Sprechhund – Door René Appel

In films treedt nogal eens een sprechhund op. Dat is zeker geen sprekende hond, maar een personage tegen wie gesproken wordt. Volgens Wikipedia is het ‘een soms kunstmatig overkomende techniek waarbij een onwetende ‘Sprechhund’ ten tonele wordt gevoerd aan wie informatie wordt gegeven over wat er tot dan toe allemaal is gebeurd.’ Het is overigens wel een techniek die soms indruist tegen het bekende ‘show-don’t-tell-principe’. Het gaat verder niet alleen om informatie over wat er eerder is voorgevallen (en dus niet getoond wordt), maar ook om alle informatie die – in het geval van een boek – lezers nodig hebben om het verhaal te begrijpen, de personages te kunnen plaatsen enz.

Het is vaak handig om in een roman een sprechhund op te voeren, bijvoorbeeld een vriendin van de hoofdpersoon, een goede collega, een aardige buurvrouw, meestal een ‘vertrouweling’. In de eerste plaats is dat om – zoals hierboven al staat – informatie over ‘het verleden’ te geven, waarvoor anders misschien een flashback zou moeten worden ingelast. Dat werkt soms beter dan een zinnetjes als het volgende: ‘Ze dacht na over wat er gebeurd was. Misschien had ze David nooit een sleutel van haar appartement moeten geven, want daar was alle ellende mee begonnen… enz.’

Met een sprechhund als dialoogpartner is een tekst als de volgende mogelijk:
‘Toen ontmoette ik David en in begin knetterde het helemaal.’
‘Ja, dat had ik ook wel in de gaten.’
‘Maar later kwamen er allerlei dingen naar boven, zoals met die sleutel…’
‘Die sleutel? Was er een probleem met een sleutel?’
Enzovoorts.

Ten tweede is een sprechhund ook geschikt om informatie te geven over overwegingen, twijfels, gedachten, gevoelens enz. van een personage. In een verhaal moeten niet te vaak zinnen voorkomen als: ‘Hij dacht dat hij het anders aan zou moeten pakken en dat hij beter… enz.’ De volgende passage komt uit Normale mensen van Sally Rooney: ‘(…) Engels is toch eigenlijk geen echte studie waar je een goede baan aan overhoudt, het is een grote grap, en dan denkt hij dat hij waarschijnlijk toch beter rechten had kunnen kiezen.’ Zo’n overweging komt meer tot leven als er een sprechhund wordt ingeschakeld:

‘Wat studeer je nu?’ (vraagt de sprechhund)
‘Engels, maar dat vind ik geen echte studie.’
‘Waarom niet?’
‘Je houdt er nooit een goeie baan aan over. Ik had beter rechten kunnen kiezen.’
‘Rechten?’
Enzovoorts.

Maar blijf wel letten op het ‘show-don’t-tell-principe’: gebruik de sprechhund nooit om alles tot in den treure uit te leggen, want bedenk dat hij ook gemeen kan bijten.

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). In oktober 2018 verscheen ‘Dansen in het donker’, bestel het boek hier. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Autobiografisch schrijven – tip van Tania Heimans

Deze week staat de specialisatie Autobiografisch schrijven in de spotlights. We vroegen docent Tania Heimans om haar gouden tip voor het schrijven van een autobiografisch verhaal. 


Kill your darlings

Mijn eerste advies: kill your darlings, oftewel de familieleden met wie je na publicatie ellende verwacht. Laten sterven in je verhaal natuurlijk. Wees creatief. Ik koos ervoor om de moeder in mijn roman in het eerste hoofdstuk van een balkon te laten springen. Daarmee werd mijn debuut een ‘wat als-autobiografische roman’, afgekort een WAAR (verzin ik ter plekke, maar klinkt zo leuk dat ik die darling niet kill). In mijn geval geschreven met deze vraag in gedachten: wat als ik bij mijn vader had moeten opgroeien? Een WAAR is altijd een fictief verhaal. Een: hoe had mijn leven eruit gezien als…?-verhaal. Familieleden die je hierbij niet als inspiratiebron wilt gebruiken, kun je ook gewoon weglaten. Want je hóéft ze natuurlijk niet op tragische wijze om het leven te laten komen. Doodzwijgen is net zo effectief.

Wie nooit iemand uit zijn familie wil verraden moet geen roman schrijven

Sommige familieleden passen echter zo goed in je verhaal dat het eeuwig zonde zou zijn ze niet te gebruiken. Herinneringen aan hen presenteren zich aan je als kant-en-klare scènes waar gewoonweg niet tegenop te verzinnen valt. Juist rauw en onversneden blijken ze perfect. Dat had ik met de vroegere bezoekjes aan mijn opa en oma van moederskant. Mijn oma was echter nog in leven. Daarom maakte ik voor haar een uitzondering: zij hoefde niet dood. Ongemakkelijke gesprekken met haar kwamen letterlijk in het boek. Onbetamelijk? Uiteraard. Maar wie nooit iemand uit zijn familie wil verraden moet geen roman schrijven. Zelfs ongemerkt zul je uit je familieverleden putten. Voor de verbeelding is immers de herinnering nodig. Het enige wat je kunt doen om het goed te maken, is jezelf niet te sparen. Zelfspot behoedt je bovendien voor een megalomaan en sentimenteel verhaal en is dus sowieso aan te raden.

Ik vreesde voor de reactie van mijn oma

Hoe het met mijn WAAR is afgelopen? Ik had weinig schrijfervaring en geen contacten in de literaire wereld (ik woonde daarbij in Helmond), toch debuteerde ik in 2008 succesvol met Hemelsleutels. Tot mijn verrassing werd de roman een bestseller en onder meer voor de Academica Debutantenprijs genomineerd. Maar ik vreesde voor de reactie van mijn oma, waarop ik het personage oma Kroos had gebaseerd. Nadat ze mijn boek had gelezen, zei mijn oma echter trots tegen iedereen die het wilde horen: ‘Dit boek gaat ook over mij!’ Zo kan elke ongelukkige familie een schrijver op eigen wijze gelukkig maken.

Over Tania Heimans

Tania Heimans auteur van drie romans, een non-fictie boek en meerdere verhalenbundels. Daarnaast was ze stadsschrijver van Helmond en is ze dé expert als het aankomt op het schrijven van (auto)biografieën en familieverhalen.

Er staat een nieuwe klas Autobiografisch schrijven ingepland voor 12 oktober 2019 in Utrecht. Meld je aan door een mail te sturen naar info@schrijversacademie.nl.

Ikke, ikke en de rest…. René Appel

‘Eindelijk, om een uur of drie, vier, stond ik op. Ik had geen zin om iets te schrijven. Ik had zelfs het gevoel dat het resultaat lelijk en pretentieus zou zijn als ik het probeerde. Ik was niet het soort mens dat ik pretendeerde te zijn. Ik dacht over mezelf zoals ik in het washok geestig probeerde te zijn tegen Nicks vrienden en werd misselijk. Ik hoorde niet thuis in zo’n rijkeluishuis. Ik werd alleen voor dat soort dingen uitgenodigd vanwege Bobbi, die overal thuishoorde en iets had wat mij naast haar onzichtbaar maakte.’

Ik, ik, ik, tien keer ‘ik’ op een totaal van 94 woorden. Bij een boek in de ik-vorm krijgt de lezer niet alleen een beperkte kijk op de werkelijkheid van de roman, maar in mijn ogen levert het ook stilistisch gezien passages op die niet fraai zijn, zoals in het bovenstaande fragment uit Gesprekken met vrienden van de jonge Ierse auteur Sally Rooney. Dat niet-fraaie is niet alleen het gevolg van het repeterende ‘ik’, dat het proza doodslaat, maar ook van de zinsconstructie. Daarin verschijnt het persoonlijk voornaamwoord namelijk meestal aan het begin van een zin. De tweede ik-zin zou al makkelijk omgezet kunnen worden in ‘Zin om te schrijven had ik niet’. Volgens mij heeft de vertaler echter de Engelse zinsvolgorde aangehouden. Ook verderop kan een ik-zin makkelijk veranderd worden. ‘Ik hoorde niet thuis in zo’n rijkeluishuis’ wordt dan ‘In zo’n rijkeluishuis hoorde ik niet thuis.’

Stel dat er een dwingende reden is om het verhaal vanuit een ‘ik-personage’ te vertellen. Dan zijn er nog altijd mogelijkheden om een te frequent ‘ik’ te vermijden door voor een andere formulering te kiezen. Laat ik de tweede zin weer als voorbeeld nemen. ‘Ik had geen zin om te schrijven’ is te herformuleren als ‘Het ontbrak me aan zin om te schrijven.’ En uit de volgende zin ‘Ik had zelfs het gevoel dat het resultaat lelijk en pretentieus zou zijn…’ is ‘ik’ ook te verwijderen: ‘Het resultaat zou volgens mij lelijk en pretentieus zijn…’

Het voordeel van een boek waarin van het perspectief van een ‘hij’ of ‘zij’ (of meerdere ‘hij’s’ en ‘zij’s’) wordt uitgegaan, is dat de lezer niet zo vast zit in het hoofd van die ene ‘ik’. De tekst wordt iets afstandelijker, wat mij een voordeel lijkt. Bovendien biedt het mogelijkheden voor stilistische variatie. Stel dat de hoofdpersoon in de bovenstaande passage Sally heet en dat het verhaal in de zij-vorm wordt verteld. Dan begint het bovenstaande fragment als volgt. ‘Eindelijk, om een uur of drie, vier, stond Sally op. Ze had geen zin om iets te schrijven. Volgens haar zou zelfs het resultaat lelijk en pretentieus zijn als ze het probeerde. Sally was niet het soort mens dat ze pretendeerde te zijn.’

Ik vind dat mooier, beter. Ja, inderdaad, ik.

Over René Appel

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). In oktober 2018 verscheen ‘Dansen in het donker’. Een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Een pasvorm voor het leven – door Kathy Mathys

In mijn werkkamer hangt een citaat van schrijfster Annie Dillard aan de muur:

‘How we spend our days
is, of course, how we
spend our lives.’

Het is een citaat dat me zodanig fascineert dat ik nu bezig ben aan een roman waarin het hoofdpersonage zich afvraagt of deze uitspraak klopt. Zijn het de kleine uren, de gewoonten en rituelen die ons leven vormgeven en bepalen? Of zijn het toch meer de grote gebeurtenissen, de ingrijpende beslissingen, de rampen die ons overkomen?

Wie zoals ik (en het hoofdpersonage van mijn roman in wording) geïnteresseerd is in mensenlevens – de vorm, de zwaartepunten – komt onvermijdelijk uit bij het autobiografische genre. Momenteel ben ik veel memoirs aan het lezen en boeken over het schrijven van autobiografie. Een van de beste is ‘Memoires schrijven’ van Mary Karr. In Amerika is zij een van de beroemdste docenten autobiografisch schrijven. Haar memoir ‘The Liar’s Club’ is een klassieker. Het is een ingrijpend, eindeloos intens boek over haar kinderjaren in Oost Texas.

In ‘Memoires schrijven’ zet Karr helder uiteen wat de uitdagingen zijn voor schrijvers die het eigen leven onder de loep willen nemen. Je kan maar beter twijfel toelaten in je verhaal, vindt ze. Niet te stellig doen, dus. Immers, hoe weet je nou zeker of die ene herinnering aan sleetje rijden op je tiende wel klopt?

Karr geeft tips over hoe je vanuit het nu kan terugblikken op je jongere zelf. Ze laat aan de hand van voorbeelden zien op welke manier je je leven gestalte kan geven in een tekst.

Door de quote in mijn werkkamer nam ik er Annie Dillards autobiografie ‘An American Childhood’ nog eens bij.  Erg leuk aan dit boek is de combinatie van het kleine leven (het huis, de tuin, de bezoekjes bij oma en opa) met het panoramische. Ze vertelt niet alleen over de vreemde jurken van oma maar ook over de veranderende tijdgeest in de Verenigde Staten van de jaren 1950.

Je kan op eindeloos veel manieren je verhaal vertellen. Je kan wachten tot de gebeurtenissen verteerd zijn of je kan juist op het moment zelf alles vastleggen (als in een dagboek). Je kan kiezen voor een vloeiend verhaal in langere hoofdstukken of een meer gefragmenteerde vertelling. Sommigen schrijven om het leven te begrijpen, anderen om duivels uit te drijven of om het leven een stapje voor te zijn, zoals Elke Geurts in ‘Ik nog wel van jou’:

‘Ik hoop altijd dat de dingen in het echt niet gebeuren, en het leven juist een stapje voor te zijn door het alvast op te schrijven.’

Geurts schrijft zozeer niet om het leven te analyseren, maar om haar huwelijk een nieuwe impuls te geven. Haar man wil ermee stoppen, zij niet: ‘… zo zal ik het vuurtje van man weer doen opvlammen met mijn woorden’.

En hoe is het bij jou? Met welke inzet schrijf jij je verhaal?

Over Kathy Mathys

Kathy Mathys is schrijfster en literair journalist voor De Standaard. In 2015 verscheen haar boek ‘Smaak. Een bitterzoete verkenning’. In februari 2018 verscheen haar eerste roman ‘Verdwaaltijd’.

www.kathymathys.nl

Die ene zin – door René Appel

Een veelbetekenend zinnetje…

In Everything I never told you van de Amerikaanse schrijfster Celeste Ng (die achternaam schijn je te moeten uitspreken als ‘ing’) vertelt Marilyn over haar relatie met James Lee. Marilyns moeder was daar absoluut niet blij mee, want ze ziet James als ‘minderwaardig’. Ze zegt dat weliswaar niet zo, maar ze hoopt dat haar dochter een andere man vindt om mee te trouwen, want James heeft een Chinese achtergrond en volgens haar (dus) weinig perspectieven. Op de huwelijksdag heeft Marilyn een zeer onaangename conversatie met haar moeder. Het hoofdstuk waarin dat gesprek wordt beschreven, eindigt met een zinnetje dat bijna als een mokerslag aankomt: ‘That was the last time Marilyn saw her mother.’ En dan gaat in een volgend hoofdstuk het verhaal verder. Zo’n enkel, simpel, veelbetekenend zinnetje zegt meteen veel over Marilyn en haar moeder.

Het zegt alles wat het zeggen moet

Nog een voorbeeld van zo’n eenvoudig zinnetje, dat niet alleen inhoudelijk een belangrijke functie heeft, maar dat tegelijkertijd het ritme van het verhaal bepaalt. Dat laatste is ook heel goed te demonstreren aan het verhaal ‘Stationschef Fallmerayer’ uit de bundel De buste van de keizer en andere verhalen van de schrijver Joseph Roth (nee, geen familie van Philip), die vooral bekend is van de prachtige roman Radetsky Mars.

In het betreffende  verhaal gaat het om de onwaarschijnlijke liefde tussen een stationschef en een gravin, wier man – waarschijnlijk – is gestorven aan het Oostelijk front van de Eerste Wereldoorlog. De gravin wil een kind van haar geliefde. In het voor hem typerende proza schrijft Roth dan onder meer het volgende. ‘Onbezonnen, lichtzinnig en geestdriftig als ze was, zag ze in haar geliefde, wiens mateloze liefde haar mooie, natuurlijke onbezonnenheid nog maar pas had gewekt, niettemin een toonbeeld van verstandige, beheerste superioriteit. En niets leek haar belangrijker dan een kind op de wereld te zetten waarin haar eigen voortreffelijke kwaliteiten verenigd zouden worden met de onovertrefbare kwaliteiten van haar geliefde man.’
Einde alinea. En dan, na die weelderige, beeldende zinnen begint de nieuwe alinea met dat ene kale zinnetje, dat zonder opsmuk alles zegt wat het moet zeggen: ‘Ze werd zwanger.’

Over René Appel

René Appel (1945) publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). Oktober 2018 verschijnt ‘Dansen in het donker’, een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

 

Schaamrood – René Appel

Ik boog me over het manuscript van mijn nieuwe boek Dansen in het donker, dat net was teruggekomen van de bureauredacteur, voorzien van haar aantekeningen. Toen ik het doorlas, kleurden mijn wangen. Van schaamte. Zelf heb ik in de loop van mijn schrijfloopbaan al aardig wat werk van anderen gecorrigeerd en geredigeerd, maar nu had ik zelf iets ingeleverd waar toch weer aardig wat kleine, stomme foutjes in zaten.

Ik zal wat voorbeelden geven. Zo schreef ik over een personage dat er ‘kleine spuugbelletjes in zijn mondhoeken’ zaten. Terecht had de bureauredacteur ‘kleine’ doorgestreept. Belletjes zijn immers al klein. Ik liet mijn personage Finn ‘hulpeloos uit zijn ogen kijken’. Dat ‘uit zijn ogen’ moest natuurlijk weg. Waaruit zou hij anders kunnen kijken?

In mijn tekst was ‘een afspraak gecanceld’. Waarom zo’n Engels leenwoord? Een afspraak kan toch ook worden geannuleerd. Veel beter. Ergens in het manuscript stond: ‘…het enige dat ze nog weet…’ Tsja, na ‘enige’ is – net als na ‘iets’- niet ‘dat’, maar ‘wat’ het correcte betrekkelijk voornaamwoord. In een laatste voorbeeld gaat het niet per se over ‘goed’ vs. ‘fout’. Een personage bedenkt op een gegeven moment: ‘Ze hebben hem kennelijk op staan wachten.’ Het gaat hier om het werkwoord ‘opwachten’. In min of meer formele taal, dus in een roman als het gaat om de beschrijving van een situatie, zou je dat werkwoord niet moeten splitsen en zou ‘Ze hebben hem kennelijk staan opwachten’ beter zijn geweest. Dat wist ik, maar toch schreef ik ‘op staan wachten’.

Ik geef toe, het waren kleine dingen, de meeste lezers zouden er niet over vallen, maar toch geneerde ik me. Die gêne werd minder toen ik enkele andere commentaren van de bureauredacteur zag. In dialogen verving ze bijv. ‘je kan’ door ‘je kunt’, terwijl dat laatste erg schrijftaalachtig is, daar waar ik juist in dialogen spreektaal wil gebruiken waar dat kan. Nog een voorbeeld. Mijn hoofdpersoon Inge moest een maaltijd zonder vlees bereiden, en dus sprak ze haar ‘vegetarische fantasie’ aan. De bureauredacteur had als commentaar: ‘Een fantasie kan niet vegetarisch zijn.’ Inderdaad, daar had ze gelijk in, maar we hebben het ook over een ‘hulpeloos gebaar’, terwijl een gebaar op zichzelf ook niet hulpeloos kan zijn.

Eindstand schrijver – bureauredacteur 1-1? Een andere conclusie: je ziet de fouten van een ander beter dan die van jezelf.

Over de auteur

René Appel (1945) publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). Oktober 2018 verschijnt ‘Dansen in het donker’, een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

 

De laatste zin (van een alinea) – door René Appel

Afgezien van passages die bewust duister, mysterieus of ronduit onbegrijpelijk zijn, willen schrijvers het liefst begrepen worden. Ze willen iets overdragen op de lezer, en dat is terecht, want daarom schrijven ze. Maar soms willen ze dat te graag, zijn ze te bang dat lezers hun bedoelingen niet vatten en dan laten ze zich verleiden tot een nadere verklaring of een uitleg, en dat is vaak te veel. Zo’n concluderende zin staat vaak aan het eind van een alinea waarin het een en ander is beschreven.  ‘Ja, hè, hè,’ zal menig lezer zeggen, ‘dat had ik al lang begrepen.’ De lezer voelt zich miskend of te laag ingeschat.

Goed Volk

Ik zal een voorbeeld geven uit de recente korte autobiografische roman Goed volk van Teun van de Keuken (tv-maker, columnist en schrijver). Hoofdpersoon in dit zeer leesbare boek is het jongetje Teun, dat opgroeit eind jaren zeventig, begin jaren tachtig. Zijn vader is een bekende filmer en fotograaf en zijn moeder werkt ook in de filmwereld. De ouders zijn ‘progressief’, links, tegenwoordig zouden we hen politiek-correct noemen. Omdat zijn ouders niet elitair willen zijn (ze willen opkomen voor de verschoppelingen op deze wereld) gaat Teun naar een ‘gewone’ basisschool, dat wil zeggen een school met kinderen uit lager sociaal milieu in de buurt van de Amsterdamse Jordaan, een ‘volksschool’.

En dan komt die laatste zin

Teun schaamt zich voor zijn ouders; ze zijn te artistiekerig en hebben meningen (die ze graag verkondigen) die de ouders van zijn medeleerlingen bepaald niet delen. Hij wil ook liever geen klasgenoten mee naar zijn huis nemen. Maar nadat hij dat een aantal keren heeft geweigerd, wil hij toch een keer met die klasgenoten zijn verjaardag bij hem thuis vieren. En zowaar, het gaat goed. Zijn vader zegt geen gekke dingen, zijn moeder heeft geen te korte rok aangetrokken, de versnaperingen zijn zelfs oké (terwijl zijn ouders normaal het liefst macrobiotisch voedsel serveren) en ze doen leuke spelletjes. Maar dan gebeurt het. De vader brengt de kinderen in zijn grote Volvo naar huis. Hij vertelt zelfs een grap waar iedereen om moet lachen en dan gaan de andere jongens moppen vertellen, racistische moppen. De vader zet de auto aan de kant en gaat woedend tegen de jongens tekeer.

En dan komt die laatste zin: ‘De verjaardag was vergald.’ Hier zou ik nog het een en ander over kunnen zeggen, maar mijn laatste zin laat ik weg. De lezer heeft het al begrepen.

Over de auteur:

René Appel publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). Oktober 2018 verschijnt ‘Dansen in het donker’, een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.

René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.

Verboden woorden – Door René Appel

Er zijn woorden die je volgens mij als schrijver in een boek voor volwassen lezers nooit moet gebruiken. Hieronder volgen enkele zinnen waarin de betreffende woorden voorkomen. Voor het gemak zijn ze gecursiveerd:

  • Met grote stappen beende hij de kamer uit. (Je gebruikt toch ook niet ‘handen’ voor het werkwoord ‘pakken’?)
  • Ze plofte neer op de bank. (Hoezo ploffen? Misschien mag het in een boek voor meisjes van 12-15 jaar, maar elders niet.)
  • Langer dan een uur zaten ze gezellig te kletsen. (Waarschijnlijk op die bank waarop ze eerst waren neergeploft; de combinatie ‘gezellig’ en ‘kletsen’ bezorgt mij überhaupt koude rillingen.)
  • Hij smeet zijn kleren op de grond. (Hoezo smijten als je ook kunt gooien?).

Waarom zijn deze woorden verboden, waarom mogen ze niet? Daar is uiteraard geen objectieve reden voor. Ik vind ze simpelweg lelijk, niet-passend in literatuur en daarom storen ze mij als lezer. Ik weet het, als je bijvoorbeeld al twee keer achter elkaar het woord ‘lopen’ hebt gebruikt, is het verleidelijk om als er weer een personage zich op zijn voeten in een bepaalde richting voortbeweegt, ‘lopen’ te vermijden en te kiezen voor ‘benen’. Maar lelijk blijft het.

Wat ik ook lelijk vind (minstens zo subjectief) is het gebruik van zeer versleten uitdrukkingen. Als taalpolitie-agent verbied ik dus zinnen als:

  • Hij probeerde zijn beste beentje voor te zetten.
  • Ze was echt een huisje-boompje-beestje-vrouw.
  • Gelukkig kende gezelligheid geen tijd en we bestelden nog zo’n goudgele jongen met een witte kraag.

Proost!

Over René Appel

foto: Merlijn Doomernik

René Appel (1945) is auteur van misdaadromans en geldt als de godfather van de Nederlandstalige psychologische thriller. Vorig najaar vierde hij zijn 25 jarig jubileum als auteur en in die tijd heeft hij even zoveel boeken geschreven.

Onlangs verscheen van zijn hand De advocaat. René Appel is lid van de Raad van Advies van de Schrijversacademie.

‘In mijn boeken moet het allemaal helemaal misgaan, het gaat van kwaad tot erger. Of zeg maar gerust: ergst, want er moet altijd minimaal één personage het loodje leggen.’

Je verhaal is af. Hoe nu verder? – Kathy Mathys

‘Je zal wel opgelucht zijn.’ Dat zijn de woorden die ik het vaakst te horen krijgt, wanneer ik vertel dat mijn tweede boek af is. Over minder dan drie weken zal ik het eerste exemplaar thuis ontvangen en begin februari ligt Verdwaaltijd in de winkel. Opluchting? Niet echt. Onwennigheid, nervositeit, dat wel. Het zijn nooit schrijvers die spreken van opluchting. Die stellen me andere vragen: of het nog gaat met de zenuwen. Of ik al met iets nieuws ben begonnen.

Ik mail naar een collega die in dezelfde fase zit als ik. Haar nieuwe roman verschijnt ook over enkele weken. Ik vraag haar hoe ze omgaat met de stress en de onzekerheid omtrent de ontvangst. Ze antwoordt dat ze een stresspiek verwacht over enkele weken, dat ze weet dat enkel een nieuw project diezelfde stress op afstand kan houden. Toch lukt het haar niet om een naadloze overgang te maken tussen twee boeken. Nochtans heeft ze meer dan voldoende vertelstof.

Ook ik heb ideeën zat. Ik ben zelfs al aan een nieuwe roman begonnen, ergens in de maand november. Ik was het gepriegel op de vierkante centimeter – onvermijdelijk aan het eind van het schrijfproces – beu en wilde een groter gebaar maken. J.M. Coetzee schreef eens in een stuk voor de Guardian dat je beter pas aan een nieuw project begint wanneer iets volledig af is. Daar valt uiteraard iets voor te zeggen. Zo vermijd je dat je aan het eind met vijf halve verhalen zit. Toch dreigt er een ander gevaar: dat van het zwarte gat na afronding.

Voor de Vlaamse krant De Standaard interview ik al jaren Angelsaksische auteurs. Ik vraag hen dikwijls naar hun schrijfproces. Lydia Davis, schrijfster van korte verhalen, vertelde me over haar map met aanzetten, flarden, zinnen. Zij zal nooit zonder verhaalstof vallen. Lauren Groff, schrijfster van de roman Furie en fortuin werkt het liefst aan twee boeken tegelijk. Als het ene boek haar te zwaar valt (technisch of emotioneel), dan loopt ze naar de andere kant van haar studio, waar de tijdlijn van haar tweede boek in wording aan de muur hangt.

De meeste auteurs slagen er niet in om simultaan aan twee romans te werken. Een roman combineren met een non-fictieboek of met enkele korte verhalen, dat lukt velen wel. Ik heb nog maar een keer een schrijver ontmoet die niet één idee had voor een volgend boek. Dat was Hanya Yanagihara, schrijfster van Een klein leven. Ze vond dit helemaal niet erg. Meer nog, het leek alsof ze opgelucht was: het schrijfproces van Een klein leven was slopend geweest. De anderen die ik sprak hadden een of meerdere ideeën op de plank liggen. Gelukkig maar.

Ik denk dat het slim is om tijdens het schrijfproces van het ene verhaal alvast flarden en invallen te noteren voor een volgend. Het best bewaar je die voor het moment waarop je boek/verhaal bijna in de eindfase zit.

En vind je niet meteen een nieuw idee? Zoek dan naar inspiratie in Room to Write van Bonni Goldberg of The Pocket Muse van Monica Wood. Of ga opruimen. Ben ik ook aan het doen. Altijd een goed idee aan het eind van een lange reis. Je huis zal er netter uitzien en opruimen is vaak een eerste stap in de richting van de schrijftafel. Immers, ook schrijven is een vorm van ordenen, opruimen, rangschikken.

Over Verdwaaltijd! Kathy Mathys is schrijfster en literair journaliste.

 

Ultiem geluk : schrijfdocent Peter van Beek

Ik ben verslaafd aan autorijden in mijn klassieke Volvo P121, ook wel Amazon genoemd. De Volvo uit 1968 is inmiddels een dame van bijna vijftig jaar oud. Ze oogt echter nog altijd strak.  Dat vraagt technisch en cosmetisch onderhoud. Gelukkig helpt de reiAfbeeldingsresultaat voor Volvo P 121 donkerblauwskostenvergoeding van de Schrijversacademie om de auto in goede staat op de weg te houden. Ik rijd voor de Schrijversacademie immers het hele land door.

De Amazon staat regelmatig te pronken in de Kerkstraat in Den Haag, in een parkeergarage op Zeeburg in Amsterdam of op de parkeerplaats van het Dominikanerklooster in Zwolle. Ook Groningen, Rotterdam en Utrecht  bezoek ik regelmatig om les te geven. Soms heb ik een ochtendsessie in Utrecht en rijd ik daarna door naar Groningen. Dat zijn de mooiste dagen van mijn leven. Op zo’n dag toer ik een gelukzalige 500 km.

Alles bij elkaar tuf ik meer dan 10.000 km per jaar voor de Schrijversacademie. Ik doe dat graag, want ik vind niets aantrekkelijker dan in mijn Volvo rijden, behalve uiteraard het lesgeven aan de studenten van de Schrijversacademie. Dat is nog boeiender.  Ik ben een gezegend mens:  de Schrijversacademie zorgt ervoor dat mijn verslaving aan autorijden op peil blijft én vraagt mij overal in het land les te geven. Die combinatie is voor mij het ultieme geluk.

Over de Auteur

Schrijfdocent Peter van Beek (1958) heeft een ruime onderwijservaring in het voortgezet en hoger beroepsonderwijs. Daarnaast schreef hij vele interviews met auteurs en human-interest-artikelen voor de dag- en weekbladen. Voor de interviews maakte hij zelf de fotoportretten.

Peter van Beek heeft drie thrillers geschreven: Drift, Moordeiland en Zondvloed. In mei 2018 verschijnt zijn nieuwste boek: Slagzee.

Storytelling – Een fantastisch middel

‘Ik hoefde mijn kinderen niet te straffen. Ik had een fantastisch middel: het verhaal,’ zei Jan Terlouw onlangs in een interview in het NRC. Terlouw vertelde zijn kinderen verhalen om hen te leren nadenken over morele kwesties en om hen te laten zien hoe belangrijk het is om de drijfveren van iemand te kennen.

Ook bij de opleiding Storytelling gebruiken we verhalen om mensen iets duidelijk te maken, maar dan op een zakelijk vlak, bijvoorbeeld om jezelf als ZZPer op de kaart te zetten, of om het belang van een verandering binnen je bedrijf kracht bij te zetten of om je werknemers met hun neuzen dezelfde kant op te laten wijzen. Eerlijkheid staat daarbij hoog in het vaandel. Voordat je daadwerkelijk gaat schrijven, zal je eerst inzicht moeten krijgen in je eigen drijfveren. Dat betekent met de billen bloot en dat is niet altijd makkelijk. Weerstand, uitstelgedrag, blokkades: het hoort er allemaal bij.

Als je de hobbel eenmaal genomen hebt, is ‘the sky the limit’.

Zo schreef een van mijn studenten in een motiveringsspeech voor haar medewerkers hoe zij zelf het enthousiasme in haar werk was kwijtgeraakt en hoe ze dat vervolgens had teruggevonden, een andere student schreef een thriller over het wateronderzoek dat haar bedrijf deed. En weer een ander combineerde haar eigen familiegeschiedenis met die van de buitenplaats waarvoor zij werkte en maakte daar een boekje van.

Terlouw heeft gelijk: verhalen zijn een fantastisch middel niet alleen om de drijfveren van anderen te leren kennen, maar ook die van jezelf. Want als je die kent, kan je een waarachtig verhaal creëren waarmee je mensen raakt en overtuigt.

Wil jij ook ontdekken hoe een je overtuigend verhaal dat blijft hangen kunt structureren voor elke behoefte van je bedrijf, en meteen beginnen met het toepassen van de theorie in de praktijk? klik hier De volgende startdatum van deze opleiding is in Utrecht: zaterdag 30 september 2017 met Manon Duintjer

Over de auteur:

Manon Duintjer (1969) was uitgever van de Rainbow Pockets, stelde als freelance redacteur verschillende verhalenbundels samen, waaronder Zij denkt dus zij bestaat en schreef voor het tijdschrift BOEK. In 2011 debuteerde zij met de roman De S-machine, en in 2016 bracht zij samen met Marlies Visser het filosofiespel Nomizo uit. Momenteel geeft zij les aan de Schrijversacademie en werkt zij aan haar tweede roman.

 

 

Hoe schrijf je een roman? – Stefan Popa

Het is de vraag der vragen: hoe schrijf ik een roman? Anders dan dat jij dat zult doen. Dat is een van de antwoorden. Door te gaan zitten en pagina na pagina te schrijven is een ander antwoord. Zo simpel is het, terwijl het tegelijkertijd duizendmaal complexer is.

Hoe schrijf ik een roman? Deze vraag stel ik mijzelf altijd wanneer ik aan een nieuwe verhaal begin. In de vraag huist een fantastisch avontuur. Ik ben kortgeleden begonnen met het geven van de specialisatiemodule romans en korte verhalen. Voor het eerst in Arnhem – groetjes aan mijn Rijnstedelingen! – en vorige week startte ik ook in Rotterdam. We zitten daar in de bibliotheek, een fijne wereld vol verhalen, met prullenbakken waar de ideeën op elkaar stinken: een sinaasappelschil en een wegwerpscheermes bovenop afdroogpapieren met verdachte kleurtjes. Inspiratie is overal, en als je het niet hebt, dan maak je het maar.

Samen ontdekken we hoe zo’n vonkje inspiratie kan uitgroeien tot een heus boek. En wat gebeurt er daarna vragen sommigen mij? Ik heb een paar dagen terug mijn overzichten van mijn oude uitgeverij ontvangen. Een roman verkopen is haast moeilijker dan een roman schrijven. Er zijn twee misvattingen over schrijven:

  1. Schrijven is romantisch;
  2. Schrijven maakt rijk.

Nee, schrijven is hard werken en het enige (en mooiste) wat je ermee verdient, is een wereld waarin alles kan en mag. Klap een laptop open of pak een notitieblok erbij en ervaar de ultieme vrijheid. Daar doen we het allemaal voor.

Hoe schrijf ik een roman?
Allemaal hebben we aan het einde van de specialisatie een ander antwoord op dezelfde vraag. Ik weet alleen dat ik er nog één wil schrijven, telkens weer.

Over de auteur:

Stefan Popa geeft sinds najaar 2016 les en heeft drie romans geschreven: Verdwenen grenzen, A27 en De verovering van Vlaanderen. Volg ‘m op twitter en zo.

Wil je ook les krijgen van Stefan? Neem contact op via 088 1630 088