Doodgelukkig – verhaal door Michael C. | Schrijfwedstrijd Toekomst

Top 3Top 3 schrijfwedstrijd Toekomst

Deze week plaatsen we de top 3 van de schrijfwedstrijd Toekomst op onze blog. Vandaag het verhaal dat de eerste plek behaald heeft: ‘Doodgelukkig‘ door Michael C.!


Doodgelukkig

Een maand voor mijn drieëntwintigste verjaardag om vier uur ‘s nachts maakte ik de definitieve keuze tussen leven en dood. Vanaf mijn twaalfde was ik er zeker van: ouder dan drieëntwintig zou ik niet worden. Met de jaren werden de gedachten zwaarder en het uitzicht troebeler. Ik was simpelweg niet gelukkig. Niet vanwege mijn studies, hobby’s of sociale contacten maar ergens in de kern.

In de zoektocht naar genoeg om voor te blijven leven maakte ik twee opleidingen af en verhuisde ik naar drie verschillende steden. Bij de psycholoog was ik na een jaar weer vertrokken, zij wist het ook niet. Helaas. Achttien en nog steeds in en in verdrietig. De plaatsen waar ik was geweest bij mooie diepe meren en hoge bruggen had ik onthouden. Voor het geval dat.

Tweeëntwintig. Mijn laatste verjaardag was gevierd en ik was de enige die het wist. Verdrietig en een schuldgevoel, maar ook verlicht bij de gedachte dat het niet lang meer zou moeten. Nog even volhouden.

Die nacht, om vier uur, bedacht ik me: als ik wil leven, oprecht wil leven, dan moet werkelijk alles anders. Hoewel ik niet koos voor de dood, vermoordde ik toch iemand. Dat was een treurige, maar noodzakelijke en een niet te voorkomen bijkomstigheid.

Ik moest een einde maken aan het bestaan dat ik tot dat moment had, zei ik tegen mezelf. Ik verander mijn naam en ik verander… het was even slikken. Is dit het? Is dit de keuze die mijn jarenlange pijn ‘zomaar’ verhelpt? Ik beloofde mezelf dat dit het laatste was dat ik hoefde te proberen voordat ik de makkelijke weg mocht kiezen. Het werd helder. Ik verander mijn naam en ik verander mijn geslachtsaanduiding. Niet langer dochter, nichtje en vriendin maar zoon, neefje en vriend.

‘Papa, mama, ik ben niet.. ik was nooit.. ik wil niet..’. Het is niet anders. In gedachten hoop je dat ze liever een gelukkige zoon willen dan een dode dochter – maar zo verwoord je het niet. Bang om ze iets te ontnemen en oude zielen te breken schuif je het onderwerp als porselein naar ze toe.

Die avond werd het helderder. De zware mist trok weg, ik tastte niet langer in het volledige duister) Een compleet antwoord was er nog niet maar er ontstond een weg die ik schuifelend bewandelde.

Ik ben nu al twee jaar geen drieëntwintig meer en mijn afscheidsbrieven zijn verbrand. Mijn baard heeft zich om mijn strakke kaaklijn gevormd in een tweede, en juiste, puberteit. Elke dag verandert er iets. De testosteron die ik toedien onderdrukt de oestrogeen die mijn lichaam (nog) zelf aanmaakt. Een afscheid en een welkom in één. Ik had geen ongelijk. De persoon die ik was op mijn twaalfde heeft mijn drieëntwintigste verjaardag inderdaad niet overleefd. Het leven zou niet werken als ik door was gegaan zoals het was: gezien worden als vrouw.

De toekomst is een bijzonder gegeven, zeker voor iemand die er in het verleden geen voor zich zag. Het geluk dat je vindt bij jezelf, degene die jij echt bent, weegt uiteindelijk zwaarder dan de angst om een moeilijke stap te zetten. Ik kan het niet anders zeggen. Ik ben simpelweg gelukkig. Niet vanwege mijn studie, hobby’s of sociale contacten maar ergens in de kern.

 

Michael C.

Dokter, geeft u mij toekomst? – verhaal door Ivor Muijlwijk | Schrijfwedstrijd Toekomst

Top 3Top 3 schrijfwedstrijd Toekomst

Deze week plaatsen we de top 3 van de schrijfwedstrijd Toekomst op onze blog. Vandaag het verhaal dat de tweede plek behaald heeft: ‘Dokter, geeft u mij toekomst?‘ door Ivor Muijlwijk!


Dokter, geeft u mij toekomst?

De man: ‘Dokter, kunt u mij helpen de pijn verzachten?’
Dokter: ‘Ik kan u helpen de pijn verzachten. Er is een nieuwe methode; het zwaarste middel wat ik u kan geven. Het geeft alles wat u nu mist.’
De man: ‘Een ochtend als vanochtend en alle dagen daarvoor zijn leeg. Eindeloos leeg. Alstublieft, ik grijp alles aan.’
Dokter: ‘Wat mist u meneer? In uw hart, wat zal de leegte daar vullen?’
De man: ‘Wat ik mis? Ik ken alleen het geluk van het internet.’
Dokter: ‘Wandel meneer, kijk om u heen; vertel me wat u wenst in uw toekomstige leven.’

De man loopt de praktijk uit over logisch gelegde tegels. Rood, geel en vooral bruine bladeren bezaaien de stoep. Oranje mannen blazen de bladeren bijeen. Om de hoek is het stil. Links staat een klein huisje; rechts staat dezelfde maar dan gespiegeld. Koolmeesjes vliegen spiralen om elkaar heen, pikkend aan een bol met vet. De huisjes hebben rode kozijnen met ramen die gek veel weerspiegelen. Hij loopt wel vaker door deze straat maar zag voorheen alleen zijn schoenen en veters. Zijn ogen springen weer verder. Verwonderd vraagt hij zich af hoe de boom op de hoek heet; bladeren gelijkend een handpalm met vingers; een helikoptertje cirkelt naar beneden. Dit is de mooiste boom die hij ooit zag, al waren de bomen die hij kende spaarzaam. Vanaf de overkant van de straat komt een vrouw aangelopen met bruin stijlhaar. De bruine stoffenjas die ze draagt vloekt met haar kapsel. Ze duwt een kinderwagen voort met vermoedelijk een kind erin. Hij merkt wat lang te kijken; ze kijkt terug; hun ogen vinden elkaar tot hij gegeneerd wegkijkt. Dit is vreemd, hij krijgt het warmer terwijl het weer niet is veranderd. Dan waait er een geel, bijna oranje, blaadje langs zijn wang. Hij weet het blaadje met een gekke beweging van zijn arm, niet te vangen. De man loopt met vooruit gerichte blik verder. Bij het winkelcentrum komt hij een bakker tegen en loopt niet veel later met een warm saucijzenbroodje door het park. Kinderen rennen daar iets te hard voor de korte benen die ze hebben. Een jongetje wordt achterna gezeten; hij zwaait per ongeluk tegen de man aan; de man kijkt naar beneden en lacht naar het bijna huilende mensje. Te midden van het park klinkt muziek. Zo op afstand klinkt het nergens naar; toch nadert de man het pleintje. Nee, van dichtbij zijn het ook ongecoördineerde geluiden. De muzikanten die het produceren hebben desondanks plezier. De man begint nu ook een beetje vrolijk te worden. Het saucijzenbroodje is op en hij kijkt naar een watertje. De wind blaast golfjes in verschillende richtingen. Ook hier een overvloed aan doelloos dobberende vogels. Hij zou gaan zwemmen, als het zomer was geweest, hij het zou durven en als hij wat zekerder zou zijn over zijn lichaam. Bij het inzetten van het duister besluit hij naar huis te lopen. Bijna fluitend loopt hij over de stoep; Een jongeman met capuchon kijkt hem raar aan. Glimlachend neemt de man dit contact in ontvangst.

Dokter: ‘Meneer komt u binnen. Ik heb zeer goed nieuws. U bent geschikt voor onze zwaarste remedie tegen de leegte. Houd u vast want u gaat een nieuw leven tegemoet. Letterlijk een nieuw leven. Hoe gaat uw wereld eruit zien? Heeft wandelen geholpen om te kiezen? Wat zou u wensen meneer?’
De man: ‘Dokter, bedankt uit het diepst van mijn hart; mijn wereld is geopend. Dit is wat ik wil; om me heen kijken; mezelf verwonderen; contact maken met af en toe een kleine prikkel. U heeft me geleerd open te staan voor de wereld. Laat die remedie maar zitten.’

 

Ivor Muijlwijk

Het einde van de weg – verhaal door J.K. | Schrijfwedstrijd Toekomst

Top 3Top 3 schrijfwedstrijd Toekomst

Deze week plaatsen we de top 3 van de schrijfwedstrijd Toekomst op onze blog. Vandaag het verhaal dat de derde plek behaald heeft: ‘Het einde van de weg’ door J. K.!


Het einde van de weg

Destiny’s huis stond aan een lange rechte weg. Ze zei regelmatig dat ze de weg wel eens zou willen afleggen om te zien waar het naartoe leidde, ‘maar nu nog niet’. Eerst moest ze haar school afmaken, een baan zoeken, carrière maken, een partner vinden, een gezin stichten. Af en toe tuurde ze dromerig naar de horizon. Ze keek altijd naar links, want de weg was eenrichtingverkeer. Nooit reed, fietste of liep er iemand terug. Het was ook geen drukke weg, wat haar deed vermoeden dat er meerdere parallelle wegen bestonden. Zeker wist ze dat niet, want ze had haar stad nog nooit verlaten.

Op een dag kreeg ze van haar man een telescoop cadeau. Ze keek er graag mee naar de maan en verder, maar toen ze daar genoeg van had liet ze de kijker zakken en tuurde ermee de weg af. Ze stelde scherp en keek nog eens goed. Ze zag niet het einde van de weg, maar een groot obstakel. Wat het precies was, kon ze niet zien. Het maakte haar enorm nieuwsgierig.
Na lang aarzelen hakte ze de knoop door en nam ze een sabbatical. Het moment was gekomen om de weg af te reizen naar zijn einddoel; als het tenminste lukte om langs het obstakel te komen.

De telescoop was te groot om mee te nemen, dus pakte ze een verrekijker in en ging op pad. Hoe verder ze kwam, hoe warmer het werd. Eerst trok ze haar muts een handschoenen uit, toen haar jas en vervolgens haar vest. Op het laatst kon ze niets anders meer doen dan haar mouwen opstropen; een T-shirt en korte broek had ze niet ingepakt.
Eens in de zoveel tijd pakte ze de verrekijker uit haar tas om te zien hoever ze haar doel genaderd was. Vanaf het moment dat ze het object ook door het minder sterke apparaat in het vizier kreeg, ging het hard. Ze zag het vreemde geval sneller groot worden dan ze voor mogelijk had gehouden. Binnen afzienbare tijd stond ze er met haar neus bovenop. Het was donker en dreigend, en te dichtbij om te zien wat het was. Op een gegeven moment viel haar oog op de kleine lettertjes links onderaan het gevaarte. Ze pakte haar leesbril uit zijn koker, zette hem op haar neus, knielde voor de tekst en las: De toekomst.

 

J.K.

Schrijven met humor, hoe doe je dat? – door Hetty Kleinloog

‘Je boek is enorm geestig, behalve als een personage grappig probeert te zijn.’ De meelezer van de eerste versie van mijn nieuwe roman Volle Kracht zette me met deze opmerking aan het denken. Ik hoor vaker dat ik humoristisch schrijf, maar ik heb eigenlijk geen flauw idee hoe ik dat doe. En als ik er lang over nadenk wat humor is, word ik draaierig.
Hoe werkt dat bij mij? Wanneer werkt een grap? Wanneer werkt een grap bij míj? Heb ik Amsterdamse humor, Hollandse humor, of meer iets universeels, en zo ja: waarom dan?

Wanneer is iets grappig?

Ik ga na wanneer ik deze week hardop gelachen heb.

Een oudere heer uit Yorkshire schudt Boris Johnson glimlachend een hand. Dan vraagt hij zeer beleefd: ‘Please, leave my town.’

De man uit Yorkshire had niet kunnen vermoeden dat dit fragment een miljoen keer gedeeld zou worden. Hij wist niet eens dat hij geestig was, hij was immers geen grappen aan het maken. De kracht van de ‘grap’ was het contrast tussen de beleefde vriendelijkheid van de Brit en zijn dodelijke woorden.

Engelse humor is ongelooflijk geestig omdat de personages, zoals Basil Fawlty uit Fawlty Towers of Hyacinth Bucket uit Keeping up appearances,  zichzelf bloedserieus nemen.  Mister Bean lacht zelf nooit, Eddie en Patsy (Absolutely Fabulous) evenmin. Zelfs Always look on the bride side of life zingt Brian ernstig, terwijl hij aan een kruis hangt.

In de tweede versie van mijn roman heb ik de grap van een van mijn personages (de 72-jarige Lies klimt op Schiphol in een drop off box) geschrapt.  Dat ze geheel in character voor de Canadese douanefoto haar kapsel in model brengt en haar lipstick bijwerkt, blijft uiteraard staan.
Het is waar: Lies is leuker als ze het zelf niet weet. En als ik het als schrijver ook niet weet.

Duitse humor

Van Duitsers wordt ten onrechte gezegd dat ze geen humor hebben. Dat hebben ze wel, alleen is er een strakke scheiding tussen luchtige en ernstige aangelegenheden. Lol en politiek gaan bijvoorbeeld volgens Duitsers absoluut niet samen, dus daarom zullen we bij een parlementsvergadering van onze Oosterburen nooit een bulderende Merckel zien.
Onze politici slaan elkaar regelmatig schaterend op de rug, dat is ondenkbaar bij de Duitsers.
Wat betreft de Fransen herinner ik me dat ik ooit eens enorm gelachen heb om een filmscène, waarin iemand tegen een glazen deur liep. Is dat nou grappig, hoor ik jullie vragen. Jawel, want de Fransen beschikken over een gouden instrument: timing.
Een grap kan nog zo flauw zijn, als hij goed getimed wordt, werkt hij.

Echte mensen

Hoe werkt het dan bij mij? Bij mij gaat humor vaak samen met een tikje treurigheid en mededogen, plus een snufje absurdisme. Mijn personages beschouw ik als echte mensen, die ik heb leren kennen door me in ze te verdiepen en in te leven. En echte mensen zijn nou eenmaal grappig, vaak onbedoeld, soms ook in hun treurige pogingen iets van het leven te maken.  De Don Quichot is in ieder van ons niet ver te zoeken.
‘Wie lacht niet die den Mensch beziet’, schreef de dichter Vaandrager al in de vorige eeuw.  (Vaandrager belandde overigens ernstige depressief in een psychiatrisch ziekenhuis en stierf als zwervende zonderling eenzaam op 56-jarige leeftijd, maar dit terzijde).

Humor heeft een spoor van verdriet

De Volle-Trilogie, waarvan het eerste deel Volle bloei in 2018 jaar is uitgegeven en Volle kracht eind 2019, kent een lach en een traan, soms zelfs tegelijkertijd. Wat mezelf betreft moet ik nog het meest denken aan een zin uit een lied van tekstschrijver Gerrit den Braber (1929 – 1979): ‘Humor heeft een spoor van verdriet, lachen om de pijn, want dan voel je hem niet.’

En als je het de vijf dames uit de trilogie zou vragen? Die zullen zich ongetwijfeld het allerbest kunnen vinden in het gedicht van Bert Schierbeek:

 

maar we zouden niet vergeten dat
we hebben gelachen, gelachen hebben
we veel en dat zal ik niet vergeten
want we hebben gelachen en veel hè?
en dat zullen we nooit vergeten om-
dat we zoveel gelachen hebben en dat
niet vergeten gvd wat hebben we gelachen
en niet en nooit vergeten dat we zo
hebben gelachen omdat we samen waren
en zoveel gelachen hebben dat we
het nooit zullen vergeten

 


Over Hetty Kleinloog

Hetty Kleinloog (Amsterdam, 24 juni 1958) is scenario – en toneelschrijver, tekstdichter, dramadocent en regisseur.

Hetty schreef vanaf 2000 televisiedrama. Daarnaast heeft ze in het verleden plot- en dialogen geschreven voor onder andere Jan Jans en de Kinderen, en voor (muziek) theatervoorstellingen. Ze heeft liedteksten en libretto’s geschreven voor onder andere Kinderen voor Kinderen, de Maria Magdalena Passie en Het Oog van Leonardo.

Hetty is bovendien de begeleidende docente tijdens de schrijfretraite van januari 2021.

Harige man in een opgevoerde invalidekar – Jowi Schmitz

Of ik misschien tóch die bestseller moet schrijven, over zelfinzicht en strips…

Harige man in een opgevoerde invalidekar.’ Mijn zoon Aran kijkt me aan met die blik die hij speciaal voor mij heeft ontwikkeld. Opgetrokken wenkbrauw, ogen ietwat argwanend. ‘Dat wordt vast weer zo’n raar verhaal mam. Kun je niet iets schrijven dat iederéén leuk vindt.’ Hij heeft mijn telefoon in zijn hand, het appje waarop ik aantekeningen maak stond nog open.

Hij heeft er nu al last van en hij is pas negen, dus hij gaat zich kapót schamen voor me, later. Daar word ik vrolijk van, van die gedachte. Dat ik als gekkie met té rood haar en veelkleurige outfit voor de deur van ons woonschip naar de eendjes loop te zwaaien, en dat hij, puber, zwart gekleed, te lang voor zijn lijf, zich in zijn slaapkamer heeft verstopt. Schrijvermoeders, awkward. En dan al helemaal eentje die niks mákkelijks schrijft, niks…stripachtigs, die zo nodig haar éigen verhalen moet verzinnen, in plaats van verhalen die iedereen al kent en dus leuk vindt. Ik heb hem beloofd dat ik het ga proberen, iets speciaal voor hem, maar het lukt nog niet zo goed.

‘Hee,’ zeg ik, ‘jij mag niet in mijn telefoon kijken. Daar staan al mijn geheime berichten in.’ Zijn ogen schieten meteen weer naar het schermpje. ‘Losse handjes,’ leest hij voor.

‘Precies.’ Ik ga voor hem staan. ‘Dat ben ik. De kinderslaander.’

‘Dat is geen woord mam.’

Voordat hij weer in mijn telefoon kan duiken gris ik het apparaat uit zijn handen en schrijf: Iets met gezichtsbedrog en de moeder is vernoemd naar een ster. Want dat zat al steeds in mijn hoofd, alleen had Aran mijn telefoon vast. Ik voel opluchting. Het is opgeschreven, nu kan ik het niet meer vergeten. Aran leest mee, maar geeft geen commentaar.

‘Dat wordt misschien wel een heel goed verhaal, op een dag.’ Want ik heb toch de behoefte me te verklaren.

Hij pakt een Donald Duck.

‘Dat zijn ook verhalen die door iemand worden bedacht,’ wijs ik naar zijn strip. Aran zucht, geeft me nog één keer De Blik. ‘Klopt,’ zegt hij. ‘Maar niet door jou.’

Wil je de gloednieuwe workshop van Jowi volgen, klik dan hier

Over de Auteur

Jowi Schmitz schrijft voor volwassenen en kinderen. Ze debuteerde in 2005 met Leopold, een roman over een man die kip wordt. Daarna verschenen er non-fictie boeken, nog een roman, diverse kinderboeken en allerlei andersoortige teksten. Ze schreef ook voor de kinderpagina van NRC Handelsblad, en ze heeft al jaren een weblog jowischmitz.nl

Haar tweede roman Kus van je zus werd genomineerd voor de BNG Literatuurprijs, het (blog)boek over haar te vroeg geboren zoon won de Inktslaafliteratuurprijs 2014.

In 2012 werd haar jeugddebuut Ik heet Olivia en daar kan ik ook niks aan doen bekroond met de Vlag en Wimpel, de Duitse vertaling kreeg het jaar erop de Duitse Luchs-prijs. In november 2016 verscheen Weg bij uitgeverij Hoogland en Van Klaveren. Weg gaat over een meisje dat wegloopt naar Barcelona om de vrijheid te veroveren. Weg werd door de Volkskrant verkozen tot één van de beste YA romans van 2016.

Weg (Hoogland van Klaveren) is tevens  door de vak jury bekroond met de Dioraphte Literatour Prijs 2017 in de categorie Oorspronkelijk Nederlandstalig.

Loden soldaatjes – met dit verhaal won Eelco Leemans de 2e prijs!

De uitslag van de Moederdag schrijfwedstrijd is bekend. Afgelopen maandag publiceerden we het verhaal Worden van Connie Mitchel, dat je hier kan teruglezen. Ze won hiermee de 3e prijs.

Vandaag kunnen jullie het verhaal Loden Soldaatjes van Eelco Leemans lezen, waarmee hij 2e werd. Een nostalgisch verhaal over een bijzonder handige moeder.

We willen iedereen die een verhaal heeft ingestuurd hartelijk bedanken voor hun deelname.

Tot de volgende schrijfwedstrijd!


Loden soldaatjes

Eelco Leemans

‘Morgen ruimen we de achterkamer leeg, wie helpt er mee?’
‘Wat gaat er gebeuren dan?’
‘We leggen de Topsy Turvey in de kamer om op te knappen’
Voor het schuren en schilderen van het houten zeilbootje haalde mijn moeder met onze hulp alle meubels uit de achterkamer. De boot werd naar binnen gedragen door de tuindeuren en vervolgens kaal gekrabd, geschuurd en geschilderd om een paar weken later weer als nieuw naar buiten te gaan. In de tussentijd leefden we in de voorkamer. Schoolvriendjes kenden ons huis als ‘het huis met de boot in de kamer’.

Learning by doing, dat had haar motto kunnen zijn. Mijn moeder met haar Friese wortels leerde ons al doende schilderen, slootjespringen, schaatsen, bomenklimmen, timmeren en zeilen. Met alle soorten gereedschappen en materialen kon ze overweg. Van oude deuren bouwden we onder haar leiding een schuurtje in de tuin, compleet met een venster erin. We mochten dan de spijkers in de planken slaan. Soms sloeg je de spijker krom, maar met de klauwhamer kreeg je die er wel weer uit en dan probeerde je het opnieuw met een andere spijker. Op het dak plakte ze zwart teerpapier, wat in de zomer bloedheet kon worden. Vanaf het schuurtje had je een mooi uitzicht.

Het fornuis toverde ze om in een gasbrander door het deksel van een gaspit te halen.
‘Je moet het gas eerst helemaal zacht draaien en dan voorzichtig een lucifer erbij houden. Pas als hij brandt kun je het gas hoger draaien’.
In de blauwe, twintig centimeter hoge steekvlam konden we dan verschillende soorten metalen verhitten om te bewerken. Een gloeiend plaatje koper klopte je zo met een bolle hamer tot een koperen schaaltje. Voor elke klus had ze gereedschap en anders improviseerde ze wel.  Ze wist bijvoorbeeld precies met wat voor zaag je het beste een stuk Eternit kon afzagen. Zo’n plaatje kon uitstekend tegen warmte en kwam dus goed van pas als we iets aan het verhitten waren. Pas later begrepen we dat Eternit een merknaam van asbest was en dat je het stof daarvan niet moest inademen.

Op een dag haalde ze een paar antieke gietijzeren mallen tevoorschijn, bedoeld om tinnen soldaatjes te gieten. Ze kwamen uit het huis van een overleden oudtante en bestonden ieder uit twee helften die precies op elkaar pasten. Eén stel mallen vertoonde een soldaat, een ander een ruiter. Het waren figuren uit een negentiende-eeuws leger die mij sterk deden denken aan de soldaten en generaals van Stratego.

Tin was niet makkelijk te krijgen, maar lood des te meer. Altijd waren er wel verbouwingen in de buurt, dus stukken loden afvoerpijp lagen vaak op de stoep. Met een ijzerzaag was het zachte lood goed in stukken te zagen. Ook glas-in-lood ruiten kon je vaak vinden bij verbouwingen. Mijn moeder – voor haar familie en volwassen vrienden Wif en voor mijn vriendjes dus Tante Wif – aasde juist op glas in lood, want de gekleurde stukjes glas konden we weer gebruiken om glasmozaïeken te maken. Om de grootste stukken glas kleiner te maken deed ze die in een dichtgevouwen krant, waarna we daar met een hamer op mochten slaan. De stukjes gekleurd glas plakten we dan met Velpon op een stuk vensterglas.

Voor het maken van de soldaatjes liet Wif ons zien hoe je met een nijptank het glas uit de stroken lood kon halen. Het glas bewaarden we in een doos, waarna we het lood in stukjes van een paar centimeter knipten. De brokjes lood deden we vervolgens in een steelpan met een tuitje, die apart werd gehouden voor de loden soldaatjes. Op een hoog vuur wachtten we tot het lood ging smelten.
‘Jullie moeten veel melk drinken, want lood is een beetje giftig. Als je melk drinkt heb je er geen last van.’
Dus dronken we grote bekers volle melk terwijl het lood smolt in het pannetje. Het was heel mooi om te zien hoe de doffe brokjes een prachtige glans kregen terwijl het lood vloeibaar werd.

Het gieten zelf deden we op de tegelvloer in de keuken. Wanneer het lood helemaal gesmolten was, moest het in de mal worden gegoten. De twee gietijzeren delen hadden beiden een houten handvat. Terwijl de één de mallen met handschoenen aan tegen elkaar drukte, goot de andere voorzichtig het lood in de vorm. Vooraf kregen we duidelijke instructies:
‘Altijd zorgen dat degene die de mallen vasthoudt, klaar is voordat je gaat gieten. En het is heel belangrijk om de vormen eerst voor te verwarmen op het gasfornuis, anders kan het mis gaan’.
Na het gieten moest je de mal even laten afkoelen om het lood te laten stollen. Vervolgens hield je de mallen met de soldaatjes erin onder de kraan, waarbij een hoop gesis klonk en stoom opsteeg. Daarna haalde je de mallen los van elkaar en kwam de soldaat tevoorschijn.

Hoe het kwam weet ik niet, maar opeens werd het populair om bij ons thuis soldaatjes te gieten. Niet om er daarna mee te spelen, het maken zelf was spectaculair genoeg. Soms stopten we een soldaat die een klein beetje mislukt was gewoon weer terug in de pan, om hem te zien opgaan in de kokende plas lood. De soldaatjes die wel gelukt waren, beschilderden we met verschillende kleuren verf. Daarbij gebruikten we geen camouflagekleuren maar, net als op de voorkant van de Stratego doos, rood voor de broeken en zwart of wit voor de jassen.

De kinderen in mijn klas stonden nog net niet in de rij om bij ons thuis soldaatjes te mogen gieten. Eén van mijn klasgenoten had een oom die bij de stickerfabriek werkte en daardoor had hij elke maand wel nieuwe stickers die iedereen wilde hebben. Om een sticker van hem te krijgen had je een serieus ruilobject nodig, zoals een zeldzame sleutelhanger of een aansteker of rotjes in de zomer. Toen hij hoorde van de soldaatjes wilde hij graag een keer komen spelen. Blijkbaar had ik het ultieme ruilobject: het gieten van loden soldaatjes. Zo kon ik mijn schooltas al gauw volplakken met stickers.

Bij de eerste keren dat we de soldaatjes goten, was mijn moeder er altijd bij om aanwijzingen te geven of om zelf de steelpan van het vuur te halen en in de mallen te gieten. Na een tijd had ze voldoende vertrouwen om het proces aan mij over te laten. Op een mooie middag kwam één van mijn vriendjes mee vanuit school en besloten we soldaatjes te gieten. Er was nog wat lood over van een glas-in-lood raam dus we knipten de stroken in stukken, zetten de pan op het vuur en gooiden de stukken lood daarin. Wif kwam nog wel even kijken om te zorgen dat we melk dronken, maar daarna liet ze ons verder aan de slag gaan.

We goten een ruiter en een soldaat, waarna we de mallen onder de kraan hielden en soldaat en ruiter op het aanrecht legden. Ze waren goed gelukt en we wilden er nog twee maken, maar eerst dronken we allebei nog een groot glas melk terwijl het pannetje op het vuur stond. Toen het lood gesmolten was, pakte ik de steel van de pan met de ovenwanten en goot het lood in de mal, die mijn vriendje stevig vasthield op de keukenvloer. Op dat moment klonk er gespetter uit de mal en plotseling spatte het lood alle kanten op. Mijn vriendje liet de mal los en rende door de openstaande keukendeur naar buiten terwijl hij zijn bril afdeed en over zijn gezicht wreef. Ik zette het pannetje neer en liep achter hem aan. Op zijn bril waren duidelijk gestolde spatjes lood te zien. Mijn moeder kwam op het geluid af en begreep direct wat er was gebeurd.
‘Jullie zijn vergeten om de mal droog te maken en voor te verwarmen, daardoor is het lood alle kanten opgespat!’
Ze spoelde koud water over zijn gezicht en uiteindelijk viel het mee: op een paar kleine lichte brandwondjes na kwamen we er goed vanaf. Maar soldaatjes hebben we niet meer gegoten.

Twee jaar geleden is mijn moeder overleden. De dag na haar overlijden maakten we samen een kist voor haar. In de woonkamer hebben de kleinkinderen die vervolgens beschilderd, waarna we Wif met een boot naar haar laatste rustplaats brachten.


De schrijfwedstrijd

Hierboven lees je het verhaal van Connie Mitchell, waarmee ze de 3e plek behaalde. Volgende keer kunnen jullie het verhaal van Eelco Leemans verwachten. Voor de nummer 1 moeten we wat langer wachten, want Anna Paulz wint een publicatie in de nieuwe verhalenbundel van Ambo Anthos, tussen gevestigde auteurs als Roos Schlikker, Susan Smit, Murat Isik, Meester Bart,  Jowi Schmitz, Carla de Jong en Tania Heimans!

De bundel ligt binnenkort in de winkels.

Het meisje met de zwavelstokjes – met dit verhaal won Janine Geerling de 1e prijs!

Eindelijk kunnen we het verhaal laten lezen van Janine Geerling. Ze won voor de tweede keer onze jaarlijkse schrijfwedstrijd die we in samenwerking met Schrijven Online organiseren en bewijst daarmee nog eens hoe talentvol ze is!

De jury was het unaniem eens over haar inzending:

Een meisje staart naar de kaars die ze op tafel heeft gezet voor het kerstdiner en, terwijl iedereen erop los kakelt en de Kerstklassiekers deel I op repeat op hoog volume ook nog door alles heen schallen, verbeeldt zij zich hoe de vlam ervandoor gaat en alles om zich heen verbrandt. Maar uiteindelijk dooft de kaars in een keer uit en oma vraagt of ze nog erwtjes wil.
Een kort verhaal dat letterlijk als een nachtkaars uitgaat en toch een grote indruk maakt: met weinig woorden wordt de nachtmerrie van het familiekerstdiner beschreven, met de aanstellerige tante, de zorgzame oude oma, de obsceniteiten spuiende oom, de opgedirkte tante, de knorrige vader, de moeder die het kind nog even tafelmanieren wil bijbrengen…

Het is een bijzonder sfeervol en beeldend geschreven verhaal over een klein meisje dat zich vereenzelvigt met het reinigende vuur, maar geconfronteerd wordt met de machteloosheid van die ene kaars, die net als zijzelf niet tegen de banaliteit van dat hele gezelschap op kan.


Het meisje met de zwavelstokjes

Vuur liegt niet. Het reageert, het kan niet anders.
Ze staart naar de vlam voor haar. Een lichaampje van licht dat flakkert en kronkelt, ontsnappen wil.
Geen wonder.
Gespetter, gelach, gesmak, geslurp, lippen die zich om glazen en lepels vouwen, schalen die worden doorgegeven, woorden die gemorst, angsten die weggespoeld, verlangens die worden fijngesneden. Waarheden die kleven.
   ‘Deck the halls with boughs of holly, fa la la la la, la la la la’
   En dat. Kerstklassiekers Volume 1. Op repeat.
  ‘‘Tis the season to be jolly, fa la la la la, la –‘
   De ingedroogde, met levervlekken bedekte handen van oma Dorith zetten een schaal stomende stoofpeertjes op tafel. De doperwten in de schaal ernaast lijken  op ontplofte groene puistjes.
   ‘See the blazing yule before us -‘
   De vlam kromt ver naar achteren in een poging iets fataals te ontduiken.
Ze had de kaars een uur geleden zelf nog op tafel gezet. ‘Doe ook eens wat,’ had haar vader gezegd. Traag had ze de bordeauxrode dinerkaarsen uit de verpakking gehaald, een voor een met lucifers aangestoken, ondersteboven gehouden, enkele druppels laten bloeden, en in de zilveren kandelaars geplaatst.
Haar moeder schuift iets op haar bord.
Kalkoen.
‘FOUT! EEN NAVEL!’ De tafel schudt onder de dreunende vuistslag en  onmiskenbare (kapotgerookte, hijgende, in gepiep eindigende) lach van oom Gerard. Zijn moppen gaan negen van de tien keer over borsten. Tieten. Meloenen. Prammen. Memmen. Toeters. Harries. Joekels. Ze is blij dat hij niet naast haar zit, met zijn kraterhuid, uienoksels en naar ontbinding ruikende adem.
De vlam buigt zich iets naar haar toe, alsof hij luistert, haar gedachten horen kan. Ze blaast zijn kant op, net hard genoeg om hem knetterend ineen te doen krimpen. Als hij niet had vastgezeten aan de lont zou hij er vandoor gaan. Dan zou hij met twee hete beentjes over de eettafel sprinten – schroeiplekken achterlatend in het witte tafelkleed – en rakelings langs het getoupeerde haar van tante Belinda springen – nee, wacht, niet rakelings erlangs, erín, IN het haar van tante Belinda, de hele platinablonde mikmak in de fik stekend, en daarna, met een gillende tante Belinda op de achtergrond, zou hij zwarte sporen schaatsen over het laminaat om vervolgens de kerstboom, de gordijnen, de boekenkast in te duiken. Hij zou zichzelf klonen totdat er niks over was van de hele godvergeten deck the halls en falala. Alles roet. Alles smeulend. Alles niks.
‘Luus, lieverd,’ de vlindermouw van haar moeders jurk aait over haar kruin en wappert kippenvel over haar armen, ‘ellebogen van tafel.’ Haar moeder giet cranberrysaus over de kalkoen, en loopt naar het volgende bord. Saus op kalkoen, kalkoen, kalkoen.
Iemand zet de muziek harder. ‘HEEDLESS OF THE WIND AND WEATHER, FA LA LA LA LA, LA LA LA LAAAAAAH.’
   Ze laat haar armen van tafel zakken, en zucht.
De kaars dooft.
Volledig. In één keer. Zonder tegenspartelen. Zonder enig geluid. Over. Uit. Het lontje gloeit niet eens, er kringelt alleen wat rook omhoog.
Oma Dorith schuift een schaal haar kant op. ‘Erwtjes erbij?’

schrijven wordt Schrijven – Lily Rijpkema

zolang ik me kan heugen schrijf ik. Natuurlijk aanvankelijk het verplichte schrijven op school. Maar al snel ontdekte ik hoe leuk het was om kleine verhaaltjes voor mijn zusjes te schrijven, werd ik blij van de kettingbrievenrage uit mijn jeugd en was ik trots als mijn opstel als enige werd voorgelezen in de klas. Sinterklaasgedichten schudde ik moeiteloos uit mijn mouw en in steenkolenengels correspondeerde ik met een verre ‘penvriendin’.

‘mama schrijft een brief’ was de gevleugelde uitdrukking in mijn gezin als een afspraak niet volgens plan was verlopen en het leidde vaak tot een bevredigende oplossing. In mijn bedrijf ging alle correspondentie via mij, ik eiste grammaticaal correcte brieven naar mijn klanten, zonder taal- of stijlfouten. Ik keek de scripties van mijn dochter na en bleef met trucs en tips hardnekkig volhouden om haar wegwijs te maken in de, voor haar geheime, wereld van de d, t of dt.

Opeens bleek een gedicht van mij in een bundel opgenomen te gaan worden en kreeg ik bericht dat een column van mijn hand in een blad zou verschijnen. Hierdoor aangemoedigd heb ik geklikt op een banner van de Schrijversacademie die in mijn beeldscherm verscheen. Ja, ik wilde wel wat meer informatie ontvangen. En na een prettig telefoongesprek met Caroline besloot ik om in het diepe te springen!

Een doos met boeken werd thuisbezorgd, opdrachten volgden al snel. Bijeenkomsten werden gepland, studiedagen aangekondigd. Deadlines, huiswerk, lezen, schrijven en nog meer schrappen. Opbeurend commentaar van je docent, een welkom compliment. Kritische feedback van medecursisten. Kladblokken met aantekeningen liggen verspreid door mijn huis en ik heb in de kantoorvakhandel gezocht naar pennen die lekker schrijven. De stapel nog te lezen boeken groeit gestaag.

Wat latent aanwezig bleek is tot leven gekomen. Mijn worstelingen worden herkend door mede cursisten. Wat ik eerder al deed krijgt plotseling een naam. ‘Kill your darlings’, zó heet dat dus als je met pijn in je hart een geweldige passage uit je tekst moet schrappen.

Over de auteur

Als wijkverpleegkundige zit ik de hele dag op de fiets, op weg van patiënt naar patiënt. Achter elke voordeur een verhaal, voorlopig heb ik daardoor voor jaren voldoende input om verhalen te schrijven. En als ik oud en stram ben wordt het misschien wel een boek!

Studeren aan de Schrijversacademie is voor mij hard werken, uitdagend maar voorál een feest van herkenning!

 

Inspiratie overal – Nicolyn Dijkstra

“Wat vind je van mijn preiplanten? Die heb ik als kleine griffeltjes in de grond gezet en moet je nou eens kijken!” Ik kijk mijn vader enthousiast aan en vergeet helemaal om zijn zelfgekweekte groente te bewonderen. ‘Als kleine griffeltjes’, wat een prachtige beeldspraak! Houten schoolbanken, Ot en Sien, leren schrijven op een lei. Ik ben even in een andere eeuw.

Vlak na een vakantie sta ik altijd het best in contact met mijn gevoel. Als ik midden in mijn werk zit dan draai ik maar door, als een hamster in een tredmolen. Maar in de loop van een vakantie zie ik altijd heel helder wat ik belangrijk vind. Dat is het moment dat ik vooruitkijk, nadenk over waar ik sta en hoe ik verder wil.

Ik werk al bijna twintig jaar in het communicatievak, in allerlei disciplines. De laatste tijd bekroop me steeds vaker het gevoel dat ik veel van mijn tijd besteed aan de dingen die ik nou eenmaal door de jarenlange ervaring goed kan. Maar dat zijn niet per sé de dingen waar ik de meeste energie van krijg. Daarom ben ik twee maanden geleden begonnen aan de Schrijversacademie. Schrijven doe ik al langer en vind ik geweldig om te doen. Maar ik miste een lijn, kaders. Ik wil er meer mee, maar waar begin je dan? Min of meer toevallig kwam ik deze opleiding tegen en ik wist het meteen: heerlijk, ik ga nieuwe dingen leren!

De kip met kuikentjes die zich zo lekker veilig voelt in de stal van de lievelingspony van mijn dochter inspireert tot een column over mijn eigen kinderen. De vakantie van mijn vrienden naar Nevada resulteert in een blog over hun deelname aan het Burning Man Festival. Met stof op vreemde plaatsen, een beker aan hun riem en een open mind dansten ze een week lang door Black Rock City, de tijdelijke woongemeenschap die jaarlijks ontstaat in de woestijn. Een bezoek aan de schoenmaker die zijn winkel gaat sluiten, leidt tot een artikel over duurzaamheid. “Mensen laten hun schoenen niet meer maken”, verzuchtte hij, “voor een paar tientjes kopen ze liever nieuwe.” Onze wereld gaat zo ten onder aan overconsumptie, met uitputting van grondstoffen en luchtvervuiling aan de ene en een afvalprobleem aan de andere kant. Mijn paardrij-instructrice die vertelt dat ze vroeger rijles had van ene meneer Helden, die met een grote megafoon vanuit de kantine instructies naar zijn leerlingen brulde. Als je het niet goed deed, dan balkte hij: “Je hebt toch geen blubber in je laarzen?” Doodsbang was ze voor hem.

Al deze thema’s bieden haakjes voor een mooi verhaal en dagelijks raak ik meerdere keren geïnspireerd. De kaders die ik zoek, ga ik zeker vinden in deze opleiding. En voor een gebrek aan inspiratie hoef ik niet bang te zijn, die is duidelijk overal. Wat rest is een vraag aan mezelf: Over groente is natuurlijk veel te zeggen, maar wat wil ik nou eigenlijk het liefst vertellen?

Over de auteur

Nicolyn Dijkstra woont met man Robin, zoon Ruben (12) en dochter Jules (10) in Den Haag. Ze is eigenaar van HAAG communicatie & talen van waaruit ze communicatieopdrachten uitvoert voor diverse bedrijven. Ze spreekt vloeiend Spaans, Duits en Engels en brengt het liefst zo veel mogelijk tijd in Spanje door. Ze kookt graag voor vrienden en houdt van paardrijden, skiën, boeken lezen én schrijven. Ze begon in 2017 aan een opleiding aan de Schrijversacademie.

 

Schrijven voor de krant een vloek en een zegen

Het is iedere keer weer idioot om te constateren. Ik heb een interessant nieuwsfeit te pakken of een idee voor de krant. Ik leg dat idee vol elan voor aan de redactie. De redactie zegt ,,Oké, doe maar!”. Ik maak een afspraak voor een interview en dan gebeurt het. Zodra die afspraak concreet is. Zodra ik ergens heen moet om de informatie bijeen te krijgen die ik nodig heb voor mijn artikel, slaat de angst me om het hart. Een gevoel van paniek dat me bijna verlamd overvalt me. “Ik kan het niet! Ik wil het niet! Ik doe het niet!” schreeuwt elke cel in mijn lijf. Maar dat kan niet, want de afspraak staat genoteerd in mijn agenda. De krant rekent op mijn verhaal. Ik moet!

Vrijwel altijd is het zo dat ik eenmaal ter plaatse leuke gesprekken voer en prachtige anekdotes te horen krijg. Vol inspiratie en energie ga ik dan naar huis om enthousiast aan mijn artikel te gaan werken. Mijzelf afvragend waar ik me nou toch zo druk om heb gemaakt.

Een enkele keer loopt het echter anders.

Mijn opdracht deze keer is de nieuwe directrice van een biologische-dynamische zorgboerderij interviewen. Het lijkt mij leuk om af te spreken op het landgoed waar zij recentelijk directeur van is geworden. Dan voeren we het interview al wandelend over het prachtige perceel. Dat klinkt heel romantisch en dat is het natuurlijk ook. Alleen de romantiek was snel verdwenen toen de kakelverse directrice zich met een stevige handdruk aan mij voorstelde.

Ze stonk verschrikkelijk. Een grauwe walm van zure tabak en verschraalde nicotinedampen dartelden om haar heen. Het voorkomen van de vrouw stond in schril contrast met haar frisse, ecologische functie. Ik zette mij over mijn walging heen en stak van wal met mijn eerste vraag. Maar het gesprek ging niet van harte. De vrouw leek alleen te kunnen denken en praten in abstracte termen. En los van het feit dat ik geen flauw idee had wat ze allemaal bedoelde, groeide ook de paniek in mij. Hoe speel ik het klaar om van deze onbegrijpelijke woordenbrij een aantrekkelijk verhaal te maken? Een zenuwslopend uur later fietste ik naar huis met een hoofd vol faciliterende beleidsprocessen, ecologische voorwaarden en integrale benadering.

Thuis zette ik eerst een ferme pot thee. Met de hond aan mijn voeten en een zacht achtergrondmuziekje kwam ik langzaam bij. Ik pakte mijn aantekenboekje en kroop met kloeke tegenzin achter mijn laptop. Gelukkig had de natuur me niet in de steek gelaten. In mijn lead beschreef ik de eerste nachtvorst en de rijp die langzaam glinsterend wegsmolt in de vroege zonnestralen.

Daar was mijn begin.

Vervolgens verhaalde ik over samenwerking tussen alle verschillende  betrokken partijen en het evenwicht tussen mens en natuur. Uiteindelijk ben ik vijf keer opnieuw begonnen, heb ik heel veel onbegrijpelijke woorden moeten googelen voor hun betekenis en heb ik 657 kopjes rustgevende thee gedronken. Ruim vijf uur na mijn thuiskomst stond er eindelijk een tekst op mijn computerscherm waar ik enigszins tevreden over was.

Vrij worstelen met woorden om ze te verleiden tot het vormen van een aantrekkelijk verhaal is tot daaraan toe. Worstelen met een gesprekspartner is pas echt een nachtmerrie. ,,Ik doe het nooit meer!” riep ik tijdens het schrijven tegen de hond. Maar dat meen ik natuurlijk niet. Het volgende interview gaat over gebreide borsten. Kijk, dat kan gewoon niet misgaan!

Over de auteur:

Onze auteur is begonnen in september als student aan de schrijversacademie omdat ze wilt proberen, leren en ontwikkelen. Vooral dat proberen komt goed uit de verf. Ze werkt als freelance verslaggeefster, tekstschrijver  en professioneel woordenworstelaar.

Ik schrijf al heel erg lang, maar ben er niet voor opgeleid. Sinds een jaar of drie schrijf ik voor de krant. Vooral die opstartfase was af en toe tenenkrommend. Daarnaast schrijf ik voor een bureau dat trainingen mentale veerkracht verzorgd voor (in eerste instantie) geüniformeerde diensten (brandweer, ambulance, politie etc) dat vergt veel inlevingsvermogen. Ik wilde verdiepen in het schrijven. Technieken leren en uitgedaagd worden. Daarom heb ik eerst schrijfcoaching gevolgd. Dat beviel uitstekend. Daarna werd ik door een vriendin geattendeerd op het bestaan van de Schrijversacademie. Zij startte een half jaar voor mij haar opleiding bij jullie en was/is erg enthousiast. Door haar ervaringen ben ik me gaan verdiepen en heb daarna besloten de sprong te wagen (Eng. Nieuwe mensen leren kennen. Helemaal naar de grote stad…) Vooral de eerste lesdag heeft me heel wat slapeloze nachten en buikpijn van de zenuwen bezorgd. maar ik ben blij dat ik heb doorgezet. Ik vind het heel leuk om uitgedaagd te worden. Om van mijn gebaande paden af te wijken en op ontdekkingstocht te gaan met allerlei personages en schrijfstijlen en technieken.  Schrijven gaat in mijn beleving vooral over inspiratie die je soms bewust opzoekt en die je soms overvalt als een krijsend kind in de supermarkt. Het is daarom zaak om nooit zonder opschrijfboekje het huis te verlaten. Maar ook over jezelf over drempels heen durven duwen. Dat gaat nogal eens gepaard met de nodige slapstick. En daar kan je dan weer leuk over schrijven!