Sprechhund – Door René Appel

In films treedt nogal eens een sprechhund op. Dat is zeker geen sprekende hond, maar een personage tegen wie gesproken wordt. Volgens Wikipedia is het ‘een soms kunstmatig overkomende techniek waarbij een onwetende ‘Sprechhund’ ten tonele wordt gevoerd aan wie informatie wordt gegeven over wat er tot dan toe allemaal is gebeurd.’ Het is overigens wel een techniek die soms indruist tegen het bekende ‘show-don’t-tell-principe’. Het gaat verder niet alleen om informatie over wat er eerder is voorgevallen (en dus niet getoond wordt), maar ook om alle informatie die – in het geval van een boek – lezers nodig hebben om het verhaal te begrijpen, de personages te kunnen plaatsen enz.

Het is vaak handig om in een roman een sprechhund op te voeren, bijvoorbeeld een vriendin van de hoofdpersoon, een goede collega, een aardige buurvrouw, meestal een ‘vertrouweling’. In de eerste plaats is dat om – zoals hierboven al staat – informatie over ‘het verleden’ te geven, waarvoor anders misschien een flashback zou moeten worden ingelast. Dat werkt soms beter dan een zinnetjes als het volgende: ‘Ze dacht na over wat er gebeurd was. Misschien had ze David nooit een sleutel van haar appartement moeten geven, want daar was alle ellende mee begonnen… enz.’

Met een sprechhund als dialoogpartner is een tekst als de volgende mogelijk:
‘Toen ontmoette ik David en in begin knetterde het helemaal.’
‘Ja, dat had ik ook wel in de gaten.’
‘Maar later kwamen er allerlei dingen naar boven, zoals met die sleutel…’
‘Die sleutel? Was er een probleem met een sleutel?’
Enzovoorts.

Ten tweede is een sprechhund ook geschikt om informatie te geven over overwegingen, twijfels, gedachten, gevoelens enz. van een personage. In een verhaal moeten niet te vaak zinnen voorkomen als: ‘Hij dacht dat hij het anders aan zou moeten pakken en dat hij beter… enz.’ De volgende passage komt uit Normale mensen van Sally Rooney: ‘(…) Engels is toch eigenlijk geen echte studie waar je een goede baan aan overhoudt, het is een grote grap, en dan denkt hij dat hij waarschijnlijk toch beter rechten had kunnen kiezen.’ Zo’n overweging komt meer tot leven als er een sprechhund wordt ingeschakeld:

‘Wat studeer je nu?’ (vraagt de sprechhund)
‘Engels, maar dat vind ik geen echte studie.’
‘Waarom niet?’
‘Je houdt er nooit een goeie baan aan over. Ik had beter rechten kunnen kiezen.’
‘Rechten?’
Enzovoorts.

Maar blijf wel letten op het ‘show-don’t-tell-principe’: gebruik de sprechhund nooit om alles tot in den treure uit te leggen, want bedenk dat hij ook gemeen kan bijten.

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). In oktober 2018 verscheen ‘Dansen in het donker’, bestel het boek hier. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

De spanning erin houden – door René Appel

‘The moment I decided to leave him, the moment I thought enough, we were thirty-five thousand feet above the ocean, hurtling forward but giving the illusion of stillness and tranquility.’ Dit is de eerste zin uit The wife van de Amerikaanse schrijver Meg Wolitzer (nog niet vertaald in het Nederlands), onlangs verfilmd met de fantastische Glenn Close in de hoofdrol. De ‘ik’ in deze zin is Joan Castleman, echtgenote van de beroemde auteur Joe Castleman, en ze zijn per vliegtuig onderweg naar Helsinki, waar Joe de ‘Helsinki prize’ zal krijgen voor zijn hele oeuvre. Die prijs is te beschouwen als het kleine broertje van de Nobel Prijs voor literatuur en voor Joe is het een enorme eer dat die prijs hem is toegekend.*)

De eerste zin roept uiteraard spanning op. Wanneer zal Joan tegen Joe zeggen dat ze een eind aan hun huwelijk wil maken, hoe zal hij reageren, gooit ze de plechtige prijsuitreiking in het honderd? Het boek beschrijft verder de vliegreis, de aankomst in Helsinki, het verblijf in het hotel, enz. Maar de meeste ruimte wordt ingenomen door vakkundig ingelaste flashbacks van Joan over haar eerste ontmoeting met Joe, het begin van hun affaire, hun huwelijk, hun kinderen, Joe’s vreemdgaan en uiteraard zijn carrière. (Nu moet ik hier schrijven: Spoiler alert, maar ook voor degenen die het boek nog willen lezen, blijft er heel veel over om van te genieten.)

Hoe zit het dan met wat er in de eerste zin van het boek wordt gemeld, vraagt de lezer zich af. Pas op p. 79 in de uitgave van Vintage Books uit 2012 staat: ‘I hadn’t known for certain, before I’d gotten on the airplane in New York, that I would leave him.’ ‘Aha,’ denkt de lezer, ‘het gaat dus gebeuren.’ Maar zo ver is het nog lang niet, de spanning blijft aanhouden. Er volgen nog vele pagina’s met wederwaardigheden in Helsinki en flashbacks van het leven van Joe en Joan voordat op p. 188 de eventuele echtscheiding weer ter sprake komt. Dan zit Joan alleen in een taxi, dronken. Ze denkt een stem te horen, die haar vraagt: ‘Are you really going to leave him?’ Ja, is het antwoord van Joan, dat ga ik doen.

Drie pagina’s verder, ’s ochtends om 5 uur als Joe – ook dronken – de hotelkamer binnen komt stommelen en Joan wakker heeft gemaakt, zegt ze het eindelijk: ‘When we get back to New York, I want a separation. I’ve thought it all through.’

Hè, hè, denk je dan, eindelijk is de kogel door de kerk, de spanningsboog heeft zijn werk gedaan. Maar dan volgen er nog bijna dertig pagina’s met een zeer verrassend slot, waarvan je achteraf moet zeggen: ja, dat zit erin, dat heeft Wolitzer knap voorbereid, misschien heb ik me zo op die aangekondigde echtscheiding gericht, dat ik dát punt uit het oog ben verloren.

Wat dat punt is? Nee, dat zeg ik niet. Eén spoiler (‘verpester’) is meer dan genoeg. Wel is het goed om te benadrukken dat The wife impliciet een mooie schrijfles over spanning en verrassingen bevat, maar ook dat het geweldig goed en vaak bijzonder geestig is geschreven.

*) In de film krijgt Joe Castleman de Nobel Prijs. In films zijn verhaalelementen  nu eenmaal vaak sterker aangezet dan in boeken.

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). In oktober 2018 verscheen ‘Dansen in het donker’, bestel het boek hier. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Lichies en lampies – een kerstverhaal van René Appel

 

‘Ja, kijk, een jaar of wat geleden is het klein begonnen. Kees en Diny, van hiernaast, die zetten een kerstboom in de tuin met allemaal lichies, lampies en slingers. Toen konden wij natuurlijk niet achterblijven. Dus het jaar daarop wij ook een kerstboom in de voortuin, een flinke grote, met een Kerstman ernaast, een halve meter hoog ongeveer en verlichting van binnenuit, dus dat stond fantastisch. En wat krijg je dan? Precies, dat anderen mee gaan doen. De sneeuwbal ging rollen, zal ik maar zeggen. Sneeuw… kerst, je begrijpt het wel.

Dat is ook wel wat voor dit straatje. Het is nog geen honderd meter, denk ik, en allemaal mensen die het gezellig willen hebben met mekaar. Nou ja, allemaal… Maar daar kom ik straks nog op. Met kerst dan jutten we mekaar een beetje op. Ook als het Nederlands elftal speelt op een EK of een WK, dan wordt deze hele straat compleet oranje, ik zweer het je. Een buurtbarbecue, zo’n groot tv-scherm in een tuin en dan met z’n allen kijken. Een biertje erbij, een paar bakken chips, nootjes. Daar doe je het allemaal voor, hè, voor de gezelligheid.

Maar goed, met kerst is het anders. Dan is er één avond dat iedereen buiten komt, als alles hangt en staat, dat is ondertussen traditie. Dan hebben we warme chocolademelk, Jägermeister en glühwein. Misschien dat jij denkt dat we elkaar een beetje gek zitten te maken met al die kerstspullen, maar we vinden het gewoon hartstikke leuk en dat is het ook.

Nadat wij eenmaal begonnen mee te doen met Kees en Diny, gingen er steeds meer meedoen. Kijk, hier heb ik wat foto’s. Zie je, al die slingers, lichtslangen, hier bij Ton en Henny, die hadden een levensgrote kerststal in de voortuin staan. Wij hadden een kerstman die “Ho, ho, ho” kon zeggen, “Ho, ho, ho”, en die met een bel rinkelde. Niet de hele tijd natuurlijk, maar ik had het zo geregeld dat ik, terwijl ik in de kamer zat, een schakelaartje om kon zetten als er iemand langskwam. In het begin schrokken mensen zich het leplazarus. Echt, hartstikke geinig. Kijk, hier een hele arreslee van lichtslangen. Fantastisch toch! O ja, deze, die is ook mooi, een kerstdorp in de bergen. Met een skilift, die ook echt werkte. Die is van Harry, m’n zwager. Een uren dat-ie erin gestoken heb! Ook om wat te doen te hebben, hoor. Een jaar eerder was z’n vrouw overleden, Mieke, de zus van mijn vrouw. Moet je deze foto ’s zien… een ijsbeer met een jong op z’n rug, net echt. Nou ja, ze worden van binnenuit verlicht, dat heb je met een echte ijsbeer natuurlijk niet. Haha, geintje.

De hele straat deed dus mee, behalve die van nummer zeventien. Hij woont daar in z’n eentje en bemoeit zich nergens mee. Feestjes, buurtbarbecue… hij is er nooit. Z’n voortuin stelt ook niks voor. Geen bloemen, geen planten, geen boompies, niks. Vitrage voor ’t raam en als-ie ´s avonds thuis is, gaan de gordijnen dicht. Alsof-ie wat te verbergen heb. Maar die doet dus niet mee. Slingers, kaarsen? Vergeet ’t maar.

Daar hadden we al de pest over in, over die spelbreker, maar helemaal toen die wedstrijd kwam, van de tv. Welke straat de mooiste kerststraat… ja, verdomd moeilijk uit te spreken… welke dus de mooiste kerststraat van Nederland is. En met die tuin van nummer zeventien erbij lijkt die van ons net een mooi gebit met één rotte tand erin. Zo is het toch? Heb ik gelijk of heb ik gelijk? Dus de nacht voordat ze van de tv zouden komen filmen, hebben we die hele tuin van nummer 17 vol gezet met kerstspullen die we nog over hadden. Ton legde een paar snoertjes voor de verlichting want hij woont op nummer vijftien.

En wat denk je? De volgende ochtend, nog voor die mensen van de tv kwamen, had die kloo… nee, laat ik het netjes houden… had die kerel het allemaal weer weg geflikkerd, gewoon op de stoep gezet. Kreeg je weer die ene rotte tand. D’r was ook niet met hem te praten, hoor. Volgens Ton kan er nog net “goeiemiddag” of “goeienavond” vanaf, maar meer ook niet.

Maar goed, we hadden ons dus opgegeven voor die wedstrijd en echt… het zag er fantastisch uit. Dat licht… bij mekaar wel duizenden LED-lampies, al die lichtslangen, die versieringen, niet één, maar wel drie arresleeën, een draaiende kerstboom bij Eric en Ankie in de tuin, muziek, alles in dat kleine stukkie straat. En dat hebben ze dus allemaal gefilmd voor die wedstrijd. Ik ben zeg maar zo’n beetje de centrale man geworden, dus ze wilden een interview met me over hoe het zo gekomen was en ook of het niet een beetje te ver ging. Ik heb zeker wel een kwartier met ze zitten praten en ze begrepen het, dat het gewoon leuk was, over die zeikerd van nummer zeventien geen woord.

Toen kwam dus de uitzending, in Hart van Nederland. Met een heel ploegie zaten we te kijken bij Kees en Diny. Pilsje erbij, glaasje wijn, een knabbeltje… Er waren drie finalisten en wij waren één van die drie. Verschrikkelijk spannend. Voor de winnaar lagen er duizend eurootjes klaar. Eerst wat gebabbel vooraf over kerst en kerstversieringen en toen maakten ze bekend wie nummer drie was. Een straat ergens in de Achterhoek, Doesburg of zo. En toen kreeg je reclame. Ik zat mezelf op te vreten van de zenuwen, want daarna zouden ze zeggen welke straat nummer één was, dan was meteen duidelijk wie twee was. Nou ja, jij weet het al. Wij waren tweede geworden. Toen klonken er wel een paar stevige vloeken, kolere nog aan toe.

En weet je wat het ergste was? Onze straat lieten ze wel zien, met al die versieringen en zo. Prachtig allemaal. Maar van dat interview met mij kwam geen seconde op tv. En wie wel, om minutenlang te vertellen waarom hij niet meedeed? Precies, die eikel van nummer zeventien.’

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). Oktober 2018 verschijnt ‘Dansen in het donker’, bestel het boek hier. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

De sandwichformule – Door René Appel

Er zijn verschillende manieren om een verhaal te vertellen. Als schrijver kies je de (grammaticale) tijd, het perspectief, je ‘bouwt’ iets, je bouwt een roman met fragmenten, beschrijvingen, flashbacks, eventueel zogenaamde flashforwards, enzovoorts. Het begrip sandwichformule slaat op een speciale manier van vertellen, namelijk die waarbij het eigenlijke verhaal ingeklemd is tussen een ouverture en een afsluiting. Ik zal drie voorbeelden geven van drie prachtige romans die volgens dit principe zijn gebouwd.

Het verhaal in het café

De eerste is Biecht van een moordenaar van Joseph Roth (wie nog nooit iets van hem heeft gelezen, moet dat snel gaan doen). De ‘ik’ gaat naar een Russisch café-restaurant in zijn woonplaats Parijs, waar in de jaren dertig van de vorige eeuw veel Russische emigranten en bannelingen komen. Daar ontmoet hij een man, ene Semjon Semjonovitsj Goloebtsjik. Het is middernacht, de kastelein doet de deur op slot, en Goloebtsjik begint aan een verhaal. Hij zegt zelf dat het een simpel verhaal is dat hij beknopt wil vertellen, maar de laatste zinnen van de ouverture luiden: ‘Hij begon. En het verhaal was beknopt noch banaal. Daarom heb ik besloten het hier op te schrijven.’ Dan volgt ‘de biecht van een moordenaar’ van Goloebtsjik, meer dan 160 bladzijden. Als de verteller bij het ochtendgloren de straat is opgegaan, begint de afsluiting met ‘Ik bleef alleen met de kastelein achter. “Wat een verhalen hoor je bij u,” zei ik.’ Na nog zo’n vier bladzijden eindigt het boek met: ‘Nog diezelfde dag verliet ik mijn kamer in de Rue des Quatre Vents. Goloebtsjik heb ik nooit meer gezien, ook geen van de mannen die zijn verhalen hebben gehoord.’

Een donkere nacht

Het tweede voorbeeld is De nacht in Lissabon van Erich Maria Remarque. Ik citeer de achterflap van dit indrukwekkende boek. ‘Een donkere nacht in 1942. Een man staat in Lissabon in de haven op de kade en staart naar een Amerikaans schip. De man is Hitler-Duitsland ontvlucht en heeft geen visum en geen geld. Plots biedt een onbekende hem twee tickets aan voor de boot naar Amerika. Onder slecht één voorwaarde: dat hij deze nacht naar zijn verhaal zal luisteren.’ Weer een verhaal dat ’s nachts verteld wordt, deze keer niet in één café-restaurant maar in een aantal cafés en nachtclubs, met ook weer veel spanning. Want waarom wil de man zo nodig zijn verhaal vertellen aan iemand die hij niet kent? Wat zit hierachter?

Een uitnodiging bij hem thuis

Ten slotte een Nederlandstalige roman volgens de sandwichformule, namelijk Lijmen van Willem Elsschot, vaak in één adem genoemd met Het been dat als een vervolg is te beschouwen. Lijmen begint (alweer) in  een café, waar de ‘ik’ een oude (vaag) bekende ontmoet: Laarmans. Die nodigt de ‘ik’ de volgende dag uit bij hem thuis en daar vertelt hij het verhaal van zijn financiële manipulaties met ‘Het Wereldtijdschrift’, die de ‘ik’ weerzinwekkend vindt. Laarmans legt een hand op zijn knie, maar… ‘Ik sidderde onder zijn aanraking, sprong overeind, stiet hem met alle geweld van mij af en vluchtte de trap af en het huis uit.’

Bij een sandwich gaat het vooral om het beleg

Goed beschouwd is er in Lijmen nauwelijks meer sprake van een afsluiting, maar met enige tolerantie is het begrip ‘sandwichformule’ toch van toepassing. In alle drie gevallen is het ‘brood’ (dus ouverture en afsluiting) aan de dunne tot zeer dunne kant, maar dat is geen probleem. Bij een sandwich gaat het immers vooral om het beleg, het verhaal dat ertussenin geklemd zit, en dat is in alle drie gevallen voortreffelijk.

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). Oktober 2018 verschijnt ‘Dansen in het donker’, bestel het boek hier. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Dansen in het donker – door René Appel

Geen thriller, wel een échte Appel

Recent kwam mijn 23ste roman uit: Dansen in het donker. Geen thriller, wel een échte Appel, zoals ik graag mag onderstrepen. Als schrijver moet je het immers ook hebben van je naamsbekendheid en dan kun je beter Appel dan De Jong of De Vries heten.

Waarom geen thriller? Simpelweg omdat ik – als lezer en als schrijver – enigszins was uitgekeken op dat type boeken. Bij het schrijven wilde ik niet meer gebonden zijn aan de eisen die het misdaadgenre stelt: bij voorkeur moet er een verrassende wending in het verhaal zitten, de plot moet keurig worden afgewikkeld, aan het eind moet duidelijk zijn hoe een en ander in elkaar steekt, enzovoorts. Vrijheid wilde ik, vrijheid bij het denken over verhaallijnen, vrijheid bij het schrijven.

Literaire romans kunnen óók spannend zijn

Een en ander betekent natuurlijk niet dat zo’n verhaal niet spannend is. Dat is het namelijk wel degelijk (dus inderdaad een ‘échte Appel’), net zoals veel literaire romans ook spannend kunnen zijn, wat ik in mijn boekje Spannende verhalen schrijven al heb laten zien. Maar een afgeronde intrige, waarin alles keurig is afgewikkeld, nee, dat niet. Zo resteert er voor de lezer nog wel het een en ander om over na te denken.

De titel had ik al in het begin van het schrijfproces. Het is ook de titel van een van de bekendste cd’s van Bruce Springsteen: Dancing in the dark, en inderdaad Bruce Springsteen speelt ook een rol in het verhaal (uiteraard niet als personage, maar zijn muziek). Het schrijven zelf is ook te zien als ‘dansen in het donker’: je schrijft, je probeert, je maakt allerlei figuren, je volgt het ritme van de taal, woorden worden noten, maar niemand ziet het, het blijft allemaal verborgen, in het duister, in het donker. Je weet zelf niet waar het allemaal op uit zal draaien, maar ondertussen dans je toch door in de hoop dat je aan het eind tevreden kunt zijn.

Dat ene kernachtige zinnetje

In een vorig blog schreef ik over dat ene, belangrijke kernachtige zinnetje in een boek. Iemand vroeg me of ik in Dansen in het donker ook zo’n zinnetje kon aanwijzen. Ik heb het volgende gekozen, over Inge, de hoofdpersoon van het boek. Ze denkt na over haar in het slop geraakte huwelijk: ‘Ze waren elkaars vanzelfsprekendheid geworden.’

Dat is raak, volgens mij.

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). Oktober 2018 verschijnt ‘Dansen in het donker’, bestel het boek hier. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Die ene zin – door René Appel

Een veelbetekenend zinnetje…

In Everything I never told you van de Amerikaanse schrijfster Celeste Ng (die achternaam schijn je te moeten uitspreken als ‘ing’) vertelt Marilyn over haar relatie met James Lee. Marilyns moeder was daar absoluut niet blij mee, want ze ziet James als ‘minderwaardig’. Ze zegt dat weliswaar niet zo, maar ze hoopt dat haar dochter een andere man vindt om mee te trouwen, want James heeft een Chinese achtergrond en volgens haar (dus) weinig perspectieven. Op de huwelijksdag heeft Marilyn een zeer onaangename conversatie met haar moeder. Het hoofdstuk waarin dat gesprek wordt beschreven, eindigt met een zinnetje dat bijna als een mokerslag aankomt: ‘That was the last time Marilyn saw her mother.’ En dan gaat in een volgend hoofdstuk het verhaal verder. Zo’n enkel, simpel, veelbetekenend zinnetje zegt meteen veel over Marilyn en haar moeder.

Het zegt alles wat het zeggen moet

Nog een voorbeeld van zo’n eenvoudig zinnetje, dat niet alleen inhoudelijk een belangrijke functie heeft, maar dat tegelijkertijd het ritme van het verhaal bepaalt. Dat laatste is ook heel goed te demonstreren aan het verhaal ‘Stationschef Fallmerayer’ uit de bundel De buste van de keizer en andere verhalen van de schrijver Joseph Roth (nee, geen familie van Philip), die vooral bekend is van de prachtige roman Radetsky Mars.

In het betreffende  verhaal gaat het om de onwaarschijnlijke liefde tussen een stationschef en een gravin, wier man – waarschijnlijk – is gestorven aan het Oostelijk front van de Eerste Wereldoorlog. De gravin wil een kind van haar geliefde. In het voor hem typerende proza schrijft Roth dan onder meer het volgende. ‘Onbezonnen, lichtzinnig en geestdriftig als ze was, zag ze in haar geliefde, wiens mateloze liefde haar mooie, natuurlijke onbezonnenheid nog maar pas had gewekt, niettemin een toonbeeld van verstandige, beheerste superioriteit. En niets leek haar belangrijker dan een kind op de wereld te zetten waarin haar eigen voortreffelijke kwaliteiten verenigd zouden worden met de onovertrefbare kwaliteiten van haar geliefde man.’
Einde alinea. En dan, na die weelderige, beeldende zinnen begint de nieuwe alinea met dat ene kale zinnetje, dat zonder opsmuk alles zegt wat het moet zeggen: ‘Ze werd zwanger.’

Over René Appel

René Appel (1945) publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). Oktober 2018 verschijnt ‘Dansen in het donker’, een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

 

De laatste zin (van een alinea) – door René Appel

Afgezien van passages die bewust duister, mysterieus of ronduit onbegrijpelijk zijn, willen schrijvers het liefst begrepen worden. Ze willen iets overdragen op de lezer, en dat is terecht, want daarom schrijven ze. Maar soms willen ze dat te graag, zijn ze te bang dat lezers hun bedoelingen niet vatten en dan laten ze zich verleiden tot een nadere verklaring of een uitleg, en dat is vaak te veel. Zo’n concluderende zin staat vaak aan het eind van een alinea waarin het een en ander is beschreven.  ‘Ja, hè, hè,’ zal menig lezer zeggen, ‘dat had ik al lang begrepen.’ De lezer voelt zich miskend of te laag ingeschat.

Goed Volk

Ik zal een voorbeeld geven uit de recente korte autobiografische roman Goed volk van Teun van de Keuken (tv-maker, columnist en schrijver). Hoofdpersoon in dit zeer leesbare boek is het jongetje Teun, dat opgroeit eind jaren zeventig, begin jaren tachtig. Zijn vader is een bekende filmer en fotograaf en zijn moeder werkt ook in de filmwereld. De ouders zijn ‘progressief’, links, tegenwoordig zouden we hen politiek-correct noemen. Omdat zijn ouders niet elitair willen zijn (ze willen opkomen voor de verschoppelingen op deze wereld) gaat Teun naar een ‘gewone’ basisschool, dat wil zeggen een school met kinderen uit lager sociaal milieu in de buurt van de Amsterdamse Jordaan, een ‘volksschool’.

En dan komt die laatste zin

Teun schaamt zich voor zijn ouders; ze zijn te artistiekerig en hebben meningen (die ze graag verkondigen) die de ouders van zijn medeleerlingen bepaald niet delen. Hij wil ook liever geen klasgenoten mee naar zijn huis nemen. Maar nadat hij dat een aantal keren heeft geweigerd, wil hij toch een keer met die klasgenoten zijn verjaardag bij hem thuis vieren. En zowaar, het gaat goed. Zijn vader zegt geen gekke dingen, zijn moeder heeft geen te korte rok aangetrokken, de versnaperingen zijn zelfs oké (terwijl zijn ouders normaal het liefst macrobiotisch voedsel serveren) en ze doen leuke spelletjes. Maar dan gebeurt het. De vader brengt de kinderen in zijn grote Volvo naar huis. Hij vertelt zelfs een grap waar iedereen om moet lachen en dan gaan de andere jongens moppen vertellen, racistische moppen. De vader zet de auto aan de kant en gaat woedend tegen de jongens tekeer.

En dan komt die laatste zin: ‘De verjaardag was vergald.’ Hier zou ik nog het een en ander over kunnen zeggen, maar mijn laatste zin laat ik weg. De lezer heeft het al begrepen.

Over de auteur:

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). Oktober 2018 verschijnt ‘Dansen in het donker’, een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Verboden woorden – Door René Appel

Er zijn woorden die je volgens mij als schrijver in een boek voor volwassen lezers nooit moet gebruiken. Hieronder volgen enkele zinnen waarin de betreffende woorden voorkomen. Voor het gemak zijn ze gecursiveerd:

  • Met grote stappen beende hij de kamer uit. (Je gebruikt toch ook niet ‘handen’ voor het werkwoord ‘pakken’?)
  • Ze plofte neer op de bank. (Hoezo ploffen? Misschien mag het in een boek voor meisjes van 12-15 jaar, maar elders niet.)
  • Langer dan een uur zaten ze gezellig te kletsen. (Waarschijnlijk op die bank waarop ze eerst waren neergeploft; de combinatie ‘gezellig’ en ‘kletsen’ bezorgt mij überhaupt koude rillingen.)
  • Hij smeet zijn kleren op de grond. (Hoezo smijten als je ook kunt gooien?).

Waarom zijn deze woorden verboden, waarom mogen ze niet? Daar is uiteraard geen objectieve reden voor. Ik vind ze simpelweg lelijk, niet-passend in literatuur en daarom storen ze mij als lezer. Ik weet het, als je bijvoorbeeld al twee keer achter elkaar het woord ‘lopen’ hebt gebruikt, is het verleidelijk om als er weer een personage zich op zijn voeten in een bepaalde richting voortbeweegt, ‘lopen’ te vermijden en te kiezen voor ‘benen’. Maar lelijk blijft het.

Wat ik ook lelijk vind (minstens zo subjectief) is het gebruik van zeer versleten uitdrukkingen. Als taalpolitie-agent verbied ik dus zinnen als:

  • Hij probeerde zijn beste beentje voor te zetten.
  • Ze was echt een huisje-boompje-beestje-vrouw.
  • Gelukkig kende gezelligheid geen tijd en we bestelden nog zo’n goudgele jongen met een witte kraag.

Proost!

Over René Appel

foto: Merlijn Doomernik

René Appel (1945) is auteur van misdaadromans en geldt als de godfather van de Nederlandstalige psychologische thriller. Vorig najaar vierde hij zijn 25 jarig jubileum als auteur en in die tijd heeft hij even zoveel boeken geschreven.

Onlangs verscheen van zijn hand De advocaat. René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie.

‘In mijn boeken moet het allemaal helemaal misgaan, het gaat van kwaad tot erger. Of zeg maar gerust: ergst, want er moet altijd minimaal één personage het loodje leggen.’

Een rieten pet als dak – René Appel

Veel werkwoorden moeten een ‘levend’ (of ‘menselijk’) onderwerp bij zich hebben. Je kunt niet zeggen: ‘De kruk twijfelde’ of ‘De kraan vergiste zich’. Schrijvers hoeven zich van dat soort regels niets aan te trekken. De eerste, ‘ongrammaticale’ zin wordt bijvoorbeeld al veel acceptabeler als je hem in een verhaal zou uitbreiden tot: De kruk twijfelde en wist eigenlijk niet goed of hij een kruk of een stoel wilde zijn (denk aan de stoelen/krukken met een opstaand randje bij hoge receptie- of statafels).

Zo kom je in het domein van het metaforisch taalgebruik. Een auteur die op een prachtige manier deze stijlfiguur kon hanteren, was de Duitser Siegfried Lenz (1926-2014). Hij is in Nederland misschien minder bekend dan zijn generatiegenoten Günter Grass en Heinrich Böll, maar zeker zo goed en wat mij betreft zelfs beter, vooral zijn Duitse les, een absolute aanrader.

De volgende voorbeelden komen uit De overloper, zijn tweede roman, die pas na zijn dood werd ontdekt en in 2016 voor het eerst werd uitgegeven:

  • Schijnheilig schoof de rivier zijn water naar de zee (…) (Omdat de rivier zich niets aantrekt van het feit dat soldaten elkaar afmaken rond en in die rivier, RA).
  • Voorzichtig liepen ze naar een met riet gedekt gebouw toe – een gebouw dat zijn rieten pet ver over zijn voorhoofd had getrokken, alsof het niets met de wereld te maken wilde hebben (…).

De laatste roman van Tommy Wieringa, De heilige Rita, bevat ook een aantal mooie metaforen waarin aan niet-menselijke eenheden menselijke eigenschappen of handelingen worden toegeschreven, zoals in de volgende voorbeelden:

  • In de achtertuinen van de douaniershuizen kwijnen de maïsstengels en wacht de boerenkool de eerste nachtvorst af.
  • Het gebouw helt een beetje voorover, moe van alle gedane arbeid.
  • Het pennetje vloog over het papier, het vond alles even interessant.

Zowel Lenz als Wieringa is spaarzaam met dit soort metaforisch taalgebruik, want voor je het weet wordt het een maniertje dat leidt tot te uitbundige metaforen. Dan zet je je fiets niet meer in een rek, maar aanvaard je de uitnodiging van het rek om je fiets tussen zijn stalen tanden te plaatsen.

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen 

Titels – René Appel

De Titel

Soms heb je hem meteen, de titel voor een boek of voor een verhaal, maar een andere keer is het zoeken, brainstormen met anderen, de tekst nog een lezen, verschillende ‘kandidaat-titels’ opschrijven en dan is het eindresultaat soms nog onbevredigend. Vroeger was het makkelijk. Toen heetten romans over het algemeen naar hun hoofdpersoon. Denk bijvoorbeeld aan Ferdinand Huyck van Jacob van Lennep of Julia van Rhijnvis Feith. Een enkele keer maken tegenwoordig auteurs nog wel eens gebruik van die mogelijkheid, zoals Annie van Kees van Kooten en Joe Speedboat (een bijnaam natuurlijk) van Tommy Wieringa.

Hoofdpersoon

Een andere mogelijkheid is het ‘omschrijven’ van een van de hoofdpersoon: De asielzoeker van Arnon Grunberg, De bastaard van Manon Uphoff of zelfs met twee hoofdpersonen De dokter en het lichte meisje van Simon Vestdijk. Een belangrijke emotie, die als het ware het hele boek kleurt, kan ook als titel worden gebruikt, zoals Troost van Ronald Giphart, Brandende liefde van Jan Wolkers of Oud en eenzaam van Gerard Reve. De situatie waarin een (deel van het) verhaal zich afspeelt komt soms terug in de titel, bijvoorbeeld in W.F. Hermans’ Onder professoren, Kees van Beijnums Het verboden pad of Adriaan van Dis’ Indische duinen.

Het is natuurlijk volstrekt subjectief, maar sommige titels zijn ronduit mooi (vind ik tenminste), zoals Onder het plaveisel het moeras of Asbestemmingen, beide van A.F.Th. van der Heijden. Die laatste is natuurlijk zo fraai omdat een lezer de neiging heeft om hem in eerste instantie te lezen als: Asbest-emmingen, en niet als As-bestemmingen.

Samenstelling

Betrekkelijk recent zijn de nieuwe samenstellingen, in feite neologismen, die als titel dienen, bijvoorbeeld Schaduwkind (P

.F. Thomése), Sneeuwbeeld (Thomas van Aalten) en Lekhoofd (Haro Kraak). Vaak zijn dat termen die in het verhaal al een keer worden gebruikt, en dan bij wijze van spreken promoveren tot titel. Ook hedendaags zijn zogenaamde teksttitels, soms hele zinnen, zoals Renate Dorresteins Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor of Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend van Arjen Lubach. Maar hoezo hedendaags? kan iemand tegenwerpen. Van Louis Couperus verscheen immers in 1906 al Van oude menschen, de dingen die voorbij gaan. En om dit stukje rond te maken: hij schreef ook een beroemd boek met de naam van de hoofdpersoon als titel, Eline Vere.

Heb jij een brandende vraag voor René Appel? 25 november kan je hem stellen op de studiedag van de Schrijversacademie. Klik hier voor meer info over de studiedag. Bel 0881630088

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd

gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen 

 

Kvinneteikbesleuk – René Appel

Kvinneteikbesleuk – Nee, dit is geen woord uit het Lets of uit het Quecha. Zo’n woord moet je ook niet alleen lezen, maar luidop laten klinken. Dan hoor je meteen dat het een directe, min of meer fonetische weergave is  van de volgende Nederlandse zin: Ik vind het eigenlijk best leuk. ‘Kvinneteikbesleuk’ is pure spreektaal zoals schrijvers die over het algemeen nooit in hun dialogen zullen gebruiken.*)

Hoe ver kunnen schrijvers gaan met het weergeven van spreektaalkenmerken (waarbij ik meteen benadruk dat die tegelijk vaak karakteristiek zijn voor non-standaard Nederlands)? In het tv-programma ‘De pennen zijn geslepen’ (waarin enkele bekende Nederlanders een thriller moesten schrijven) zei cursusleider Paul Sebes dat de taal in dialogen geen kenmerken van spreektaal mochten bevatten. Dat is natuurlijk onzin. De taal in dialogen mag niet gelijk zijn aan spreektaal, maar moet wel op spreektaal lijken. Anders krijgt de lezer keurige boekenzinnen voorgeschoteld in keurige schrijftaal. ‘Maar zo praten mensen helemaal niet’ denken lezers dan.

Hoe doet een schrijver dat en om welke spreektaalkenmerken gaat het? In het artikel ‘Algemeen Plat Nederlands’ (Schrijven Magazine, oktober 2011) ben ik hier al eens op ingegaan. Het betreft kenmerken op verschillende linguïstische niveaus: klanken (‘nou’ in plaats van ‘nu’), vervoegingen (‘hij heb’ voor ‘hij heeft’), woordkeuze (‘bek’ en niet ‘mond’).

Als het gaat om spreektaal dan zijn er ook heel andere zaken in het geding. Ik werd daar vooral met mijn neus op gedrukt door de analyses die ik heb gemaakt van het taalgebruik van zgn. Bekende Nederlanders voor het radioprogramma De Taalstaat in de rubriek TNA (elke zaterdag van 11.00 tot 13.00 uur op Radio 1). Enkele zaken die me zijn opgevallen:

  • Relatief nieuwe combinaties als ‘helemaal goed’, ‘een soort van’, ‘zeg maar’ (maar ook het bekende ‘ik bedoel’) worden vaak gebruikt, door sommige mensen heel vaak.
  • Hetzelfde geldt voor losse woorden als ‘eigenlijk’, ‘gewoon’ en ‘natuurlijk’, die qua betekenis in feite niets bijdragen aan de inhoud van de zin; het zijn zogenaamde stopwoorden, loze opvullers. Er zijn mensen die in vrijwel elke zin minstens één keer ‘gewoon’ gebruiken.
  • Heel veel mensen beginnen hun zinnen met ‘Nou,…’, ‘Nou ja,…’ ‘Kijk…’, ‘Ja, kijk…’, ‘Kijk ’s…’, ‘Ja, nee…’ of zelfs ‘Ja, nee, ja…’.

Het is niet aan te raden om als schrijver je dialogen te doorspekken met deze spreektaalkenmerken. Het is van belang om er spaarzaam gebruik van te maken. Wanneer wel en wanneer niet is niet eenvoudig te zeggen. Zelfs als geroutineerd schrijver en taalanalyst moet ik zeggen: kvinneteikbeswelmoelek.

*) Zie ook het boek van Jan Kuitenbrouwer Eik bes leuk (Thomas Rap, 2014), dat natuurlijk Eikbesleuk had moeten heten.

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen

Vergelijkingen – René Appel

Wie zijn tekst beter of mooier wil maken door vergelijkingen te gebruiken, begeeft zich op glad ijs. Dat is op zichzelf uiteraard ook weer een vergelijking, die als vaste uitdrukking tot het Nederlandse idioom behoort. Om de beeldspraak verder door te trekken: wie zich op glad ijs begeeft, loopt het risico uit te glijden en lelijk ten val te komen.

Hieronder volgen enkele voorbeelden van wat mij betreft mislukte vergelijkingen, die er vooral op lijken te wijzen dat de auteur krampachtig heeft geprobeerd ‘mooi’ of ‘literair’ te schrijven:

  • De interessante conversatie ging daarbij door tussen Noor en de aangewaaide oom uit Nieuw-Zeeland die gespreksstof over had, zijn mond was zo vol als een worst die je uit kon knijpen.
  • De genetische oerkracht van het vaderschap vonkte in hem als een reusachtige bougie.
  • Mijn pick-up (auto, RA) kwam met horten en stoten tot leven, als een natte hond die zijn vacht uitschudt.
  • Daarboven een neus die ooit door een enorme kracht zo onherstelbaar scheef en plat was geslagen dat hij nu nog het meest leek op een gebruikt en weggegooid condoom.
  • Hij neemt een felle trek van zijn sigaret, een geluid als van een gierende windvlaag.
  • Een donkere broek sloot nauw om haar heupen en een witte blouse vloeide als room van haar af.

Een enkele vergelijking vinden sommige schrijvers niet genoeg.

Zij blijven doorassociëren en aan de beeldspraak lijkt geen eind te komen, zoals in  de volgende passage uit een Nederlandse roman: ‘Het was moeilijk om de richting te bepalen waaruit haar stem kwam, alsof het geluid aarzelde om mijn oren te betreden, liever pootje baadde of zelfs maar voelde: even een voet naar binnen stak, dan weer verdween om het ergens anders te proberen. Haar stem zwierf om me heen als een kouwelijk kind om een zwembad.’

De eventuele waardering voor vergelijkingen is natuurlijk volstrekt subjectief. Er zullen zeker mensen zijn die – in tegenstelling tot ik – het bovenstaande fragment prachtig vinden. Wat zie ik nu als een mooie vergelijking? Bijvoorbeeld de volgende uit Kind van de verzorgingsstaat van Rob van Essen: ‘Zoals een vis geen idee heeft van wat water is, had ik geen idee van de verzorgingsstaat.’ Waarom mooi? De ‘ik’ leeft in de verzorgingsstaat zonder het zich werkelijk te realiseren, net als een vis niet beseft dat hij in water zwemt. Tegelijk voelt de ‘ik’ zich in de verzorgingsstaat als een vis in het water.

Natuurlijk moet ik dit blog in stijl afsluiten: Beeldspraak gebruiken is als het aaien van een kat: hij kan tevreden gaan spinnen, maar net zo goed kan hij blazend uithalen met zijn nagels. Een treffende vergelijking? Ik twijfel.

 Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen 

 

De eerste zin – René Appel

‘De portier is een invalide.’ Zo luidt de eerste zin van Nooit meer slapen van W.F. Hermans. Deze zin wordt nogal eens geciteerd als mensen het hebben over ‘mooie eerste zinnen van een roman’. Dan gaat het meestal tegelijk over het belang van een mooie, treffende eerste zin van een roman (of verhaal). Ja, met die eerste zin moet een schrijver als het ware de lezer meteen bij zijn kraag grijpen. De zin moet mooi en suggestief zijn, een sfeer van dreiging oproepen, enz. En de beginnende schrijver maar denken en ploeteren. Wanneer fluistert de Muze hem of haar nu eindelijk die prachtige eerste zin in, want zonder die eerste zin kan hij/zij immers niet verder?

Jarenlang heb ik op de universiteit studenten begeleid bij het schrijven van scripties en werkstukken. Die worstelden ook vaak met de fameuze Eerste Zin. Dan zei ik wel eens tegen hen (ik weet het, het is flauw, maar daarom niet minder waar): ‘Als je de eerste zin niet weet, begin je gewoon met de tweede.’ Je kunt immers altijd een nieuwe eerste zin bedenken of toevoegen, de voorlopige eerste zin kun je veranderen enz. De angst voor de Eerste Zin (weer met twee hoofdletters) is volgens mij vooral de angst om te beginnen met een roman of verhaal.

Hieronder staan enkele eerste zinnen van succesvolle Nederlandse romans:

  • ‘De boerenmeid (of –vrouw) had tenslotte niet geprotesteerd toen hij zijn kin op haar schouder liet rusten.’ (W.F. Hermans, De tranen der acacia’s).
  • ‘Iedere wereldstad heeft zo z’n eigen soort peepshows.’ (Joost Zwagerman, Gimmick).
  • ‘Jörgen Hofmeester staat in de keuken en snijdt tonijn voor het feest.’ (Arnon Grunberg, Tirza).
  • ‘We gingen eten in het restaurant.’ (Herman Koch, Het diner).
  • ‘De foto heeft jarenlang in een envelop gezeten, onder in een witte verhuisdoos.’ (Bert Wagendorp, Ventoux).

Over deze eerste zinnen is veel te zeggen (doe ik misschien een andere keer), maar nu wil ik wijzen op het belang van de eerste zin als introductie op een eerste scène. Het gaat vooral om die eerste scène. Die moet lezers het verhaal binnen trekken, zodat ze door willen lezen. Als er na ‘De portier is een invalide’ een flauwe beschrijving van een kantoorinterieur was gevolgd, was het nooit een beroemde Eerste Zin geworden.

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen 

 

Personages – René Appel

Als het gaat om de personages in een boek dat je wilt gaan schrijven, kun je het best eerst een biografie van die mensen schrijven. Hoe oud zijn ze, waar zijn ze geboren, hebben ze broers en/of zussen, welke school hebben ze gevolgd, enz.

Dit advies krijgen mensen vaak als ze eens schrijfcursus volgen. Leuk, weer een nieuwe opdracht in de cursus, waar in een volgende bijeenkomst over kan worden gepraat. Misschien dat het voor sommige mensen goed werkt, maar voor mij niet. Ik heb nog nooit een biografie van een van mijn personages, hoe kort ook, geschreven voor ik begon aan een van mijn inmiddels vierentwintig misdaadromans, twee kinderboeken, twee novelles en zo’n twintig gepubliceerde korte verhalen.

Hoe ga ik dan wel te werk?

Bij een roman is simpel gesteld een conflict (of een probleem) mijn uitgangspunt, vervolgens zoek ik daar de personages bij, dus de mensen die geconfronteerd worden met dat conflict oftewel de ‘spelers’ in het verhaal dat ik wil vertellen. Ik heb dan een globale notie van wat voor soort mensen dat zijn, met name wat hun karakter is. Het is veel belangrijker daar een idee over te hebben dan een antwoord op bijvoorbeeld de vraag welke opleiding ze hebben gevolgd. (Niet voor niets dat vaak ‘karakters’ een ander woord is voor ‘personages’ in een boek of een film.) Vervolgens bedenk ik waar mensen wonen (stad of platteland, wat voor soort buurt) en welk beroep ze uitoefenen. Dat zijn zaken die ik niet hoef op te schrijven in een fictieve biografie; ze zitten in mijn hoofd.

In de volgende stap ga ik enige research doen.

Zo had ik voor het boek waar ik nu mee bezig ben, bedacht dat een van de personages in het voortgezet onderwijs werkt. Omdat mijn eigen schoolcarrière (als leerling en als leerkracht) ver achter mij ligt, moest ik informatie inwinnen over het huidige onderwijs, onder meer over de boeken die gebruikt worden, over de rol van digitale media, over de toetsweken (in mijn tijd onbekend). Ik heb uitgebreid met een leerkracht gesproken, met leerlingen, ik heb lessen bijgewoond, lesmateriaal bekeken enz. Al die dingen dienen voor de stoffering van het verhaal, maar tegelijk – en dat is het belangrijkste in het kader van dit stukje – krijg ik meer greep op het karakter van mijn personage.

Wanneer ik dan echt begin met schrijven, zie ik mijn (belangrijkste) personages min of meer voor me, terwijl ik nog altijd geen letter van een biografie heb geschreven. Tijdens het werken aan een boek komen er allerlei biografische details naar boven die passend lijken in het zich ontwikkelende verhaal. Zo ontstaat de biografie van mijn karakters in de loop van het verhaal, Als ik tijdens het schrijven van pakweg hoofdstuk 8 bedenk dat een personage een zus had die ooit naar Brazilië is vertrokken, kost het weinig moeite om – als dat nodig is – daar in een eerder hoofdstuk naar te refereren.

Voor mij is dit de ideale methode, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat voor een ander hetzelfde geldt. Als je een boek wilt schrijven en je hebt behoefte aan een van tevoren opgestelde biografie van je personages, moet je vooral niet nalaten die biografie ook te schrijven. Het geeft je waarschijnlijk houvast, maar als je dat niet nodig hebt, doe het dan niet. Misschien dat ‘de methode-Appel’ je beter ligt.

Over de auteur:

René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie. René Appels eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987, Handicap. Daarna verschenen nog veel andere romans en korte verhalen. Vele malen werd een boek van hem genomineerd voor de Gouden strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en twee keer werd een boek bekroond: De derde persoon in 1991 en Zinloos geweld in 2001. Schone handen werd in 2015 succesvol verfilmd met in de hoofdrollen Thekla Reuten en Jeroen van Koningsbrugge. René Appel is ook de auteur van Spannende verhalen schrijven, over de wijze waarop schrijvers spanning kunnen aanbrengen in hun verhaal. Onlangs verscheen van hem Joyride en andere spannende verhalen