Quarantaine – verhaal door Marina de Deugd

Met dit verhaal heeft Marina de Deugd een plek in de top 3 behaald!

Uit de grote hoeveelheid inzendingen zijn 3 topverhalen geselecteerd die we graag met jullie delen. In willekeurige volgorde verschijnen de beste 3 verhalen gedurende deze week op onze blog. Maandag 11 mei maken we via Facebook bekend wie op welke plek is geëindigd en wie er dus met de hoofdprijs vandoor gaat.

Jurylid Manon Duintjer over Quarantaine:

Voor Nico, het personage van Marina de Deugd, blijkt de quarantaine onverwacht goed uit te pakken. Die twist weet Marina mooi op te bouwen in een heldere taal, die goed bij haar Nico past. Origineel idee en happy end. Dat kunnen we in deze onzekere tijden goed gebruiken.


Quarantaine

Vandaag staat Nico zoals altijd om 05:30 uur op, kleedt zich aan, poetst zijn tanden, wast zijn gezicht, en kamt zijn haren. Hij draait zich om en kijkt even in de spiegel, hij glimlacht. Zijn scheiding zit in het midden, de knopen aan zijn vest zijn alle dicht en de plooi in zijn broek is strak.

Op weg naar beneden pakt hij de krant van de deurmat. Blijf volhouden  staat er in grote letters op de voorpagina. In de keuken haalt hij de melk uit de koelkast, doet deze in het steelpannetje en zet het vuur aan. Ondertussen vult hij zijn kom met Brinta. Terwijl hij op het koken van de melk staat te wachten zet hij de kruiden in het rek recht. Hij haalt de melk van het vuur en giet dit in de kom, tot een centimeter onder het randje. De steelpan wast hij af en zet hij terug in de la.

Eenmaal aan tafel staat de kom recht voor hem, de lepel rechts, de krant opgevouwen links. Voorzichtig eet hij de pap op, wast zijn kom en lepel af en zet deze terug in de kast. Dan gaat hij weer aan de tafel zitten, kijkt op zijn horloge, 06:29. Nico wacht even en als de tijd naar 06:30 springt pakt hij de krant en vouwt deze open. Om 07:00 vouwt hij de krant weer dicht en legt deze op de punt van de tafel. Hij trekt zijn schoenen aan, das om, jas aan en loopt naar de werkkamer boven. Daar blijft hij staan tot 07:10. Dan opent hij de deur en stapt naar binnen. Hangt zijn jas en das aan de kapstok en loopt naar het bureau. Beeldscherm voor hem, muis links, pen en blocnote rechts.

Nico werkt al vijfendertig jaar op de financiële administratie van een chemie concern, op vijf minuten lopen van zijn huis. Zijn ouderlijk huis waar hij is blijven wonen, nadat zijn ouders dertig jaar geleden zijn omgekomen bij een auto ongeluk. Hij heeft alles hetzelfde gelaten. Nico houdt niet van verandering.

Tot die bewuste maandag twee weken geleden. Nico was zoals altijd naar de fabriek gelopen. Hij was achter zijn bureau in de kleine kamer aan het einde van de lange gang op de tweede verdieping gaan zitten en begonnen met zijn werk. Het was er rustig geweest. Hij had die dag, zoals wel vaker het geval was niemand gesproken. Pas aan het einde van de dag had zijn manager hem opgemerkt en uitgelegd dat hij net als iedereen thuis moest gaan werken. Zijn werkopdrachten zou hij via de mail ontvangen. Nico pakte zijn spullen en ging naar huis.

Thuis aangekomen was de paniek toegeslagen. Thuis werken. Hij had een uur lang door het huis gelopen. De oude werkkamer van zijn vader geopend en weer dicht getrokken. Muis rechts, blocnote en pen links. De trap op en af gerend.  Muis links, blocnote en pen rechts. Aan tafel nam hij voor de laatste keer alles nog eens door. Toen hij dacht het weer onder controle te hebben werd er een briefje door de brievenbus gedaan.

 Goedenavond buurman,

 Ik vind het vervelend voor u dat u deze periode alleen moet doorbrengen, daarom zal ik u iedere avond een maaltijd brengen. U hoeft zich dan niet zo alleen te voelen.

 Groeten buurvrouw Netty

Nico kon die nacht niet in slaap komen.

Vannacht heeft Nico wel goed geslapen, hij is gelukkig. Er is thuis niemand die hem iets toeroept, uitlacht of pootje haakt. Geen zout in zijn koffie of collega’s die zich omdraaien of niet reageren als hij naar ze toeloopt om iets te vragen.

Zijn manager belt elke morgen om negen uur en vraagt dan hoe het met hem gaat, of hij nog gezond is. Ze spreken het werk door en hij krijgt een complimentje voor zijn geleverde werk en stiptheid.

Elke avond iets voor zeven uur wordt er aangebeld en als hij dan om 19:00 precies de deur open doet, staat er een maaltijd op de stoep. Buurvrouw Netty zwaait dan nog even en wenst hem smakelijk eten en een fijne avond.

Verandering is zo erg nog niet denkt Nico en hij hoopt nog lang in quarantaine te mogen blijven.

Naar buiten – verhaal door Ingrid Oosten

Met dit verhaal heeft Ingrid Oosten een plek in de top 3 behaald!

Uit de grote hoeveelheid inzendingen zijn 3 topverhalen geselecteerd die we graag met jullie delen. In willekeurige volgorde verschijnen de beste 3 verhalen gedurende deze week op onze blog. Maandag 11 mei maken we via Facebook bekend wie op welke plek is geëindigd en wie er dus met de hoofdprijs vandoor gaat.

Jurylid Manon Duintjer over Naar buiten:

Ingrid beschrijft zonder omhaal van woorden, met treffende details de omstandigheden waarin zij (en velen met haar) nu leven. Vervolgens trekt zij een parallel met een ander verstoord leven. Die overgang is subtiel en daardoor verrassend. Ook zet zij hiermee het ongemak van nu in een ander perspectief. Dat werkt relativerend. Inhoudelijk sterk, goed opgebouwd en mooi geschreven!


Naar buiten

Het is stil buiten op straat. De vogels vliegen heen en weer naar hun nesten, maken ruzie over gevonden broodkruimels. Zij merken niets van het onzichtbare virus. Het virus dat ervoor zorgt dat iedereen binnen blijft. De straten, bioscopen, scholen en restaurants zijn leeg. Het is stil, terwijl het stormt in de wereld.

Waarschuwt de wereld ons voor het gedrag dat we vertonen? Is dit payback time? Slaat de aarde terug omdat we haar leegzuigen alsof ze een derderangs hoertje is? Is dit ons gedwongen moment van verstilling? Van nadenken over hoe het verder moet? Met de wereld, mijn leven en met dat van jou?

Het is stil, maar de wereld draait door.

En ik? Hoe beleef ik deze tijd waarin alles wat gewoon was ongewoon is geworden?

Elke dag halen we ons dagelijkse portie frisse lucht. De ene dag maken we een fietsrondje, de andere dag gaan we een partijtje voetballen en op berenspeurtocht; alles voor een beetje afwisseling.

Onze kinderen geven we om beurten les. Er hangt een dagschema aan de muur waarop staat wanneer we werken, wanneer we eten en wanneer we niks hoeven te doen. Samen maken we keersommen, schrijven een opstel, knutselen een kijkdoos en versieren kaarten voor de eenzame ouderen in het bejaardentehuis.

Mijn agenda is leeg. Alle etentjes, voetbalwedstrijden, dansvoorstellingen en feestjes zijn afgelast. De reis in de meivakantie is geannuleerd.

Ik werk op afstand, zo goed en zo kwaad als het kan. Ik bel, videobel en mail om op die manier het werk te doen waar ik normaal twintig minuten voor in de file sta.

Ik heb tijd om de zolder op te ruimen, het fotoboek van de afgelopen jaren bij te werken en de tuinmeubelen te schilderen. Ik pak alle klusjes op, zodat ik mij niet verveel.

En ik lees.

Ik lees over een puber die ook binnen moest zitten. Ze maakt er maar het beste van met de mensen om haar heen.

Ze maakt haar keersommen voor school, plakt plaatjes van filmsterren op haar slaapkamermuur, geniet van de geschiedenislessen en ze droomt weg.

Ze mist de zon op haar gezicht. Het benauwt haar dat ze nooit naar buiten mag, maar altijd naar dezelfde muren moet kijken.

Ze mist haar vriendinnen met wie ze vroeger uren zat te kletsen. Ze mag hun geen brieven schrijven, want ze mogen niet weten waar ze is.

Haar agenda is leeg voor de komende tijd; geen feestjes, schoolzwemmen, bioscoopbezoek of dagjes strand. Het belangrijkste is nu om onzichtbaar te zijn. De buitenwereld moet denken dat ze niet meer bestaat. Haar lichaam, haar gedachtes, haar ideeën zijn niet belangrijk, ze zijn niet voor deze wereld bestemd.

Uit verveling en afleiding leest ze veel boeken en ze schrijft in haar dagboek.

Ik lees in dat dagboek en besef dat zij 730 dagen binnen heeft gezeten. Van 6 juli 1942 tot 4 augustus 1944 bleef ze binnen, in angst dat er op de deur zou worden geklopt.

En ik schaam me, omdat ik klaag dat ik het saai vind, me verveel. Terwijl ik leef in luxe, met genoeg te eten en via allerlei kanalen contact kan onderhouden met familie en vrienden.

Wij zitten nog maar 40 dagen in ons huis. Anne Frank zat er 730 dagen lang. En toen moesten ze naar buiten.

De zwaaier – verhaal door Alex Dol

Met dit verhaal heeft Alex Dol een plek in de top 3 behaald!

Uit de grote hoeveelheid inzendingen zijn 3 topverhalen geselecteerd die we graag met jullie delen. In willekeurige volgorde verschijnen de beste 3 verhalen gedurende deze week op onze blog. Maandag 11 mei maken we via Facebook bekend wie op welke plek is geëindigd en wie er dus met de hoofdprijs vandoor gaat.

Jurylid Manon Duintjer over De zwaaier:

De zwaaier bestaat grotendeels uit een uitstekend geschreven (want naturel) dialoog tussen een pizzakoerier en een oudere man. Knap hoe Alex in een beperkt aantal woorden de koerier als een mens van vlees en bloed weet neer te zetten met zijn sympathieke en onsympathieke kanten. Het eind is wrang en tegelijkertijd ontroerend.


De zwaaier

Het geknetter echoot in de lege straten van de bloemenbuurt. Kak, wat is die wind koud. Noordenwind in de lente. Had ik maar een helm opgedaan, dan had ik nu niet zo’n traanogen gehad. Ik parkeer mijn brommer bij een hoekhuis in de Begoniastraat en grijp de laatste pizza uit mijn kist. Tergend lang duurt het voordat de deur langzaam opendraait.

‘Uw pizza, meneer.’

Een hoogbejaarde man kijkt me onderzoekend aan. Veel langer dan nodig wacht hij voordat hij de doos aanpakt.

‘Nee maar! Jij bent het! De zwaaier! Heb je een baantje gevonden jongen?’

Pas nu realiseer ik me waar ik heb aangebeld. Dit is het huis van de man achter het raam. “De raambejaarde” noem ik hem wel eens gekscherend tegenover mijn vrienden. Hij zit er altijd, hij zwaait altijd en altijd zwaai ik terug. De lach op zijn gezicht groeit dan bijna zijn leunstoel uit.

‘Zoals u ziet meneer. Ik doe dit werk al een tijdje.’

De man staart me aan alsof ik zijn verloren zoon ben. Op zijn ingevallen mond verschijnt de brede glimlach die ik me zo goed herinner. Gaat hij me nu om de nek vliegen? Ik hoop het niet. Tussen hem en mij alleen de pizzadoos. De oudemannenlucht doet me terugdeinzen.

‘Ja, jongen, neem maar afstand dat is verstandiger. Ik ben ziek, jongen, zoals zovelen.’ Hij zal toch geen corona hebben, die man? Of bedoelt hij dat hij het niet wil krijgen?

‘Je bent één van de weinigen die trouw terugzwaait, jongen.’, vervolgt de man na een korte pauze. ‘Ik noem je altijd Bart de Zwaaier, weet je dat? Maar zo zal je vast niet heten. Iedereen jakkert hier maar voorbij, in vliegende vaart de hoek om. Zo’n klein gebaar is veel waard weet je dat? Zeker als je al jaren zo aan huis gekluisterd bent zoals ik.’

‘Dat spijt me voor u meneer. Maar de pizza is ook wat waard. Negen euro vijftig om precies te zijn.’

Waarom nu zo onaardig? Dat heeft die man toch niet verdiend? Waarschijnlijk ben ik zijn enige aanspraak deze week, op de kassajuffrouw na dan. Hoe kan ik dit repareren? Mee naar binnen? Bij een onbekende oude man? Ik ben zijn kleinzoon toch niet?

‘Ik haal wat voor je op.’ zegt de man zachter terwijl hij zich omdraait met de pizza. Als hij naar binnen verdwijnt heb ik de kans om het huis waar ik al zo vaak langsfietste voor het eerst van dichtbij te bekijken. De eikenhouten leunstoel, schuin naar het raam gedraaid. De salontafel ingelegd met plavuizen, daaronder een rijtje lege bierblikken. Op tafel nog de papieren zak van de snackbar verderop. Deze man neemt zijn quarantaine serieus. Of zou dit voor hem normaal zijn?

‘Neem dit maar mee,’ onderbreekt de man mijn gedachten. Geruisloos is hij in de deuropening aan staan. ‘Je zult het ongetwijfeld harder nodig hebben dan ik. En bovendien, ik heb toch niet lang meer.’ Hij overhandigt me een klein bruin envelopje. Het plakt een beetje.

‘Ik neem alleen cash geld aan meneer. Zit daar een tientje in?’

‘Dat zul je wel zien.’ antwoordt hij terwijl hij over mijn schouder naar een groepje passerende scholieren zwaait. ‘Ik ben koortsig de laatste dagen. Ik ben bang dat ik…’ een diepe hoestbui breekt zijn zin af, alsof hij het heeft ingestudeerd. Wil hij een punt maken? Deze kans op contact grijpen? Wat te doen? Ik kijk de man vragend aan. ‘Gaat het wel?’

‘Neem het mee. Maak het open als je thuis bent. Ga maar.’ zegt hij tussen het gerochel door.

‘Of nee, wacht, Bart!’ Uit zijn vestzak vist hij een verfrommeld tientje.

‘Voor de pizza. Alsjeblieft.’ Hoestend en rochelend verdwijnt hij naar binnen.

Terug op het werk besluit ik de envelop te bekijken. Zonder het open te maken zie ik een groot aantal bankbiljetten. Dit kan niet de bedoeling zijn. Zo snel als ik kan rijd ik terug naar de Begoniastraat. Mijn geknetter echoot door de straten, maar wordt langzaam overstemd door een sirene. De ambulance haalt mij in en stopt bij het hoekhuis. Pas op dat moment voel ik de snijdende noordenwind weer. Het doet mijn ogen tranen.