreeg ik bovendien fotomateriaal van mijn overgrootouders.

Roman op de schop

Door al deze zaken kantelde mijn kijk op de geschiedenis en ik besloot mijn roman op de schop te nemen. Feitelijk betekende dit dat ik opnieuw kon beginnen. In deel twee van deze blog ga ik in op het proces van herschrijven. Zoals ik als docent van de Schrijversacademie graag tegen studenten zeg: schrijven is grotendeels herschrijven. Dat neemt niet weg dat ik even diep moest zuchten voor ik het toetsenbord weer vond…

Over Carla de Jong

Carla de Jong studeerde Nederlands, Verpleegkunde en Sociale Wetenschappen. Voor zij haar oude schrijversdroom besloot na te jagen werkte ze in het bedrijfsleven en de psychiatrie. In 2009 debuteerde zij met de zeer goed ontvangen roman In retraite. Geheim leven is haar achtste roman. Carla is docent aan de Schrijversacademie en verzorgt hier de basisopleiding, de specialisaties Thrillers en Romans en Korte Verhalen.

Wanneer ik wist dat ik schrijver wilde worden – door Patricia Snel

Het luidsprekerboxen-tijdperk

Als ik ergens een lezing geef krijg ik heel vaak de vraag : Wanneer wist je dat je schrijver wilde worden? Het antwoord is simpel. Toen ik veertig was.

Ik werd op een stormachtige oktoberdag geboren. Dit zette de trend voor mijn leven: Het zou nooit rustig voortkabbelen. Als middelbare scholier bezocht ik bijna alle Goudse scholen en het werd al snel duidelijk dat ik maar beter kon gaan werken.

Ik verkocht luidsprekerboxen, waarbij ik mijn vriendinnetje winkels in stuurde om naar het door mij verkochte merk te vragen, waarna ik bij een volgend bezoek de order kon noteren. De boxen waren van zo’n deplorabele kwaliteit dat een van de winkeliers mij tien jaar na dato op een piste in Lech achternaskiede en riep dat hij die klotedingen nog in zijn garage had staan. Had hij ze maar niet in de garage moeten opslaan, gilde ik terug. En weg zoefde ik. Na twee jaar als luidsprekerboxenverkoper dacht ik dat een serieuzere baan goed voor me zou zijn. Ik werd secretaresse. Het werk maakte me slaperig en ik voelde me gevangen, zo in een kantoor. Toen dossiers op miraculeuze wijze verdwenen en ik slapend onder mijn bureau werd betrapt, volgde ontslag. Ik begon dingen te overdenken. Ik was inmiddels drieëntwintig.

Toen ik afgestudeerd was dacht ik: en nu? Ik had geen idee.

Op mijn vierentwintigste begon ik aan mijn studie Italiaanse taal-en letterkunde en kunstgeschiedenis in Leiden. Ik las me een ongeluk. Het taalgebruik van de Italianen was rijk, beeldend en vaak grappig.

In die periode kocht ik ook notitieboekjes waarin ik citaten noteerde, ingevingen of mooie zinnen die in me opkwamen. Toen ik afgestudeerd was dacht ik: en nu? Ik had geen idee.

Ik richtte bedrijfjes op en ging zo veel mogelijk reizen. Toen ik een halfjaar met een jeep door Zuid-Amerika trok, schreef ik, naast mijn logboek, brieven aan familie en vrienden. De reisverslagen werden allengs korte verhalen en ik had er zoveel plezier in dat ik voor het eerst in mijn leven dacht:

wow, dit zou ik de hele dag wel kunnen doen.

’s Avonds las ik mijn schrijfsels voor aan mijn toenmalige geliefde. Want ja, een schrijver zonder publiek, daar is niks aan. Ook mijn familie en vrienden vonden dat ik er iets mee moest doen. En op een dag, toch nog tien jaar later, met hetzelfde stormachtige weer als tijdens mijn geboorte, kwam alles samen, en begon ik aan mijn debuut Verblind. Het was een thriller over de wiethandel waarin ik mij onder het mom van research volledig had ondergedompeld. Daarnaast gebruikte ik al mijn observaties, ervaringen en wanhoop over mijn toekomst. Ik heb jaren aan het manuscript gewerkt (ik moest intussen immers ook geld verdienen). Vaak lag het ook zomaar een halfjaar in een la te verstoffen. Was ik wanhopig. Vond ik het slecht. En dan viste ik het toch weer op. Al mijn inspanningen werden uiteindelijk beloond met een bestseller.

Inmiddels heb ik zes boeken geschreven en komt Perfect Match in april uit. Schrijven doe ik tegenwoordig in mijn woonboot in Amsterdam, het luidsprekerboxen-tijdperk ver achter me.

Over Patricia Snel

Bestsellerauteur Patricia Snel schreef zes thrillers, waaronder de populaire Expat-boeken . Grondig onderzoek van actuele onderwerpen en schimmige werelden is een kenmerk voor haar werken. Naast schrijven en lesgeven, verzorgt Patricia lezingen en geeft zij zakelijke schrijftrainingen. Sinds maart 2019 is zij docent bij de Schrijversacademie. Ze zal onder meer de Thrillerspecialisatie gaan verzorgen.

Wil jij les van Patricia? Dat kan! Je kan op 30 maart beginnen met de basisopleiding in Eindhoven. 
Schrijf je HIER in. 

Hoe word ik een briljante schrijfster? – Door Ellen Kusters

Zoals de titel misschien doet vermoeden, vind ik mezelf zeker geen briljante schrijfster. De vraag is: wil ik een briljante schrijfster zijn/worden en wat is dat precies? Geen idee, dan heb je wellicht een heleboel bestsellers op je naam staan en zijn je boeken in allerlei talen vertaald en misschien zelfs verfilmd. Nou ja, dat is meer mijn definitie van een briljante schrijfster.
Ik weet één ding heel zeker; ik wil vooral mijn verhalen delen met de hele wereld (als het effe kan, haha!) en zoveel mogelijk mensen bereiken en vermaken.

Van juf naar schrijfster?

Tja, dan ben je opeens geen juf meer en heb je een boek geschreven. Zo is het bij mij inderdaad gegaan. Niet zo snel als ik hier schrijf natuurlijk. Dat proces heeft heel wat langer geduurd. Nu vraag je jezelf natuurlijk af hoe dit (succes)verhaal verder gaat?
Tenminste, ik vind dit zelf een behoorlijk succesverhaal. Hoe ontzettend naar en ongelofelijk vervelend ik die donkere periode tijdens mijn burn-out ook vond, toch is de afloop een succes wat mij betreft. Zo was ik er anders nooit achtergekomen, dat ik van schrijven erg gelukkig en blij word. Dat het gevoel iets nieuws te creëren fantastisch is en een heleboel vrijheid met zich meebrengt. Dingen zelf te mogen en kunnen bedenken, is zoveel leuker dan ik ooit had verwacht. Het smaakt absoluut naar meer.

Ik heb in die maanden zoveel na kunnen denken en veel over mezelf en mijn gedrag geleerd, dat ik nu veel beter weet wie ik ben en wat ik wil. En daar hoort ook bij: wat ik kán. Inderdaad, maar ondanks dat ik veel geleerd heb en bezig ben met een opleiding vind ik mezelf (nog) geen briljante schrijfster. De vraag is natuurlijk: Hoe word je dat dan? En kun je een briljante schrijfster worden? Moet je dat überhaupt willen? Het antwoord op deze vragen moet ik je helaas schuldig blijven, want als ik dit wist, had ik de oplossing al lang op mezelf toegepast?!

DE VOLGENDE STAP

Wil ik verder komen in het schrijven, moet ik mezelf zo goed mogelijk ontwikkelen als schrijfster. Dat vind ik in ieder geval. Is het een vereiste? Moet je per se een opleiding volgen om goed te kunnen schrijven? Nee, dat denk ik niet. Toch wil ik mezelf alle kansen geven om mijn schrijven te verbeteren. Al heb ik een boek geschreven, wil dat nog niet zeggen dat ik er ben. Helemaal niet zelfs. Dit was slechts het begin. Ik heb nu even geproefd van het schrijven en de euforie van het hebben van je eigen boek. Eerlijk is eerlijk; het is een heel bijzonder moment om voor de eerste keer je eigen boek in handen te hebben en te voelen en ruiken. Dat wil ik nog veel vaker meemaken. Ik wil het liefst zoveel mogelijk boeken en verhalen schrijven en hiermee zoveel mogelijk mensen bereiken. Hoe kan ik dat beter bereiken dan met het volgen van een opleiding.

En zo geschiedde: op 1 december 2017 startte mijn opleiding Creatief Schrijven Compleet aan de Schrijversacademie. Een opleiding van ongeveer twee jaar; met een basisgedeelte en een 4-tal specialisaties, die ik zelf mag kiezen.

VAN JUF TOT STUDENT

Haha…dat klinkt gek, toch? Ik was juf en bracht kinderen kennis en vaardigheden bij en nu zijn de rollen omgedraaid; ben ik de student, die moet leren van haar docent. Is het moeilijk om nu de student te zijn?
Gek genoeg geniet ik er met volle teugen van. Ik heb in eerdere blog verteld over mijn klasgenoten van de pabo, die super ijverig en enthousiast aan de slag gingen met hun huiswerk- en studieopdrachten. Hoe ik me aan hen irriteerde, omdat ik het overdreven vond en zelf absoluut niet diezelfde behoefte voelde om ook zo ijverig aan het werk te gaan. Weet je wat het gekke is? Nou ja, waarschijnlijk raad je het al; nu ben ik zelf die overijverige student, die niet kan wachten om de volgende opdracht te gaan maken. Hoogst irritant misschien voor de andere studenten in mijn groep, maar ik kan er niks aan doen. Het voelt gewoon heel goed, alsof alle puzzelstukjes op hun plek vallen en ik nu pas op de goede plek zit.

Ik heb mezelf de afgelopen twee jaar zo vaak afgevraagd of ik vijfentwintig jaar geleden niet de verkeerde keuze heb gemaakt. Had ik niet beter iets anders kunnen gaan studeren? Maar wat heb ik eraan? Schiet ik er iets mee op om dat te weten? Ik denk van niet. Het maken van de opdrachten gaat me trouwens gemakkelijk af. Het kost me zelfs geen enkele moeite. Ik kan het niet goed uitleggen, maar wanneer mijn pen het schrift raakt, begint deze een eigen leven te leiden. Althans, zo lijkt het. Opdracht na opdracht wordt goedgekeurd en na zes maanden is het basisgedeelte succesvol afgerond en kan ik aan mijn eerste specialisatie Storytelling in Amsterdam beginnen.

Wat ik hoop te leren

Ik ben benieuwd wat deze specialisatie me gaat brengen. Ik hoop hiermee genoeg te leren over het zakelijke deel van schrijven. Zeker omdat ik ideeën genoeg heb om uit te voeren. Mijn verhaal moet alleen op een goede, persoonlijke manier worden verteld en de wereld in gebracht worden. Het moet mensen raken, ze moeten er gevoel bij krijgen. Dat is wat Storytelling doet. Het verhaal achter het merk vertellen.

Oké, een opleiding om mezelf te verbeteren in het schrijversvak. Zou dat genoeg zijn om een briljant schrijfster te worden? zijn er nog meer elementen die hierin een rol spelen en een bijdrage kunnen leveren? Wat kan ik, kortom, nog meer doen om succes te krijgen? Dat is nu de hamvraag.

Mocht je de perfecte tip of oplossing voor mij hebben, dan hoor ik dat uiteraard graag.

Liefs Ellen


Over Ellen Kusters

Ellen Kusters (42) is sinds 2017 student aan de Schrijversacademie. Ze is 20 jaar juf geweest en schreef hierover het boek: ‘Er was eens… een juf’. Het studeren aan de Schrijversacademie is een droom die uitkomt, omdat ze als klein meisje al veel met taal bezig was en verhaaltjes en gedichtjes schreef. Inmiddels heeft Ellen de basismodules afgerond en zit haar eerste specialisatie ‘Storytelling’ er alweer op. Haar tweede specialisatie ‘Autobiografisch schrijven’ is afgelopen maand begonnen. Waarom een schrijfopleiding? Ellen heeft als doel om alle handvatten te leren en zo haar schrijversaspiraties waar te maken.

De bubbel en de bulb – door Hetty Kleinloog

De stad uit voor grote schrijfprojecten

Voor grote schrijfprojecten moet ik weg, de stad uit. Zo heb ik mijn eerste roman, Volle bloei, op Sardinië, in Portugal, Brugge en Kamerik geschreven. In de Amsterdamse Jordaan, waar ik woon, schrijf ik ook wel, maar daar word ik doorlopend gestoord door een wasmachine die piepend aangeeft dat het programma afgelopen is, de stapel administratie die me verwijtend aankijkt, of de postbode die weet dat die schrijver op nummer 72 altijd thuis is en de pakjes van alle buren aan kan nemen.

Voor het schrijven van de tweede roman uit de ‘Volle Triologie’, Volle kracht zocht ik weer een bestemming. In mijn agenda had ik door zeven weken een dikke streep gezet. Bijna twee maanden weg om flink meters te maken en me te kunnen afzonderen, wat leek me dat een luxe. Ik zag mezelf alleen niet al die tijd in the middle of nowhere, in een of ander bos in Noorwegen zitten, dan zou ik vast als een zonderling in mezelf gaan praten en langzamerhand in een trol transformeren, dat wist ik zeker.

Zo happy als een zijden lint in een goed boek

Gelukkig kreeg ik net in die tijd een aanbieding om zeven weken op een huis in New York, Manhattan, te passen. Ik zei ‘ja’, natuurlijk, en nu op dit moment zit ik daar, in een klein appartementje vol boeken, in een rustige straat vijftien minuten van het Central Park en twee blokken verwijderd van de East River, dit blog te schrijven. De zon schijnt, de lucht is knalblauw, het vriest en ik voel me zo happy als een zijden lint in een goed boek.

The Big Apple, dat betekent: afzondering, energie, anonimiteit, een gesprek met een toevallige passant en weer dóór. In een bubbel leven, schrijven, schrijven, schrijven en in de pauze door het Central Park lopen of even naar het Metropolitan Museum, The Frick Collection (mijn lievelingsmuseum) of het Guggenheim, allemaal op nog geen half uur loopafstand van ‘mijn’ appartement in de Upper East Side.
Mijn enige zorg was hier tot nu toe dat ik een gloeilamp moest vervangen, waarvan ik inmiddels weet dat dat een bulb heet, en dat er een roman moest komen.

Me myself I en mijn laptop

Verder is het bestaan zo ver van huis zo overzichtelijk als de straten van Manhattan. Mijn sociale leven bestaat uit af en toe een gast uit Nederland, die weet dat hij of zij zichzelf overdag moet zien te vermaken. Mijn werk zit in mijn laptop en ik heb geen bureau met stapels papieren, administratie, lesopzetten, ideeën. Dit is wat het is, me myself I en mijn laptop.

Ik lijk veel meer tijd te hebben, want ik heb inmiddels 75.000 woorden in eerste versie geschreven en vier boeken gelezen, waaronder Het leven van een romanschrijver van Murakami. Toevallig las ik dat hij ook altijd naar het buitenland gaat om een roman te schrijven. En ook dat hij altijd een liedje van Randy Newman in zijn hoofd heeft: ‘You can’t please everyone, so you’ve got to please yourself’.
Murakami haalde me hier uit de schrijfdip, waar ik uiteraard op een ochtend mee wakker werd, en maakte me duidelijk dat je als auteur afzondering nodig hebt en dat je alleen voor je eigen plezier moet schrijven. Als je dat doet, komt het met de bestseller wel goed, aldus de geruststellende woorden van Murakami.

Ook in Nederland kun je in die bubbel zitten

Niet iedereen heeft het geluk om zeven weken op een huis in Manhattan te kunnen passen.
Dat geeft helemaal niets. Eerlijk gezegd – maar nu verklap ik mijn geheim – kun je in Nederland in dezelfde bubbel zitten. Als ik terug ben in Nederland mag ik een schrijfretraite van de Schrijversacademie begeleiden. Heerlijk, ik verheug me erop.
De deelnemers gaan in vier dagen ervaren hoe het is om in een bubbel, in afzondering te schrijven. Het is geen New York, maar lommerrijk Ommen, er is geen Murakami om de deelnemers uit hun dip te halen, maar wel een Kleinloog, die met hart en ziel en vol enthousiasme iedereen persoonlijke aandacht geeft.  Schrijven, schrijven, schrijven en niets anders aan je hoofd. Voor heerlijk eten wordt gezorgd en jouw Central Park zijn de bossen, waar je zo vanuit het hotel in loopt.
De deelnemers hoeven zich nergens druk om te maken, voor alles wordt gezorgd.

En als in die bubbel de bulb kapot gaat? Dan wordt die natuurlijk voor je vervangen.

Hetty Kleinloog

New York, 1 maart 2019.

Na het succes van de schrijfretraites in 2018 hebben we besloten nieuwe retraites in te plannen – inschrijven is nu mogelijk via deze link.

Harige man in een opgevoerde invalidekar – Jowi Schmitz

Of ik misschien tóch die bestseller moet schrijven, over zelfinzicht en strips…

Harige man in een opgevoerde invalidekar.’ Mijn zoon Aran kijkt me aan met die blik die hij speciaal voor mij heeft ontwikkeld. Opgetrokken wenkbrauw, ogen ietwat argwanend. ‘Dat wordt vast weer zo’n raar verhaal mam. Kun je niet iets schrijven dat iederéén leuk vindt.’ Hij heeft mijn telefoon in zijn hand, het appje waarop ik aantekeningen maak stond nog open.

Hij heeft er nu al last van en hij is pas negen, dus hij gaat zich kapót schamen voor me, later. Daar word ik vrolijk van, van die gedachte. Dat ik als gekkie met té rood haar en veelkleurige outfit voor de deur van ons woonschip naar de eendjes loop te zwaaien, en dat hij, puber, zwart gekleed, te lang voor zijn lijf, zich in zijn slaapkamer heeft verstopt. Schrijvermoeders, awkward. En dan al helemaal eentje die niks mákkelijks schrijft, niks…stripachtigs, die zo nodig haar éigen verhalen moet verzinnen, in plaats van verhalen die iedereen al kent en dus leuk vindt. Ik heb hem beloofd dat ik het ga proberen, iets speciaal voor hem, maar het lukt nog niet zo goed.

‘Hee,’ zeg ik, ‘jij mag niet in mijn telefoon kijken. Daar staan al mijn geheime berichten in.’ Zijn ogen schieten meteen weer naar het schermpje. ‘Losse handjes,’ leest hij voor.

‘Precies.’ Ik ga voor hem staan. ‘Dat ben ik. De kinderslaander.’

‘Dat is geen woord mam.’

Voordat hij weer in mijn telefoon kan duiken gris ik het apparaat uit zijn handen en schrijf: Iets met gezichtsbedrog en de moeder is vernoemd naar een ster. Want dat zat al steeds in mijn hoofd, alleen had Aran mijn telefoon vast. Ik voel opluchting. Het is opgeschreven, nu kan ik het niet meer vergeten. Aran leest mee, maar geeft geen commentaar.

‘Dat wordt misschien wel een heel goed verhaal, op een dag.’ Want ik heb toch de behoefte me te verklaren.

Hij pakt een Donald Duck.

‘Dat zijn ook verhalen die door iemand worden bedacht,’ wijs ik naar zijn strip. Aran zucht, geeft me nog één keer De Blik. ‘Klopt,’ zegt hij. ‘Maar niet door jou.’

Wil je de gloednieuwe workshop van Jowi volgen, klik dan hier

Over de Auteur

Jowi Schmitz schrijft voor volwassenen en kinderen. Ze debuteerde in 2005 met Leopold, een roman over een man die kip wordt. Daarna verschenen er non-fictie boeken, nog een roman, diverse kinderboeken en allerlei andersoortige teksten. Ze schreef ook voor de kinderpagina van NRC Handelsblad, en ze heeft al jaren een weblog jowischmitz.nl

Haar tweede roman Kus van je zus werd genomineerd voor de BNG Literatuurprijs, het (blog)boek over haar te vroeg geboren zoon won de Inktslaafliteratuurprijs 2014.

In 2012 werd haar jeugddebuut Ik heet Olivia en daar kan ik ook niks aan doen bekroond met de Vlag en Wimpel, de Duitse vertaling kreeg het jaar erop de Duitse Luchs-prijs. In november 2016 verscheen Weg bij uitgeverij Hoogland en Van Klaveren. Weg gaat over een meisje dat wegloopt naar Barcelona om de vrijheid te veroveren. Weg werd door de Volkskrant verkozen tot één van de beste YA romans van 2016.

Weg (Hoogland van Klaveren) is tevens  door de vak jury bekroond met de Dioraphte Literatour Prijs 2017 in de categorie Oorspronkelijk Nederlandstalig.

Arrive late, leave early – door René Appel

De roman Onze dagen van Thomas Verbogt begint als volgt: ‘Als ik hem het boek geef, schudt hij zijn hoofd. Hij bekijkt het niet eens, leest de titel niet. Hij maakt een gebaar naar de tafel. Ik leg het boek op tafel, naast de fruitschaal, waarop een gerimpelde appel ligt.’

Het korte eerste hoofdstuk (de roman bestaat uit tientallen korte hoofdstukken) eindigt met: ‘“Weet je wat ik vanochtend dacht?” zegt mijn vader. “Ik dacht vroeger altijd dat ik met je moeder oud zou worden. En dat ik de laatste jaren van ons leven zo bang zou zijn haar te verliezen.”’

Hier past Verbogt een interessant schrijfprincipe toe, dat bekend is als een credo uit de (Amerikaanse) filmindustrie: ‘Arrive late, leave early’. Met excuses voor het Engels. Je mag ook zeggen: Kom laat binnen, ga vroeg weg. Overigens een principe dat in het dagelijks leven ook goed toepasbaar is op vervelende feestjes.

Een toelichting naar aanleiding van de twee fragmenten uit de roman van Verbogt. De auteur plaatst de lezer zomaar in een scène, hij legt niets uit, introduceert niets, de aanloop naar de scène – de ‘ik’ gaat zijn vader bezoeken, hij belt aan, de vader doet open, schenkt een kop koffie in, enz. – is weggelaten. Hetzelfde geldt voor het slot: afsluitende zinnen over de ‘ik’ die weer vertrekt, zijn vader de hand schudt, enz. ontbreken.

Deze manier van vertellen geeft een verhaal dynamiek. Bovendien worden er zo interessante vragen opgeroepen, zoals in de laatste zinnen aan het slot van het eerste hoofdstuk van Onze dagen. Die doen vermoeden dat de echtgenote van de vader is overleden. Maar ook de eerste zinnen leiden tot vragen. Er staat ‘het boek’, dus er moet sprake zijn van een specifiek boek. Is de ‘ik’ misschien schrijver en is het boek van zijn hand? En dan die fruitschaal waar alleen een gerimpelde appel op ligt. Zorgt de vader niet goed voor zichzelf, eet hij te weinig fruit?

De lezer als het ware in een scène laten vallen, heeft vaak een positief effect. Het brengt snelheid in een verhaal. Als je een scène schrijft, bedenk dan wat er weg kan, vooral aan het begin en aan het eind. Vaak is weglaten een prima optie… ja, ja, schrijven is schrappen… maar aan de andere kant: soms is het juist belangrijk om een scène te rekken, vooral om de lezer zich te laten afvragen wat er gaat gebeuren als er sprake is van dreiging. Dan kan het juist goed werken als de schrijver zinnen uitbreidt, details toevoegt, dingen suggereert, enzovoort. Kortom, kom laat binnen, ga vroeg weg, maar niet altijd.

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). In oktober 2018 verscheen ‘Dansen in het donker’, bestel het boek hier. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Voornemens – door Dorothée Albers

Voornemens

Toen ik met het schrijven van fictie begon, nam ik me voor om ten minste één boek per week te lezen. Als iets me speet dan was het dat ik nooit het plan had opgevat om Nederlands te gaan studeren, maar dat hoefde me er niet van te weerhouden met enige systematiek de Nederlandse literatuur onder de loep te nemen. Die spijt is door verschillende neerlandici in mijn omgeving gerelativeerd; mogelijk was ik nooit aan schrijven begonnen met een bul Nederlandse Letteren op zak, omdat de kennis over de literatuur dat in de weg zou hebben gestaan.

Lezen biedt, behalve de gelegenheid om de wereld met andere ogen en andere hersens te bezien, een mooie manier om de kunst van het schrijven af te kijken. Ik beperk me overigens niet tot de Nederlandse schrijvers, ik kijk graag over de grenzen. Om en om lees ik een Nederlandse en een buitenlandse auteur, een nieuwkomer en een schrijver die zijn sporen heeft verdiend, afwisselend heren en dames en ik probeer enigszins tussen verschillende genres te bewegen: proza, non-fictie en poëzie. Toneel een enkele keer.

Onlangs las ik onder meer De heilige Rita van Tommy Wieringa.

Bouwstenen

Ik heb de (volgens sommige boekenliefhebbers onhebbelijke) gewoonte om te lezen met een potlood in de hand, om die zinnen en passages aan te strepen die blijven naklinken in mijn hoofd. In mijn exemplaar van De heilige Rita zijn de uitroeptekens in de kantlijn talrijk. Het bracht me terug bij Ga niet naar zee, een verhalenbundel van Wieringa waarin hij onder andere schrijft over de prijs die hij ontving voor de mooiste zin, ‘de Tzum prijs’. De bekroonde zin was afkomstig uit Joe Speedboot, een boek dat ik met nog groter plezier las dan De heilige Rita, aangezien daarin sprake is van een lichtvoetigheid die ik in die laatste roman miste. Die ene zin illustreert dat al:

De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te verschroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat níemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet.

 Wat begon met grasduinen in een bundel op zoek naar een specifiek verhaal (De baksteen, niet de muur) eindigde met lezen, of herlezen beter gezegd, en dat had een bijzonder positieve uitwerking op mijn humeur. Wat geldt voor veel zinnen van Tommy Wieringa, geldt ook voor zijn korte verhalen: ze zijn van grote schoonheid. In nog geen driehonderd woorden kan hij een wereld schetsen, opgebouwd uit rake observaties, zintuiglijke waarnemingen en verrassend woordgebruik. Bovendien verwijst hij te hooi en te gras naar andere helden uit de literatuur. Naar Nescio en Hemmingway bijvoorbeeld, schrijvers voor wie mijn interesse werd gewekt toen ik als middelbare scholier de literatuur ontdekte in de bibliotheek aan de Amsterdamse Prinsengracht.

Van alle voornemens die ik elk jaar maak – 500 woorden per dag schrijven, elke ochtend vijf minuten planken, geen etenswaar in plastic meer kopen, mijn hoogbejaarde moeder wekelijks bezoeken en minder wijn drinken – is er maar één dat ik volhoud: lezen. Dat kost geen enkele moeite, wekt verwondering, bewondering, soms woede, biedt plezier, troost, ontsnapping uit het dagelijks bestaan, inspiratie voor mijn schrijven en mijn lessen, en kilometers gespreksstof.

Over Dorothée Albers

Dorothée is sinds 2018 docent bij de Schrijversacademie en schreef de roman Zeemansgraf voor een kort verhaal, die in september 2018 uitkwam bij uitgeverij Cossee.

Over het boek

Drie generaties, drie musici. Moeder, zoon en kleindochter ontmoeten elkaar nooit in deze geraffineerde roman, maar alle drie geven ze alles voor de muziek en stellen de hoogste eisen aan zichzelf. Oefenen, oefenen, oefenen, het kan altijd beter. Wat Jet, Jurre en Fine verbindt is hun talent.

Als Jet, beginnend concertpianiste, zwanger wordt van een begaafde cellist, verbieden haar ouders een huwelijk met hem. Een jood is in de jaren vlak na de oorlog in hun ogen geen goede partij voor een katholiek meisje. Zij wordt naar een klooster gestuurd en moet direct na de geboorte het nog naamloze jongetje afstaan.

Jurre komt terecht bij een Gronings boerengezin, ontdekt als puber de saxofoon, en wil tot verdriet van zijn ouders geen boer worden, maar beroepsmuzikant. Als hij er later achter komt, dat zij zijn pleegouders zijn, houdt hij dat welbewust voor zichzelf.

Zowel Jet als Jurre zwijgen over hun verleden. En net als Jet en Jurre probeert ook Jurres dochter Fine in de muziek datgene uit te drukken waar zij geen woorden voor heeft. Maar als ze haar podiumangst niet meer de baas kan, begint haar talent een last te worden. Hoe komt het dat talent behalve een gave ook een kwelling kan zijn? Vaak lijkt het erop dat zo’n bijzondere eigenschap de liefde en het gewone leven in de weg staat.

 De media over Zeemansgraf:

Het hele boek ádemt muziek. (Algemeen Dagblad)

In mooi verzorgd proza heeft Albers een ontroerend, klassiek drama geschreven, waarin de personages hun gevoelens uiten via de muziek, maar geen woorden vinden om deze met hun dierbaren te delen. (hebban.nl)

Ikke, ikke en de rest…. René Appel

‘Eindelijk, om een uur of drie, vier, stond ik op. Ik had geen zin om iets te schrijven. Ik had zelfs het gevoel dat het resultaat lelijk en pretentieus zou zijn als ik het probeerde. Ik was niet het soort mens dat ik pretendeerde te zijn. Ik dacht over mezelf zoals ik in het washok geestig probeerde te zijn tegen Nicks vrienden en werd misselijk. Ik hoorde niet thuis in zo’n rijkeluishuis. Ik werd alleen voor dat soort dingen uitgenodigd vanwege Bobbi, die overal thuishoorde en iets had wat mij naast haar onzichtbaar maakte.’

Ik, ik, ik, tien keer ‘ik’ op een totaal van 94 woorden. Bij een boek in de ik-vorm krijgt de lezer niet alleen een beperkte kijk op de werkelijkheid van de roman, maar in mijn ogen levert het ook stilistisch gezien passages op die niet fraai zijn, zoals in het bovenstaande fragment uit Gesprekken met vrienden van de jonge Ierse auteur Sally Rooney. Dat niet-fraaie is niet alleen het gevolg van het repeterende ‘ik’, dat het proza doodslaat, maar ook van de zinsconstructie. Daarin verschijnt het persoonlijk voornaamwoord namelijk meestal aan het begin van een zin. De tweede ik-zin zou al makkelijk omgezet kunnen worden in ‘Zin om te schrijven had ik niet’. Volgens mij heeft de vertaler echter de Engelse zinsvolgorde aangehouden. Ook verderop kan een ik-zin makkelijk veranderd worden. ‘Ik hoorde niet thuis in zo’n rijkeluishuis’ wordt dan ‘In zo’n rijkeluishuis hoorde ik niet thuis.’

Stel dat er een dwingende reden is om het verhaal vanuit een ‘ik-personage’ te vertellen. Dan zijn er nog altijd mogelijkheden om een te frequent ‘ik’ te vermijden door voor een andere formulering te kiezen. Laat ik de tweede zin weer als voorbeeld nemen. ‘Ik had geen zin om te schrijven’ is te herformuleren als ‘Het ontbrak me aan zin om te schrijven.’ En uit de volgende zin ‘Ik had zelfs het gevoel dat het resultaat lelijk en pretentieus zou zijn…’ is ‘ik’ ook te verwijderen: ‘Het resultaat zou volgens mij lelijk en pretentieus zijn…’

Het voordeel van een boek waarin van het perspectief van een ‘hij’ of ‘zij’ (of meerdere ‘hij’s’ en ‘zij’s’) wordt uitgegaan, is dat de lezer niet zo vast zit in het hoofd van die ene ‘ik’. De tekst wordt iets afstandelijker, wat mij een voordeel lijkt. Bovendien biedt het mogelijkheden voor stilistische variatie. Stel dat de hoofdpersoon in de bovenstaande passage Sally heet en dat het verhaal in de zij-vorm wordt verteld. Dan begint het bovenstaande fragment als volgt. ‘Eindelijk, om een uur of drie, vier, stond Sally op. Ze had geen zin om iets te schrijven. Volgens haar zou zelfs het resultaat lelijk en pretentieus zijn als ze het probeerde. Sally was niet het soort mens dat ze pretendeerde te zijn.’

Ik vind dat mooier, beter. Ja, inderdaad, ik.

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). In oktober 2018 verscheen ‘Dansen in het donker’. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Mijn boek en de Schrijversacademie – door Adri Vermeer

Mijn boek

De omslag van mijn boek toont een mahoniehouten art nouveau draaideur in de Beurs van Berlage in Amsterdam. Het boek is een terugblik op mijn persoonlijke, professionele en wetenschappelijke leven. De draaideur is een metafoor voor de transities in mijn leven. Eenmaal in de draai van de draaideur gevangen, draaide ik door naar een nieuwe stap in mijn leven: van gymleraar naar pedagoog, van pedagoog naar bewegingswetenschapper, van bewegingswetenschapper naar hoogleraar orthopedagogiek, en na mijn pensioen: van de universiteit naar ontwikkelingswerk in Zuidelijk Afrika. Als wetenschapper heb ik veel geschreven. Dat waren altijd betogende, beredeneerde, wetenschappelijke teksten. Zo’n paar jaar geleden wilde ik proberen om, meer in de vorm van een essay, de ervaringen in mijn leven te beschrijven. Ik merkte dat dat niet zo gemakkelijk was.

Waarom de Schrijversacademie?

Op internet ging ik zoeken naar schrijfcursussen. Daar vond ik de site van de Schrijversacademie. Die sprak me aan en ik ging naar een proefles. Bij deze les was ik vooral onder de indruk van de verscheidenheid aan deelnemers, zowel qua leeftijd, schrijfervaring, sociale status als beroep. Voor mij een type mensen waarmee ik in mijn universitaire leven nauwelijks in aanraking kwam. Ik schreef mij daarom in voor de basisopleiding van een jaar. Van begin af aan heb ik daar enorm van genoten. De docente vond ik top, de cursisten interessant, boeiend, aardig en constructief in hun reacties naar elkaar. Wat ik leerde? Dat ik mijn ervaringen op kon schrijven door niet alleen gebruik te maken van wat ik zag en vond, maar ook – als dat paste – van wat ik hoorde, rook of voelde. Dat ik gebruik kon maken van dialogen. Dat ik mijn teksten kon verlevendigen met een korte impressie, met een woordenspel, een type gedicht, bijvoorbeeld een elfje*. Hieronder geef ik er eentje:

Ogen
Als amandelen
Donker en groot
En na de liefde
Diepzwart

De specialisatiekeuze

Na de Basisopleiding volgde ik de opleiding Familieverhalen en Biografieën. Ook hier was ik erg onder de indruk van de begeleiding van de docente. In de stukken tekst die ik bij haar inleverde vroeg zij regelmatig: “Wat is het conflict?”. Zij leerde mij vooral hoe ik daar naartoe kon werken. Voordat ik deelnam aan de opleiding van de Schrijversacademie had ik mijn eerste niet-wetenschappelijke tekst – een essay over ontwikkelingshulp (Vermeer, 2016) – geschreven. En tijdens en dankzij de twee opleidingen aan de academie is mijn tweede boek over mij leven (Vermeer, 2018) tot stand gekomen.

* Een elfje is een gedichtje van 11 woorden, waarbij regel 1 één woord is, regel 2 twee woorden, regel 3 drie woorden, regel 4 vier woorden en regel 5 één woord.

Over de Auteur

Adri Vermeer (1936) begon zijn loopbaan als gymleraar in diverse soorten onderwijs, studeerde gelijktijdig Pedagogiek, werkte daarna eerst aan de Faculteit Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit in Amsterdam en vervolgens als hoogleraar in de Orthopedagogiek aan de Universiteit Utrecht. Na zijn emeritaat raakte hij tot op heden intensief betrokken bij ontwikkelingswerk t.b.v. de zorg voor kinderen met ontwikkelingsproblemen in Zuidelijk Afrika. Over het laatste schreef hij drie handboeken en een essay.